Eli Heimans (1906) - Met kijker en bus/2
← I. Aal |
Met kijker en bus: schetsen uit het leven van planten en dieren (1906) door Eli Heimans
II. Sleutelbloemen en huidontsteking |
III. Hondenneus → |
Met kijker en bus is een boekje, waarin stukken van Heimans in De Groene Amsterdammer zijn gebundeld. Het werd gepubliceerd in 1906 te Amsterdam bij Van Holkema en Warendorf. Dit werk is in het publieke domein. |
II.
Sleutelbloemen en huidontsteking.
In alle bloemwinkels en in alle scholen en huizen, waar gaarne bloemen op de vensterbank of op tafel gezien worden, wordt de mooie lila sleutelbloem aangetroffen. Die is zoo langzamerhand de kamerplant ook voor den winter geworden, en ik moet zeggen: 't is een heel dankbare en gewillige bloem en wat veel meer is, een heel goedkoope plant. Toch is er een heel leelijk iets aan, dat ieder behoort te weten, die ze in huis haalt.
Ook zonder de ruwe schets hierbij zullen de meeste lezers wel weten welke sleutelbloem of Primula ik bedoel. Al sedert 1883 is de plant in den handel; een jaar of tien geleden zag en kocht ik ze voor 't eerst. Toen hoorde men ook al iets mompelen van jeuking en ontsteking, die door de bladeren van deze Primula obconica veroorzaakt zouden kunnen worden; en ik weet nog heel goed dat een bloemist, wien ik vertelde waarvoor ik de plant wilde gebruiken, mij aanried, de bloemtros niet in de hand te nemen, als ik ze ging teekenen. Ik heb het toch gedaan en niets gemerkt, en zooals 't meer gaat bij oppervlakkige studie, ik dacht dat het een praatje was over vermeende giftigheid, zooals er over zoovele andere planten en dieren de ronde doen.
Maar met deze Primula en ook met de andere roode of [ 16 ]witte Chineesche Primula, die in den laatsten tijd er door verdrongen wordt, is het werkelijk niet pluis.
Bloemtros van de Lichtpaarse Sleutelbloem (Primula obconica); —
Onderaan rechts, de kelk (obconica=omgek. kegelv.) van de paarse,
en rechts die van de Chin. Sleutelbloem (P. Sinensis); beide met
een sterk vergr. haartje, waarvan de top vocht afscheidt.
Al in '89 was het bekend, althans in Engeland, waar de [ 17 ]plant door den grooten bloemkweeker Veitch werd ingevoerd,
Hand aangetast door primula-gif. dat de bloemisten na de behandeling in de kassen, somtijds zweren of blaren aan armen of handen kregen. Daar dit evenwel betrekkelijk zeldzaam voorkwam en de huidziekte dikwijls eerst optrad verscheidene dagen soms weken, nadat geen Primula obconica of sinensis meer was aangevat, bleef men in 't onzekere. En doordien de meeste knechten die dagelijks Primula's verpotten of schoonhielden, nooit iets van een huidontsteking merkten, schreven velen de ziekte aan andere oorzaken toe.
In de laatste vijf jaar evenwel is de plant nauwkeurig onderzocht en de voorkomende ziektegevallen zijn zorgvuldig [ 18 ]nagegaan. Er is geen twijfel meer aan; deze Primula kan een zeer lastige huidontsteking veroorzaken. In allerlei botanische en medische tijdschriften wordt de zaak sedert 1889 behandeld; de eene waarneming vulde de andere aan, zoodat nu, met vol vertrouwen, het publiek ingelicht kan worden.
Een heel goed boekje over dit belangrijk onderwerp is een paar maanden geleden verschenen. Het is van de hand van prof. Nestler, die al iп 1900 mededeeling deed van proeven met het vergif van deze Primula's op zichzelf genomen. Hautreizende Primeln[1] heet het, het bevat uitvoerige mededeelingen, waarschuwingen en raadgevingen en bovendien een viertal platen naar foto's, waarvan er hier één voor ееп gedeelte is overgenomen.
Nestler heeft door overtuigende proefnemingen aangetoond, dat het vergif wordt afgescheiden door de topcellen van zeer kleine haartjes, die zich op de meeste deelen van de plant bevinden. Vooral de bloemstelen en de bladeren dragen ze; wie een goede loupe bezit kan ze aan den gemeenschappelijken bloemsteel, die de kleine stelen van den tros draagt, nog net even onderscheiden. Het zijn, wat men in de plantkunde klierharen noemt; hun topcel is meestal een rond knopje, net als bij de beruchte haren van brandnetels. Maar de uitwerking van het vocht, dat er uitvloeit, is een geheel andere.
Als het brandnetelhaar aangeraakt wordt, breekt de top af; men voelt het; de scherpe breukkanten dringen in de huid en meteen stort zich het gif in de wond. Heel kort daarop, hoogstens na een kwartier, komen onder gejeuk en [ 19 ]een branderig gevoel de pijnlijke blaasjes, de huid wordt rood en soms doet de heele arm pijn als er veel blaasjes optreden. Na een paar uur is alles voorbij en vergeten.
