[ 87 ]
 

HOOFDSTUK XI.

 

 

Toen wij thuis kwamen, was Dr. Leete nog uit en Mevrouw Leete was in haar kamer.—"Houdt u van muziek, Mijnheer West?" vroeg Edith. Ik verklaarde haar dat het mijn halve leven was.

—"Ik had u eigenlijk niet behoeven te vragen," zeide zij, "het is geen vraag bij ons tegenwoordig, maar ik heb gelezen dat in uw tijd, zelfs bij de beschaafde klasse, er waren die niet van muziek hielden."

—"U moet ook niet vergeten," hernam ik, "dat wij somtijds heel rare muziek hadden."

—"Ja, zeide zij, dat weet ik, en waarschijnlijk zou ik daar ook niet van gehouden hebben. Zoudt u de onze nu eens willen hooren?"

—"Niets zal mij aangenamer zijn dan naar u te luisteren."

—"Naar mij?" vroeg zij lachende, "dacht u dat ik voor u zou gaan spelen of zingen?"

—"Dat hoopte ik werkelijk," antwoordde ik.

Ziende dat ik eenigszins verlegen werd, bedwong zij haar vroolijkheid en gaf mij de verklaring.

—"Natuurlijk zingen wij allemaal tegenwoordig als stemoefening, en sommigen leeren muziek voor hun eigen plezier; maar de muziek van de artisten is zooveel beter [ 88 ]dan iets van ons zelf en zoo gemakkelijk te krijgen, dat wij ons eigen zingen of spelen geen muziek noemen. Al de werkelijk goede spelers en zangers zijn in den muzikalen dienst en de anderen houden zich stil. Maar zou u werkelijk iets willen hooren?"

Ik herhaalde mijn verzekering.

—"Kom dan in de muziek-kamer," zeide zij, en ik volgde haar naar een vertrek zonder behangsel met houten betimmering en een vloer van glimmend hout. Ik was voorbereid op nieuwe soorten van instrumenten, maar ik zag niets in de kamer dat er eenigszins op geleek. Mijne groote verbazing verschafte Edith veel genoegen.

—"Wees zoo goed de muziek van vandaag in te zien," zeide zij en gaf mij een kaart; "zeg mij wat gij liever hebt. Het is nu vijf uur zooals u weet."

Het biljet was gedateerd 12 September, 2000; en bevatte het langste programma dat ik ooit had gezien. Het was even afwisselend als uitgebreid, met een reeks van vokale en instrumentale solo's, duetten, kwartetten en verschillende stukken voor orkest. Ik stond verbluft door de ontzettende lijst, totdat de roze vingertop van het meisje een afdeeling aanwees waar de nummers waren aangeduid met het teeken "5 uur 's avonds"; toen bemerkte ik, dat dit uitgebreide programma er een was voor den geheelen dag, verdeeld in vier en twintig stukken naar de uren. Er waren eenige weinige nummers in het gedeelte voor 5 uur en ik koos een orgel-stuk.

—"Ik ben heel blij, dat u van orgel houdt," zeide zij.

"Ik geloof, dat er haast geen instrument is, dat vaker bij mijn stemming past."

Zij gaf mij een gemakkelijken stoel en aan den anderen kant van het vertrek, zooveel ik zien kon, bewoog zij [ 89 ]enkel een of twee schroeven, en onmiddellijk werd de kamer gevuld door het geluid van een groot orgel-concert, gevuld, niet overstroomd, want de afmetingen van het geluid waren op eenigerlei wijze beperkt naar de grootte van het vertrek. Bijna zonder ademhalen luisterde ik tot het einde. Zulke volmaakte muziek had ik nooit gedacht te zullen hooren.

—"Grootsch!" riep ik uit, toen de laatste heerlijke golf brak en zacht vervloeide. "Bach zelf moet dat orgel bespelen, maar waar staat het orgel?"

