Maximen toegevoegd in de editie van 1675 Maximen van La Rochefoucauld. Wikisource vertaling van Œuvres de La Rochefoucauld, nouvelle édition, vol. I, 1868 door François de La Rochefoucauld, vertaald door Wikisource collectief

Maximen toegevoegd in de editie van 1678

Maximen afkomstig uit het Manuscrit Gilbert
Uitgegeven in Parijs door Librairie Hachette 1868, vertaling wikisource 2023.

[ 186 ]Maximen toegevoegd in de editie van 1678

  • 413. Men valt niet lang in de smaak als men maar één soort geestigheid hanteert.

[ 187 ]

  • 414. Gekken en dwazen zien alle zaken enkel naargelang hun humeur.
  • 415. Ons verstand helpt ons soms om onbesuisd dwaasheden te begaan.
  • 416. Levendigheid die toeneemt met ouderdom grenst aan gekte. [ 188 ]
  • 417. Wie het eerst van zijn liefde genezen is, geneest het best.
  • 418. Jonge vrouwen die niet behaagziek willen lijken, en oude mannen die niet belachelijk willen zijn, moeten niet over liefde praten als iets waarin ze betrokken zouden kunnen zijn.
  • 419. We kunnen groot schijnen in een taak die beneden onze vermogens ligt, maar we lijken vaak klein in een taak die groter is dan wij. [ 189 ]
  • 420. We denken vaak vastberaden te zijn tegenover onze tegenslagen, terwijl we slechts beheerst worden door moedeloosheid, en we ze ondergaan zonder ze aan te pakken, zoals lafaards zich laten doden uit angst zich te verdedigen.
  • 421. Vertrouwen draagt meer bij aan een gesprek dan geestigheid.
  • 422. Alle hartstochten laten ons blunders begaan, maar de liefde de meest belachelijke. [ 190 ]
  • 423. Weinigen verstaan de kunst om oud te zijn.
  • 424. We gaan prat op gebreken die tegengesteld zijn aan de werkelijke: als we zwak zijn snijden we er over op vasthoudend te zijn.
  • 425. Scherpzinnigheid heeft een vermogen tot doorgronden dat onze ijdelheid meer streelt dan alle andere eigenschappen van het verstand.
  • 426. Zowel de charme van de nieuwigheid als van de lange gewenning, [ 191 ]hoe tegengesteld beide ook zijn, beletten ons op gelijke wijze de gebreken van onze vrienden op te merken.
  • 427. De meeste vrienden doen onze zin in vriendschap verdwijnen, de meeste vromen onze zin in vroomheid.
  • 428. We vergeven makkelijk aan onze vrienden de gebreken waar we geen last van hebben.
  • 429. Een vrouw die liefheeft vergeeft makkelijker een grote loslippigheid dan een kleine ontrouw.
  • 430. In de herfst van de liefde is het als in die van het leven, men beleeft nog de lasten, maar niet de lusten. [ 192 ]
  • 431. Niets belet ons zozeer natuurlijk te zijn als de wens zo over te komen.
  • 432. Men maakt zich in zekere zin een medewerker van goede daden door ze uitvoerig te prijzen.
  • 433. Het zuiverste kenmerk van geboren te zijn met grote kwaliteiten is geboren te zijn zonder afgunst.
  • 434. Als onze vrienden ons bedrogen hebben mogen hun uitingen van genegenheid ons onverschillig laten, maar we moeten medeleven blijven tonen bij hun tegenspoed. [ 193 ]
  • 435. Het toeval en het humeur beheersen de wereld.
  • 436. Het is makkelijker om de mensen in het algemeen te kennen dan één mens in het bijzonder.
  • 437. Men moet de verdienstelijkheid van iemand niet beoordelen naar zijn grote kwaliteiten, maar naar de manier waarop hij die weet te benutten.
  • 438. Er is een zekere vorm van sterke erkentelijkheid die ons [ 194 ]niet alleen ontslaat van onze verplichtingen voor ontvangen weldaden, maar zelfs maakt dat onze vrienden op hun beurt ons iets verschuldigd zijn.
  • 439. We zouden slechts weinig dingen vurig wensen als we werkelijk beseften wat we echt wensen.
  • 440. Wat maakt dat de meeste vrouwen weinig geraakt worden door vriendschap is dat die flauw overkomt als men de liefde heeft geproefd.
  • 441. In de vriendschap, net als in de liefde, is men vaak gelukkiger door wat men niet weet dan door wat men weet. [ 195 ]
  • 442. We proberen op te snijden over de gebreken die we niet willen afleren.
  • 443. De hevigste gevoelens gunnen ons soms rust, maar ijdelheid blijft ons altijd voortdrijven.
  • 444. Oude gekken zijn gekker dan jonge.
