[ Pl02 ]

[ 6 ]
 

DE BLAAUWE ARA.

ARARA ARACAUNA.


De Blaauwe Ara, die met volle regt den naam van prachtvogel verdient, bewoont Zuid-Amerika, noordelijk tot Honduras, zuidelijk tot Chili, in welk land hij echter alleen langs de noordelijke grenzen voorkomt. Het meest algemeen treft men hem in Midden-Brazilië, in de digtste wouden, aan.

De Brazilianen noemen hem Collinda en Arazuna, welke laatste naam van zijn stemgeluid is afgeleid. Overal elders noemt men hem naar de hoofdkleur van zijn gevederte, namelijk naar het zoo prachtige hemelsblaauw, dat, met het heldere goudgeel der geheele onderdeelen, hem tot den fraaiste aller Papepaaijen maakt. Er bestaat dan ook in de geheele vogelwereld geen enkele soort, wier kleuren zoo schitterend tegen de haar omringende natuur uitkomen. Alle natuuronderzoekers, die dezen vogel in zijne woonplaats aantroffen, roemen om het zeerst de schoonheid van zijn gevederte; en allezins verklaarbaar is de betuiging van den prins von Wied, dat het gezigt van eenige vliegende Blaauwe Ara's hem dermate trof, dat het hem onmogelijk was, er een van neer te schieten.

Ten opzigte hunner levenswijze komen alle bekende Ara's hierin overeen, dat zij levendig en vol beweging zijn, vlug klimmen en zeer snel vliegen, steeds gezellig leven, en in boomholten nestelen. Zij zijn allen zeer aan hunne jongen en ook evenzeer aan elkaêr gehecht; als een staaltje hiervan, verhaalt men zelfs, dat eens een mannetje den jager, die zijn wijfje geschoten had en haar meevoerde, tot in de stad navloog en, toen de arme vogel bemerkte, dat alle pogingen, om zijne wederhelft terug te krijgen, vruchteloos bleven, zoo verslagen en moedeloos werd, dat de stedelingen hem met de hand vingen.

Er bestaat geen ander uiterlijk verschil tusschen beide seksen, dan dat bij het wijfje de vlek, welke de onderkaak begrenst, kleiner en groener is. De jongen [ 7 ]zijn, bij het verlaten van het nest, nagenoeg aan hunne ouders gelijk; alleen hebben zij dan nog het groen aan den bovenkop en het blaauw iets grijzer en de oogen donkerder. De zwarte wangveêren, welke bij de ouden de zoo scherpe strepen vormen, ontbreken bij de jongen nagenoeg geheel.

Zoo als we straks reeds aanstipten, broeit ook deze Ara in boomholten. Sommige schrijvers meenen echter te hebben ontdekt, dat hij ook in aardholten broeit; mogt dit inderdaad het geval wezen, dan zou hij de eenige van alle Ara-soorten zijn, die op den grond nestelt. Beide ouden lossen elkaêr in het broeijen af, en elk broeisel bevat steeds twee eijeren; deze zijn, even als bij alle Papegaaijen, vrij groot, glanzend wit en zuiver ovaal.

Men heeft opgemerkt, dat de jongen, als zij gevoederd willen worden, niet, zoo als de meeste andere vogels doen, een klagend of krijtend geluid maken, maar hunne begeerte te kennen geven door met den snavel te kloppen, even als men soms van de ouden, en ook van de meeste Uil-soorten verneemt. Nog geruimen tijd nadat zij voor het eerst uitgevlogen zijn, blijven zij onder het toezigt hunner ouders, en worden zelfs nog weken lang door dezen gevoederd en geleid.

Het voedsel dezer vogels bestaat uit allerlei vruchten, die in hun vaderland zeer overvloedig zijn, daar bijna elke boom in het tropisch woud voor den Papegaai een vruchtboom is. Noten, zaden, jonge bladscheuten en, zoo als sommigen beweren, ook groote insecten en hagedissen strekken hun eveneens tot spijs.

De Blaauwe Ara wordt door de Indianen gevangen en, even als de andere soorten, tot versiering hunner hutten, op latten en palen gehouden. Von Humboldt zag daar deze vogels, even als bij ons de Duiven, vrijelijk rondvliegen en naar hunne latten terugkeeren. De Roodhuiden bezigen hunne veêren bij het maken van kleedingstukken en krijgsgewaden, alsook bij het vervaardigen van pijlen; de veêren van den Rooden Ara worden door sommige krijgslieden uit den Tupinamben-stam gedragen als kenteeken van bestaande veeten met andere stammen, en Brehm meldt dienaangaande, dat, wanneer de laatstgenoemde Indianen in oorlog zijn, de zoogenaamde „doodslager”, als onderscheidingsteeken van zijn ambt, zich geheel met kleine veêren bedekt, door deze met hars op het bloote ligchaam vast te plakken.

