Gezelle/O wankelende oogenwonne
< Gezelle
← Sneeuw | Tijdkrans door Guido Gezelle | Vol naalden → |
Uitgegeven in Amsterdam door L. J. Veen. |
WINTERZONNE
o Wankelende oogenwonne
der bleeke[1] winterzonne,
die, rood als goud gemaald,
in 't hooge westen daalt!
[ 42 ]'t Is nijdig, nijpend weder,
en langzaam daalt zij neder,
aanschouwbaar nu en schoon.
uit haren hemelthroon.
der bleeke[1] winterzonne,
die, rood als goud gemaald,
in 't hooge westen daalt!
[ 42 ]'t Is nijdig, nijpend weder,
en langzaam daalt zij neder,
aanschouwbaar nu en schoon.
uit haren hemelthroon.
Noch branden 'n is 't noch steken,
maar vlugge vonken leken;
maar wabberen [2], lauw en zoet,
dat nu de zonne doet.
maar vlugge vonken leken;
maar wabberen [2], lauw en zoet,
dat nu de zonne doet.
't Is koud, de winden bijten;
't Is koud, de boomen splijten;
de booze winter giert [3]:
hij heeft de zonne ontvierd!
't Is koud, de boomen splijten;
de booze winter giert [3]:
hij heeft de zonne ontvierd!
't Is koud... Geen vorst gemeden
maar dapper doorgetreden,
met mannenmoed en kracht:
die heerd en vier veracht!
maar dapper doorgetreden,
met mannenmoed en kracht:
die heerd en vier veracht!
Aanschouwt hoe 't zonnewezen,
onzegbaar schoon voordezen,
nu immers schoonst van al,
allengskens zinken zal [4].
Aanschouwt, van einde te orden [5],
één zee heel 't westen worden,
en, zonder grens of grond,
één duizendverwig bont!
[ 43 ]De zonne vaart, beneden
die duizendverwigheden,
mildmondig lachend voort,
en wint den hemelboord.
onzegbaar schoon voordezen,
nu immers schoonst van al,
allengskens zinken zal [4].
Aanschouwt, van einde te orden [5],
één zee heel 't westen worden,
en, zonder grens of grond,
één duizendverwig bont!
[ 43 ]De zonne vaart, beneden
die duizendverwigheden,
mildmondig lachend voort,
en wint den hemelboord.
Ze plonst eensnijgens [6] nader,
en laat in 't wolkgeveder
heur zusterlicht, de maan,
twee scherpe tanden slaan.
en laat in 't wolkgeveder
heur zusterlicht, de maan,
twee scherpe tanden slaan.
't Is koud, de winden bijten:
't is koud, de sterren splijten
den helderen hemeltrans:
't is nacht en winter thans.
't is koud, de sterren splijten
den helderen hemeltrans:
't is nacht en winter thans.
KORTRIJK, 5 Jan.
1891.