  • 445. Zwakheid is een grotere bedreiging voor goede eigenschappen dan de slechte eigenschappen
  • 446. Wat schaamte en jaloezie zo pijnlijk maakt is dat onze ijdelheid ons niet kan helpen ze te verdragen. [ 196 ]
  • 447. Wellevendheid is de geringste wet, en degene die men het meest gehoorzaamt.
  • 448. Een rechtgeaarde geest heeft minder moeite om zich aan te passen aan dwarsdrijvers dan om hen leiding te geven.
  • 449. Als het lot ons verrast door ons een belangrijke positie te verschaffen, zonder er ons stapsgewijs heen te hebben geleid, of zonder dat we er door ons eigen streven zijn beland, dan is het bijna onmogelijk zich er goed te handhaven, en de positie waardig te blijken. [ 197 ]
  • 450. Onze trots groeit vaak door wat we wegsnoeien van onze andere gebreken.
  • 451. Geen dwazen zijn onaangenamer dan geestige dwazen.
  • 452. Er is geen mens die zich in elk van zijn kwaliteiten minder acht dan de mens die hij het meest waardeert. [ 198 ]
  • 453. In grote zaken dient men zich minder toe te leggen op het scheppen van nieuwe kansen dan op het gebruikmaken van die welke zich voordoen.
  • 454. We sluiten bijna nooit een slechte koop als men ophoudt goeds over ons te zeggen mits men maar niets kwaads zegt.
  • 455. Hoezeer de wereld ook geneigd is verkeerd te oordelen, toch wordt opschepperij veel vaker geaccepteerd dan echte verdienste veroordeeld. [ 199 ]
  • 456. Een dwaas kan soms geestig zijn, maar nooit scherpzinnig.
  • 457. We zouden er meer bij winnen ons te laten zien zoals we zijn dan door de schijn te willen wekken van wat we niet zijn.
  • 458. Onze vijanden komen in hun oordeel over ons dichter bij de waarheid dan wijzelf.
  • 459. Er zijn veel remedies tegen de liefde, maar geen enkele is altijd afdoende. [ 200 ]
  • 460. Het valt mee dat we bij lange na niet weten waar onze gevoelens ons allemaal toe aanzetten.
  • 461. De ouderdom is een tiran die, met de dood als straf, alle genoegens van de jeugd verbiedt.
  • 462. Dezelfde trots die ons gebreken laat bekritiseren waarvan we ons vrij achten doet ons de goede eigenschappen minachten die we niet hebben.
  • 463. Er is vaak meer verwaandheid dan goedhartigheid bij het meeleven met de tegenspoed van onze vijanden: het is om hen te laten voelen dat we boven hen staan dat we blijken van medeleven tonen.
  • 464. Er zijn extremen in geluk en ongeluk die ons gevoelsvermogen te boven gaan. [ 201 ]
  • 465. Het is wel degelijk zo dat de onschuld veel minder bescherming vindt dan de misdaad.
  • 466. Van alle heftige hartstochten is degene die nog het beste bij vrouwen past de liefde.
  • 467. De ijdelheid laat ons vaker dingen met tegenzin doen dan ons verstand.
  • 468. Er zijn slechte eigenschappen die soms grote talenten vormen.
  • 469. Men wenst nooit vurig wat men slechts op grond van zijn verstand wenst. [ 202 ]
  • 470. Al onze eigenschappen zijn onzeker en twijfelachtig, zowel in het goede als in het slechte, en zij zijn bijna allemaal de speelbal van de omstandigheden.
  • 471. In de eerste liefde is een vrouw verliefd op de geliefde, in alle volgende op de liefde.
  • 472. De trots heeft zijn eigenaardigheden, zoals de andere gevoelens: men schaamt zich te bekennen dat men jaloers is, maar men gaat er prat op het geweest te zijn en het te kunnen zijn.
  • 473. Hoe zeldzaam echte liefde ook is, zij is het minder dan echte vriendschap. [ 203 ]
  • 474. Er zijn slechts weinig vrouwen waarbij de charme een langer leven beschoren is dan hun schoonheid.
  • 475. De wens beklaagd of bewonderd te worden vormt vaak het grootste motief voor onze vertrouwelijkheid.
  • 476. Onze afgunst duurt altijd langer dan het geluk van degenen die we benijden.
  • 477. Dezelfde standvastigheid die dient om de liefde te weerstaan dient ook om haar heftig en duurzaam te maken; en zwakke personen die voortdurend door hun hartstochten worden meegesleept zijn er vrijwel nooit echt door vervuld.
  • 478. De verbeelding zou er niet in slagen zoveel verschillende [ 204 ]tegenstrijdigheden te bedenken als er van nature in het gemoed van ieder persoon voorkomen.