Niet zoo het primula-gif, dat werkt veel verraderlijker. Zelfs dorre en droge bladeren kunnen nog infecteeren. Als het vocht uit de haren indroogt, vormen zich microscopisch kleine kristalletjes, die, wanneer ze met een gevoelige en daartoe geschikte huid in aanraking komen, daaraan blijven hechten. Na een bepaald tijdsverloop, zoo heeft Nestler kunnen uitmaken, van zeven uur ongeveer kunnen zich de eerste verschijnselen van de ziekte vertoonen; maar het kan ook twee weken duren eег men iets merkt. Het meest voorkomende verloop is: eerst een roodkleuring en een onuitstaanbaar jeuken, dat belet te slapen of te werken; een paar dagen daarna, of al terstond, kleine blaasjes, die grooter worden en samenvloeien tot groote blaren; die breken door, en bloedserum, soms een bloederig slijm, treedt te voorschijn. Door krabben of op andere wijze door zelfinfectie, komen soms ver van de zieke plek andere blaasjes te verschijnen, zoodat vingers, oogen, ooren, alles aangetast kan worden. Na eenige dagen of weken, al naar de uitgebreidheid van het ontstoken gedeelte verdrogen de blaren, het jeuken houdt op, er vormen zich korsten, die afvallen, de nieuwe huid komt bloot en er is nauwlijks iets meer van de ziekte te bespeuren. Ten minste als men door het omgaan met Primula obconica niet opnieuw een infectie opdoet. Want volgens Nestler is iemand, die eens aan de ontsteking, welke hij primula-dermatitis noemt, heeft geleden, veel vatbaarder. Ja volgens zijn proefnemingen moet men minstens tweemaal geïnfecteerd zijn, voor de ziekte optreedt, maar dan is men voor goed vatbaar.
Ook moet iemand, die door zijn beroep van bloemkweeker [ 20 ]of -handelaar al jaren met deze Primula's omgegaan heeft, zonder tot nu besmet te zijn geworden, niet gelooven voor altijd immuun te zijn. In 't genoemde boekje wordt een ziektegeval beschreven van een kweeker, die 15 jaar lang Primula obconica en sinensis behandelde en eerst verleden jaar zeer ernstig werd aangetast. Nestler zelf bleek zeer vatbaar te zijn; zelfs zijn oogen werden aangetast door de aanraking van het voorwerpglas van zijn microscoop; hij werkte met glacé handschoenen aan, en toch kreeg hij lastige blaren aan de vingers, waardoor het nagellid eens tot dubbele dikte opzwol. Op zijn vrouw daarentegen heeft het gif in 't geheel geen vat.
Gelukkig is het geneesmiddel allereenvoudigst: met de verwijdering van de plant is alles uit. Ook het jeuken is tegen te gaan; zelfs kan de voortgang van de ontsteking, zoolang er nog geen of maar weinig blaren zijn gevormd, gestuit worden. Nestler onderzocht de oplosbaarheid van de kristalletjes, die het hem doen; en bevondt dat ze o.a. gemakkelijk oplosten in z.g.n. absoluten alcohol (96 pCt.) en in terpentijn-olie. Wordt de ingefecteerde plek ingewreven met zulk een oplossingsmiddel en daarna goed met zeep afgewasschen en afgeschuierd dan houdt het jeuken op en de ziekte geneest spoedig.
Ook breidt de ziekte zich niet uit over de omringende huid; wel door nieuwe infectie van daar af; maar woekeren doet zij bepaald niet.
Nestler zegt dan ook, dat hij 't niet noodig vindt, dat de Primula's uit den bloemhandel genomen worden. Maar de verkooper dient toch zijn klanten te vertellen, waarvoor deze zich te wachten hebben.
Wie "gevoelig" voor Primula-gif blijkt te zijn, doet ze dan [ 21 ]maar weer cadeau en wascht zijn handen in alcohol. In elk geval is 't goed dat wij weten, met wie wij te doen hebben. Laat nooit kinderen de bloemen begieten, doode bladen afplukken, of iets dergelijks. In den mond nemen is stellig zeer gevaarlijk; dat heeft iemand eens een zeer pijnlijke en hardnekkige keelaandoening bezorgd.
En in een spionnetje kijken is ook al niet onschuldig, als er Primula's op de vensterbank staan. Dat heeft een Hollandsche juffrouw ondervonden, wier neus en wangen er een veertien dagen zeer ontoonbaar hebben uitgezien en onmenschelijk hebben gejeukt.
Onze inlandsche Primula's produceeren іп 't geheel geen gif en die zijn heusch net zoo mooi op de vensterbank; maar 's winters kan je ze niet in bloei houden.
- ↑ Untersuchungen über Entstehung, Eigenschaften und Wirkungen des Primelhautgiftes. Berlin, Borntraeger 1904.