— "Pardon, wacht even," zeide Edith. "Ik verzoek u nog te luisteren naar deze wals voordat u iets vraagt. Ik vind het een heerlijke wals." En een klank van violen stroomde in de kamer met de bekoring van een zomernacht. Toen de wals gedaan was, zeide zij:—"er is niets geheimzinnigs met deze muziek, zooals u schijnt te denken. Zij wordt niet gemaakt door feeën of geesten, maar door eerlijke en verbazend knappe menschelijke handen. Wij hebben eenvoudig het denkbeeld van arbeidsparing door samenwerking ook in de muziek toegepast. Er zijn een menigte concertzalen in de stad, die met groote volmaaktheid voor alle soorten van muziek zijn ingericht. Deze zalen zijn door telefoons verbonden met al de huizen van de menschen die een klein abonnement willen betalen en haast niemand die dat niet wil. Het muziek-corps dat in elk gebouw speelt is zoo groot dat, ofschoon geen van de medewerkers heel lang bezig is, het programma voor een geheel etmaal voldoende is. Op de kaart voor vandaag, zijn er, als u goed ziet, vier verschillende lijsten, elk van verschillende soorten muziek, die gelijktijdig uitgevoerd worden, en elk van de vier stukken die nu gespeeld worden, kunt gij hooren, door een[ 90 ]voudig op den knop te drukken, die den telefoondraad verbindt met de concertzaal, waar het vandaan komt. De programma's zijn zoo opgemaakt, dat de stukken, die op eenig uur tegelijkertijd worden gespeeld in de verschillende zalen, een goede verscheidenheid opleveren, niet alleen van vokaal en instrumentaal, maar ook in soorten van instrumenten, en bovendien van vroolijke en ernstige fragmenten, zoodat ieders smaak en stemming kan worden gediend."

—"Het schijnt mij toe, juffrouw Leete," zeide ik, "dat, als wij een schikking konden bedacht hebben om iedereen muziek in huis te verschaffen, volmaakt in hare soort en zooveel men wilde, voor elke stemming des gemoeds en precies wanneer men begeerde, wij zouden gedacht hebben de grens van het menschelijk geluk te bereiken en niet langer naar andere verbeteringen hebben verlangd."

—"Ik weet wel, dat ik mij nooit kon verbeelden, hoe de menschen, die vroeger van muziek hielden," antwoordde Edith, "het konden uithouden met de ouderwetsche manier om muziek te maken. Muziek, die de moeite waard was, moet geheel buiten het bereik van de groote menigte gebleven zijn en alleen toegankelijk voor de uitverkoornen, en dan nog kort, met groote moeite en kosten, door iemand anders gekozen en verbonden met allerlei ongewenschte omstandigheden. Uwe concerten, bijvoorbeeld, en uwe operaas! Het moet geweest zijn om razend, te worden, ter wille van een of twee stukken, die u bevielen, te moeten luisteren urenlang naar dingen, die u niet konden schelen. Aan een diner kan iemand ten minste overslaan wat hem niet bevalt! Wie zou ooit eten als hij alles moest eten wat [ 91 ]op tafel kwam? En ik geloof toch, dat ons gehoor even gevoelig is als onze smaak. Ik denk, dat het deze bezwaren waren om goede muziek te krijgen, die u genoegen deden nemen met al dat spelen en zingen in huis, door menschen die er weinig van konden."

—"Ja," antwoordde ik, "die soort van muziek of in het geheel geen, dat was voor de meeste van ons de eenige keus."

—"Wel, wel," zuchtte Edith, "als men het goed bedenkt, is het niet vreemd dat de menschen van uw tijd zoo dikwijls niet van muziek hielden. Ik zou het ook niet hebben kunnen uitstaan."

—"Heb ik u goed verstaan," vroeg ik, "dat dit programma 24 uur duurt? Het schijnt zoo op het biljet, dat is zoo, maar wie luistert er naar, laat ons zeggen, van middernacht tot den morgen?"

—"O, veel menschen," antwoordde zij. "De verdeeling van nacht en dag is hier zoo strikt niet, maar indien het voor geen anderen was dan zou het nog zijn voor de zieken, de slapeloozen en de stervenden. Al onze slaapkamers zijn telefonisch verbonden aan het hoofdeneind van het bed, zoodat iemand die niet kan slapen, muziek kan krijgen wanneer hij verkiest en van de soort die overeenkomt met zijn humeur."

—"Is er zulk een verbinding in de kamer die ik gekregen heb?"

—"Wel zeker, en het is erg dom van mij u dat gisterenavond niet te vertellen. Vader zal het u wijzen voor u van avond naar bed gaat, en met den knop bij uw oor, ben ik er zeker van dat gij alle onaangename gevoelens zult tarten als zij u weer mochten lastig vallen."

Dien avond vroeg Dr. Leete ons naar ons bezoek aan [ 92 ]het magazijn, en in den loop van de vernietigende vergelijking van de instellingen van de negentiende eeuw bij die van de twintigste, kwam de quaestie van erfrecht ter sprake.—"Ik denk," zeide ik, "dat het erfrecht nu is afgeschaft."