  • 479. Slechts mensen die standvastigheid hebben kunnen echte zachtzinnigheid bezitten: degenen die zachtzinnig lijken hebben gewoonlijk slechts zwakheid die makkelijk verandert in bitsheid.
  • 480. Verlegenheid is een zwakheid waarbij het gevaarlijk is de persoon te berispen die men ervan wil genezen.
  • 481. Niets is zeldzamer dan echte goedheid: zij [ 205 ]die denken er over te beschikken zijn meestal enkel toegeeflijk of zwak.
  • 482. Het verstand hecht zich door luiheid en starheid aan wat makkelijk en aangenaam is: die gewoonte stelt altijd grenzen aan onze kennis, en nooit heeft iemand de moeite genomen om zijn verstand zover uit te breiden en te sturen als het zou kunnen reiken.
  • 483. Kwaadspreken gebeurt meestal meer uit ijdelheid dan uit boosaardigheid.
  • 484. Als het hart nog onrustig is door de restanten van een hartstocht staat men eerder op het punt een nieuwe op te vatten dan wanneer men er helemaal van genezen is.
  • 485. Zij die hevige hartstochten hebben doorgemaakt voelen zich [ 206 ]hun hele leven zowel gelukkig als ongelukkig ervan genezen te zijn.
  • 486. Er zijn nog altijd meer mensen zonder belangstelling dan zonder afgunst.
  • 487. We zijn luier van geest dan van lichaam.
  • 488. De kalmte of onrust van ons humeur hangt niet zozeer af van belangrijke belevenissen als van de prettige of onaangename opeenvolging van dagelijkse banaliteiten.
  • 489. Hoe kwaadaardig mensen ook zijn, ze durven het niet aan zich een vijand van de deugd te tonen; als ze haar willen vertrappen doen ze alsof deze vals is of dat ze háár van slechtheid verdenken. [ 207 ]
  • 490. Men maakt vaak de stap van liefde naar eerzucht, maar men keert niet vaak terug van eerzucht naar liefde.
  • 491. Extreme hebzucht grijpt bijna altijd mis: geen enkele hartstocht mist zo vaak zijn doel en wordt zo zeer beheerst door het heden, met nadeel in de toekomst tot gevolg.
  • 492. De hebzucht heeft vaak tegenstrijdige effecten: Tallozen offeren al hun bezit op voor twijfelachtige en ver verwijderde verwachtingen; anderen veronachtzamen grote toekomstige voordelen voor kleine onmiddellijke belangen. [ 208 ]
  • 493. Het lijkt erop alsof mensen vinden dat ze nog niet genoeg gebreken hebben: ze verhogen het aantal door zich met opzet te tooien met sommige bijzondere eigenschappen, en cultiveren die met zoveel zorg tot het uiteindelijk zulke vanzelfsprekende gebreken worden dat ze niet meer bij machte zijn zich ervan te ontdoen.
  • 494. Waar het uit blijkt dat mensen hun gebreken veel beter kennen dan men denkt is dat ze nooit ongelijk bekennen als ze over hun gedrag praten: dezelfde eigenliefde die hen gewoonlijk verblindt verlicht hen dan en geeft hen zo'n heldere kijk dat ze de geringste punten van kritiek kunnen verzwijgen of verhullen.
  • 495. Jongeren die de maatschappij in gaan moeten verlegen of lichtzinnig zijn. Een houding van kundigheid en bedachtzaamheid leidt vaak tot vrijpostigheid. [ 209 ]
  • 496. Ruzies zouden niet lang duren als het ongelijk zich slechts aan één kant bevond.
  • 497. Het dient een vrouw nergens toe om jong en niet mooi te zijn, noch om mooi en niet jong te zijn.
  • 498. Sommige mensen zijn zo wispelturig en onbezonnen dat ze even ver verwijderd zijn van echte gebreken als van degelijke kwaliteiten.
  • 499. Het eerste avontuurtje van een vrouw krijgt meestal pas gewicht als ze een tweede heeft. [ 210 ]
  • 500. Sommige mensen zijn zo vol van zichzelf dat ze er bij een verliefdheid in slagen helemaal in beslag te worden genomen door hun eigen gevoelens in plaats van door hun geliefde.
  • 501. Liefde, hoe aangenaam ook, is prettiger door de manieren waarop ze zich uit dan door zichzelf.
  • 502. Een klein verstand dat oprecht is verveelt op den duur minder dan een groot verstand dat de zaken dwarsboomt.
  • 503. Afgunst is de ergste van alle kwaden, en die welke het minst medelijden opwekt bij degenen op wie zij gericht is.
