Grondwet van Suriname/Hoofdstuk 9

[ 13 ]

HOOFDSTUK IX
BEGINSELEN VAN DE DEMOCRATISCHE STAATSORDENING

EERSTE AFDELING
POLITIEKE DEMOCRATIE

Artikel 52 [1]

1. De politieke macht berust bij het volk en wordt uitgeoefend in overeenstemming met de Grondwet.

2. De politieke democratie kenmerkt zich door participatie en representatie van het Surinaamse volk, welke tot uitdrukking komen door de deelname van het volk aan het vaststellen van een democratisch politiek stelsel, alsmede door deelname in wetgeving en bestuur, gericht op het handhaven en uitbouwen van dit stelsel.

De politieke democratie schept voorts de voorwaarden voor deelname van het volk aan algemene, vrije en geheime verkiezingen ter samenstelling van de volksvertegenwoordigende organen en van de Regering.

3. De verantwoordingsplicht ten opzichte van het volk en controle op het



[ 14 ]overheidshandelen door organen die daartoe zijn ingesteld en het terugroeprecht ten aanzien van gekozen volksvertegenwoordigers zijn waarborg voor een waarachtige democratie.

TWEEDE AFDELING
POLITIEKE ORGANISATIES

Artikel 53 [2]

1. De Staat erkent de bevoegdheid van de burgers om politieke organisaties op te richten, behoudens de beperkingen die uit het recht voortvloeien.

2. Politieke organisaties moeten de nationale souvereiniteit en de democratie respecteren.

3. Bij het uitoefenen van haar bevoegdheden moeten de politieke organisaties het navolgende in acht nemen:

a. de doelstellingen mogen niet strijdig en onverenigbaar zijn met de Grondwet en met de wetten;

b. de organisaties moeten voor elke Surinaamse burger, die voldoet aan de door de wet te stellen criteria, toegankelijk zijn, mits deze de beginselen van de partij onderschrijft;

c. de interne organisatie moet democratisch zijn, hetgeen onder meer tot uitdrukking dient te worden gebracht door:

- regelmatige bestuursverkiezingen;
- het vereiste dat voorgedragen kandidaten voor de volksvertegenwoordigingen binnen de partijstructuren moeten zijn verkozen;

d. de kiezers in staat te stellen kennis te kunnen nemen van het beginselprogramma en het verkiezingsprogramma van de politieke organisaties;

e. jaarlijkse publikaties van inkomstenbronnen en rekeningen in het Advertentieblad van de Republiek Suriname en tenminste een dagblad;

f. het functioneren moet beantwoorden aan de beginselen van behoorlijk bestuur, alsmede aan de gestelde wettelijke regels voor de waarborging van de openbaarheid en inzichtelijkheid;

g. het samenstellen van een programma, met als enig doel de behartiging van het nationaal belang.

DERDE AFDELING
BASISPRINCIPES VOOR HET FUNCTIONEREN VAN DE STAATSORGANEN

Artikel 54 [3]

1. De Staat is verplicht de kiesgerechtigden te registreren en voor deelname aan verkiezingen op te roepen.

De kiezersregistratie zal niet voor enig ander doel dienen.

Kiesgerechtigden zijn verplicht aan de kiezersregistratie medewerking te verlenen. [ 15 ]2. Voor de organisatie en het functioneren van staatsorganen worden de volgende basisprincipes in acht genomen:

a. beslissingen van hogere staatsorganen zijn bindend voor de lagere organen. Deze bepaling geldt niet ten aanzien van de Rechtsprekende Organen;

b. lagere staatsorganen zijn verantwoording verschuldigd aan de hogere en moeten rekenschap geven van hun werk;

c. de administratieve en uitvoerende organen zijn onderworpen aan de controle van de vertegenwoordigende lichamen;

d. de vrijheid van discussie, kritiek en erkenning van de minderheid door de meerderheid gelden in alle colleges en organen van de Staat;

e. politieke ambtsdragers zijn burgerrechtelijk en strafrechtelijk aansprakelijk voor hun handelen en nalaten;

f. politieke ambtsdragers hebben de plicht om hun taak uit te oefenen in het algemeen belang;

g. niemand wordt in een politiek ambt voor het leven benoemd of gekozen;

h. de centrale overheid draagt zorg voor een goede organisatie van regelmatige voorlichting over het staatsbeleid en het staatsbestuur, ten einde het volk optimaal in de bestuursstructuren te doen participeren.

De lagere overheid is gehouden om een communicatieproces naar het volk toe op te bouwen, in het belang van het publiekgericht maken van het bestuur en de deelname in het beleid.

  1. Gew. bij S.B. 1992 no.38.
  2. Gew, bij S.B. 1992 no.38.
  3. Gew, bij S.B. 1992 no.38.