—"Integendeel," zeide Dr. Leete, "daar is niets tegen gedaan. U zult in het algemeen ontdekken, Mijnheer West, als u ons zult leeren kennen, dat er veel minder inbreuk op de persoonlijke vrijheid bestaat bij ons dan bij u, in uw tijd. Wij hebben, wel is waar, bij de wet geregeld dat iedereen de natie zal dienen voor een bepaalde periode, in plaats van den menschen de keus te laten, zooals bij u, tusschen werken, stelen en sterven. Met uitzondering van deze grondwettige bepaling, die in werkelijkheid niet anders is dan een formule voor de natuurwet, waardoor de natuurwet voor iedereen gelijkelijk drukkend wordt gemaakt, berust ons stelsel nergens op wetgeving maar is geheel vrijwillig, het logische uitvloeisel van de werking der menschelijke natuur onder redelijke omstandigheden. De quaestie van het erfrecht is juist een goede illustratie daarvan. Het feit dat de natie de eenige kapitalist en land-eigenaar is, beperkt het bezit van het individu tot zijn jaarlijksch krediet en de persoonlijke of huishoudelijke voorwerpen die hij zich daarmede heeft aangeschaft. Zijn krediet houdt op als- hij sterft, zooals vroeger een lijfrente, na aftrek van een zekere vaste som voor begrafeniskosten. Zijn andere bezittingen laat hij na zooals hij verkiest."

—"Wat kon in den loop van den tijd beletten dat in handen van enkelen zulke kostbare goederen opgehoopt werden, dat de gelijkheid van de ingezetenen in gevaar kwam?" vroeg ik.

[ 93 ]—"Dat schikt zich vanzelf," was het antwoord. "In de tegenwoordige samenstelling van de maatschappij, wordt de aangroeiing van persoonlijk bezit eenvoudig een last, zoodra zij niet meer het ware comfort verhoogt. In uw tijd als iemand zijn huis vol had met gouden en zilveren voorwerpen, kostbaar porselein, dure meubelen, en zulke dingen meer, zou hij een rijk man zijn, want deze zaken hadden geldswaarde en konden ieder oogenblik in geld worden omgezet. Nu zou iemand die door honderd gelijktijdige erfenissen in dien toestand raakte, vrij ongelukig worden gevonden. Omdat de voorwerpen niet verkoopbaar waren, zouden zij geen waarde voor hem hebben dan voor gebruik of het genot van hun schoonheid. Aan den anderen kant, daar zijn inkomen niet toenam, zou hij zijn krediet moeten besteden om pakhuishuur te betalen en bovendien voor menschen die er op pasten. U kunt er zeker van zijn dat zoo iemand onmiddellijk onder zijn kennissen zijn bezittingen zou verdeelen die hem enkel armer maakten, en dat geen van zijn kennissen meer zou aannemen dan zij gemakkelijk konden plaatsen en bewaren. U ziet dus dat het verbieden van erfenissen van persoonlijk bezit, teneinde groote ophoopingen te voorkomen, een overbodige voorzorgsmaatregel zou zijn. Ieder persoonlijk ziet toe dat hij zich geen overlast op den hals haalt. Zoo voorzichtig is hij in dit opzicht, dat de familie gewoonlijk alle rechten op de nalatenschap laat varen en maar enkele voorwerpen voor zich behoudt. De natie draagt zorg voor de onbeheerde boedels en de dingen van waarde keeren naar de magazijnen terug."

"U spraakt van de diensten te betalen van personen die op uwe huizen passen," zeide ik; "dat brengt mij op een vraag die ik u al dikwijls had willen doen. Hoe is het [ 94 ]gesteld met de bedienden-quaestie? Wie zijn bereid om bedienden te wezen in een staat waar iedereen maatschappelijk gelijk is? Bij ons was het al moeilijk hen te krijgen, zelfs toen er weinig aanspraak op gelijkheid werd gemaakt."

—"Juist omdat wij allen maatschappelijk gelijk zijn, en deze gelijkheid door niets wordt in gevaar gebracht, en omdat het dienen eervol is in een samenleving met het beginsel dat allen bij beurten aan de anderen zullen ondergeschikt zijn, zouden wij zonder eenige moeite een stel huisbedienden hebben kunnen krijgen zoo voortreffelijk als gij ooit gedroomd hebt, indien wij ze noodig hadden. Maar, wij hebben ze niet noodig."

—"Wie doet dan het huis-werk?" vroeg ik aan Mevrouw Leete.

—"Er is geen huiswerk," hernam zij. "Het wasschen gebeurt in openbare inrichtingen tegen een uiterst laag tarief, en het koken in openbare keukens. Het maken en herstellen van al wat wij dragen geschiedt buitenshuis in openbare winkels. Natuurlijk hebben wij electriciteit in plaats van vuur en licht. Wij nemen geen grootere huizen dan wij noodig hebben, en ze worden zoo gemeubeld dat ze met zeer weinig moeite in orde te houden zijn. Wij hebben dus geen dienstboden noodig."