  • 504. Na gesproken te hebben over de valsheid van zoveel [ 211 ]schijnbare deugden is het redelijk om iets te zeggen over de valsheid van verachting voor de dood: ik versta daaronder de kracht waar de heidenen prat op gaan die uit zichzelf te putten, zonder de hoop op een beter leven. Er is een verschil tussen het standvastig verdragen van het doodsbesef en minachting hiervoor aan de dag leggen: het eerste is zeer gewoon, maar ik geloof dat het andere nooit echt is. Men heeft nochtans van alles geschreven om ons er zoveel mogelijk van te overtuigen dat de dood geen onheil is, en zowel de zwaksten als de meest heldhaftigen hebben duizenden fameuze voorbeelden gegeven om deze opvatting te bewijzen; toch betwijfel ik of er ooit een weldenkend mens geloof aan heeft gehecht, en de moeite die men zich getroost om er anderen en zichzelf van te overtuigen toont genoegzaam aan dat dit geen makkelijke opgave is. Men kan omtrent veel aspecten van het leven tegenzin voelen, maar het is nooit voldoende reden om de dood te verachten; zelfs degenen die hem vrijwillig verkiezen nemen hem niet lichtvaardig op en zijn even verbijsterd en afwerend als anderen wanneer hij hen op een andere manier treft dan ze hadden gekozen. De verschillen die men tussen een groot aantal dappere mensen merkt in hun moed ontstaan doordat de dood zich anders aan hen vertoont [ 212 ]dan ze zich hadden voorgesteld, en de ene keer dichterbij lijkt dan de andere: zo kan het gebeuren dat ze tenslotte, na veracht te hebben wat ze niet kenden, angst voelen voor wat ze wel kennen. Men moet vermijden de dood met al zijn consequenties onder ogen te zien als men niet wil geloven dat hij het grootste onheil is. De handigsten en de dappersten zijn zij die de meest respectabele voorwendsels gebruiken om zichzelf niet te confronteren met zijn realiteit. Maar ieder mens die hem durft onder ogen te zien zoals hij is vindt hem iets verschrikkelijks. De noodzaak te sterven leidde tot vastberadenheid bij de filosofen. Ze meenden dat men die reis waardig moest afleggen als men hem niet kon vermijden; en aangezien ze hun leven niet eeuwig konden laten duren stelden ze alles in het werk om dat dan toch voor hun reputatie te bereiken om zo nog iets van de ondergang te redden. Laten we, om ons humeur niet te bederven, niet alles formuleren wat we [ 213 ]ervan denken, en laten we meer onze hoop stellen op ons temperament dan op deze zwakke redeneringen die ons willen laten geloven dat we de dood onverschillig tegemoet kunnen treden. De eer van met vastberadenheid sterven, de hoop betreurd te worden, het verlangen een goede reputatie na te laten, de zekerheid verlost te zijn van alle ellende in het leven en van de afhankelijkheid van de grillen van het lot, het zijn hulpmiddelen die men niet moet afwijzen; maar men moet ook niet geloven dat ze afdoende zijn. Ze hebben dezelfde functie, om ons gerust te stellen, als een simpele heg vaak in de oorlog degenen gerust moet stellen die naar een plek toe moeten die onder vijandelijk vuur ligt: als men er ver van verwijderd is stelt men zich voor dat ze bescherming kan vormen; maar als men er vlakbij is stelt men vast dat ze maar een geringe dekking biedt. Men stelt het zich te mooi voor als men meent dat de dood van dichtbij hetzelfde zal blijken als we van veraf dachten, en dat onze slechts uit zwakheid bestaande gevoelens voldoende gestaald zullen zijn om niet aangetast te worden door deze hevigste beproeving. Men kent ook de gevolgen van de eigenliefde slecht [ 214 ]als men denkt dat zij ons kan helpen om dat verwaarloosbaar te achten wat haar onvermijdelijk moet vernietigen; en het verstand, waarmee men zoveel uitwegen meent te kunnen vinden, is bij deze confrontatie te zwak om ons te laten geloven wat we zouden willen geloven; het is juist de rede die ons het vaakst in de steek laat en die, in plaats van ons verachting voor de dood bij te brengen, juist de gruwelijkheid en verschrikkelijkheid ervan aan ons toont; alles wat zij voor ons kan doen is ons adviseren de ogen ervan af te wenden en op andere zaken te richten. Cato en Brutus kozen voor beroemde voorbeelden; een lakei vermaakte zich onlangs door te dansen op het schavot waar hij geradbraakt zou worden. Hoewel de motieven dus verschillend zijn leiden ze tot hetzelfde effect: [ 215 ]zodat het waar is dat men duizend keer gezien heeft hoe zowel de groten als de gewone mensen, ongeacht hun onderlinge verschillen, de dood met dezelfde houding tegemoet treden — maar dat is altijd met dit verschil geweest dat bij groten die de dood verachten het hun eerzucht is die hen het zicht erop ontneemt, terwijl het bij de gewone mensen hun beperktheid van geest is die hen belet de omvang van hun ellende te overzien en hen de ruimte geeft hun aandacht op wat anders te richten.