De meeste der Ara's, welke wij over den geheelen aardbol in tammen staat aantreffen, zijn dan ook door de Roodhuiden gevangen; want de blanke jagers [ 8 ]zijn zelden behendig genoeg om ze levend te bemagtigen. De blanken in Brazilië maken van den hier afgebeelden Ara veel werk, en vervaardigen dikwijls hunne schrijfpennen van de uitgeruide veêren. In diergaarden vinden wij zelden zulk eene veêr, en het schijnt wel, dat ze daar door de beambten onmiddellijk worden bewaard, ofschoon ze bij ons geen ander nut hebben, dan het genot, dat het aanschouwen eener fraaije kleur geeft. Sedert de laatste jaren echter versieren ook onze dames en kinderen hunne hoofdtooisels met deze veêren; vandaar dat eene complete huid van den Blaauwen Ara door de Fransche plumassiers thans met 60 à 80 francs betaald wordt. Levend kost deze vogel te Londen en Bordeaux ongeveer 70 gulden; doch meestal trachten de kooplieden er nog meer voor te bedingen, vooral wanneer de vogel heeft leeren praten, hetgeen hij, jong geleerd, al zeer aardig doet. Inderdaad is zijn vermogen om woorden na te bootsen bijzonder ontwikkeld; evenwel dient men hem de woorden met veel geduld en volharding in te prenten, daar hij ze anders, bij zijn meestal wilden, zorgeloozen aard, al zeer spoedig weer vergeet. De Ara, die bij het teekenen van de hiernevensgaande afbeelding tot model diende, vermaakte mij bijzonder door de vrolijke conversatie, welke hij al dadelijk met mij aanknoopte. Ik wist niet dat hij praten kon, en ik was reeds een heele poos met het schetsen van zijn portret bezig, toen ik hem op eens, tot mijne groote verwondering en even groot genoegen ('t was immers alsof het fraaije dier mij een vleijend compliment over mijne teekening maakte!), hoorde zeggen: „that's very clever, very clever” (dat is heel knap, heel knap). Nu, de bezoekers in de diergaarde hadden hem dit compliment herhaaldelijk gemaakt, zoo dikwijls hij zich, gelijk de meeste Ara's doen, met zijn rek heen en weer zwaaide. Dit bemerkte ik spoedig; want naauwelijks had hij mij die woorden toegesproken, of hij begon zoo dapper te zwaaijen en te slingeren, dat het mij onmogelijk was, zijn portret te voltooijen, en daarbij riep hij op den duur: „I'll have a swing, full speed, full speed, go on Polly, very clever!” (Ik ga schommelen, haast je, haast je, vooruit Polly, heel knap). „Polly" beteekent in het Engelsch: „gekuifde Papegaai", van poll = kuif (zooals wij ook Kuifhoenders, naar het Engelsch, poolsche noemen); doch men past daar gewoonlijk dien naam op alle Papegaaijen toe, even als wij gewoon zijn alle apen „Kees" te noemen.

Deze vogels kunnen zeer oud worden; bij eene goede behandeling, worden zij bijzonder aan hunne meesters gehecht en zeer tam. Hun verstand is zeer ontwikkeld; zij letten op alles, en hebben een voortreffelijk geheugen. Dat zij ook [ 9 ]elkander goed verstaan en zelfs hunne gevoelens elkander kunnen mededeelen, blijkt uit de volgende bijzonderheid, die ik zelf waarnam. Eenigen tijd geleden had een vogelhandelaar te Londen drie Blaauwe Ara's bij elkaêr in eene kleine armoedige kooi; zij waren pas aangekomen, en vlogen, als woeste, wilde gevangenen, hunne vleugels tegen de traliën stuk, beten naar al wat nabij de kooi kwam, en hadden reeds den handelaar de vingers verwond, hetgeen voor hem eene reden te meer was om hen hoe eer hoe beter over te doen. Toevallig ontving hij dienzelfden dag eene aanvraag om vier zulke vogels; om nu dit getal vol te maken, plaatste hij een sedert lang gekooiden Blaauwen Ara bij de nieuwelingen. Na eenige oogenblikken van onderlinge inspectie, ging de tamme vogel tusschen zijne nieuwe makkers zitten, en scheen daar geheel op zijn gemak. Alvorens de kooi te verzenden, gaf men hun eene groote hoeveelheid voeder, dat zij allen zeer bedaard nuttigden; en toen den ouden Ara nog een stukje peer als afscheidsversnapering werd voorgehouden, kwamen de overige drie zachtkens naar de traliën, als ware 't om ook hun deel te vragen. Tot onze groote verwondering, namen zij dit zeer voorzigtig uit mijne hand. Hunne woestheid hadden zij op eens afgelegd. Blijkbaar hadden zij van hun ouderen makker vernomen, dat er volstrekt geen kwaad in lag, om ook een stukje uit de hand te pakken, en dat alle angst voor hun nieuwen meester ongegrond was.

Men voêre deze vogels even als andere groote Papegaaijen. Verscheidenheid van voedsel is voor hen zeer noodzakelijk. Voor zooverre bekend is, heeft men nog nimmer in gevangenschap geteelde jongen van den Ara verkregen. Misschien echter zou daartoe wel kans bestaan, indien het niet zoo moeijelijk was, een paar te bekomen, en ook de kosten tot het aanleggen van groote volières niet zoo hoog liepen.

Een Fransch schrijver, Bourget, maakt gewag van een paar ontsnapte Blaauwe Ara's, die te Caen (Frankrijk), in 1818, in een der boomen zouden genesteld hebben. Daar echter deze mededeeling nimmer is bevestigd geworden, mogen we onderstellen, dat de schrijver verkeerd was ingelicht.