—"De omstandigheid," voegde Dr. Leete er bij, "de omstandigheid dat gij in de behoeftige klasse een onbeperkten voorraad slaven bezat dien gij allerlei verderfelijken en onaangenamen arbeid kondet opleggen, maakte u onverschillig voor middelen om zulken arbeid overbodig te maken. Maar thans, nu wij allen bij beurten datgene moeten verrichten wat voor de maatschappij gedaan wordt, heeft elk lid van de natie hetzelfde en een persoonlijk belang bij zulke middelen. Daaruit is voortgesproten een [ 95 ]verbazende ontwikkeling van werk-besparende inrichtingen, waarvan weer het eerste gevolg was een maximum van gemak en een minimum van moeite in het huishouden. In bijzondere omstandigheden, buitengewonen schoonmaak of vernieuwing of ziekte, kunnen wij altijd hulp krijgen van het arbeidsleger."

—"Maar hoe worden die helpers beloond als gij geen geld hebt?"

—"Wij betalen hen niet, maar de staat betaalt hen. Hunne diensten zijn verkrijgbaar aan een bepaald bureau en het bedrag wordt afgenomen van het krediet van den aanvrager."

—"Wat een paradijs voor de vrouwen moet de wereld nu zijn!" riep ik uit. "In mijn tijd waren rijkdom en een overgroot getal bedienden niet voldoende om hunne bezitsters van huishoudelijke zorgen te ontlasten, terwijl de vrouwen van de gewone welvarende en armere klassen hun geheele leven als martelaressen van het huishouden doorbrachten."

—"Ja," zeide Mevrouw Leete, "daar heb ik van gelezen, genoeg om mij te overtuigen dat, hoe slecht de mannen het hadden in uw tijd, zij toch beter af waren dan hunne moeders en vrouwen."

—"De breede rug van het volk," hervatte Dr. Leete, "draagt nu, zoo licht als een veer, den last waaronder de vrouwen van uw eeuw gebukt gingen. Hun ellende, evenals al uwe andere ellende, kwam voort uit die ongeschiktheid voor samenwerking die een gevolg was van het individualisme waarop het geheele stelsel van staat berustte, uit uwe onbekwaamheid om in te zien dat gij tienmaal meer voordeel zoudt plukken van het elkander-helpen dan van het elkander-bestrijden. Het [ 96 ]vreemde is, niet dat gij niet beter wist te leven, maar dat gij in 't geheel het leven er bij hieldt, terwijl men er voor uitkwam dat het uw doel was elkander tot uw knechten te maken en beslag te leggen op elkanders eigendom."

—"Pas op, vader, pas op," zei Edith Leete lachende.

"Als u zoo heftig wordt, zal Mijnheer West denken dat u hem een standje maakt."

—"Als gij een dokter noodig hebt," vroeg ik, "dan stuurt gij zeker naar een bepaald bureau en dan wordt u iemand gezonden?"

— "In dit geval zou de regel niet goed wezen," antwoordde Dr. Leete. "Wat een dokter doen kan, hangt grootendeels af van zijne bekendheid met de constitutioneele eigenaardigheid en den algemeenen toestand van den patiënt. Daarom moet men vrij zijn om een bepaalden geneesheer te laten roepen, evenals bij u. Het eenige verschil dat in plaats van zijn honorarium voor zich zelf in ontvangst te nemen, hij het ontvangt voor rekening van de natie, door van de krediet-kaart van den patiënt volgens een tarief het bedrag af te knippen."

—"Ik kan mij begrijpen," zeide ik, "dat als de belooning steeds gelijk is, en een dokter geen patiënten mag afwijzen, dat dan de knappe medici veel en de minder knappe in het geheel niets te doen zullen hebben."

— "In de eerste plaats," antwoordde mijn gastheer met een glimlach, "als ik het zelf als een gewezen medicus zeggen mag, hebben wij geen slechte medici. Niet iedereen die maar wat geneeskundige termen in het hoofd heeft, laat men, zooals vroeger, de vrijheid om de lichamen van de burgerij te behandelen. Alleen studenten die de zware examens van de school hebben afgelegd [ 97 ]en hunne geschiktheid duidelijk hebben bewezen, mogen practiseeren. Dan moet u ook niet vergeten dat er tegenwoordig geen sprake van is, dat een dokter zijn praktijk tracht te vestigen ten koste van andere doktoren. Daar zou geen reden voor zijn, aangezien ieder een even groot aandeel geniet in de algemeene productie als alle andere ingezetenen. Overigens moet hij van zijn werk geregelde verslagen uitbrengen aan het geneeskundig bureau, en als hij te weinig te doen heeft, wordt er bezigheid voor hem gezocht."