van het beeldingsmiddel. (In de natuurlijke schilderkunst vloeit vrouwelijk en mannelijk element — in vorm — ineen).
Zoo ontstaat door de wederkeerige werking der tegendeelen een nieuwe eenheid van hooger orde: gezuiverde vrouwelijkheid en gezuiverde mannelijkheid (zie art. VII).
Blijft, in den gang van het vrouwelijke tot het mannelijke, het uiterlijk vrouwelijke verdiepte vrouwelijkheid, het kan dit blijven ondanks het opnemen van het mannelijke, want het mannelijke — geest — is zuiver. Het kan alleen onzuiver worden door opnemen van uiterlijke mannelijkheid, d.i. mannelijkheid, die door het uiterlijk vrouwelijke gesluierd is. En het mannelijke wordt niet gesluierd door eenheid met gezuiverde vrouwelijkheid, het wordt slechts gesluierd door eenheid met het uiterlijk vrouwelijke 6).
Gezuiverde mannelijkheid zien we beeldend als, om zoo te zeggen, abstracte uiterlijkheid 7). Want deze benadert het meest het innerlijke, dat niet verschijnt. Abstracte uiterlijkheid is tot bepaaldheid gestelde innerlijkheid, gelijkwaardig met vervolstrekte uiterlijkheid (zie art. VI). Vertroebelde mannelijkheid is, daarentegen, in verschijning, eigenlijk uiterlijke vrouwelijkheid.
Het mannelijke is slechts dàn volkomen zuiver, wanneer het zich realiseert in verdiepte vrouwelijkheid. Is deze, consequent genomen, abstract, dan is de realiseering van het mannelijke in het abstracte alleen volkomen zuiver.
Het vrouwelijke en het mannelijke element, natuur en geest, komen alzoo slechts in het abstracte tot zuivere uitdrukking, tot ware eenheid. Deze is — betrekkelijk — bereikbaar in abstract-reëel leven 8), zooals zij — betrekkelijk — beeldbaar is in de Abstract Reëele Schilderkunst. Betrekkelijk, want — in het leven — vertroebelt de tijd toch steeds het volkomen evenwicht, en — in de kunst — verbetrekkelijkt het rythme toch de zuivere verhoudingsbeelding.
Volkomen evenwicht, eenheid, kan slechts tot bepaalde uitbeelding komen door het gezuiverde vrouwelijke en het gezuiverde mannelijke element, daar deze tweeheid zich dan volgens haren aard gelijkwaardig vertoont en elkander volkomen tegenover staat. Als de eenheid — zooals in de natuurlijke verschijning der dingen — zich als (afgesloten) eenheid (d. i. in vorm) openbaart, kan de eenheid slechts aangevoeld worden (zie art. IX). Zooals in het zichtbare natuurlijke harmonie (zie art. II blz. 15) bestaat, zoo bestaat ook in het leven harmonie tusschen natuur en geest, tusschen het vrouwelijk en mannelijk element, doch zij is onderdrukt door het individueele.
De natuurlijke harmonie is slechts de meest uiterlijke manifestatie van zuivere evenwichtige verhouding. Deze komt in het zichtbare (de natuur) niet tot uitdrukking, omdat zoowel het zuiver vrouwelijke als zuiver mannelijke element zich slechts zeer gesluierd daarin openbaart. Harmonie is er echter: juist door de betrekkelijk gelijke sluiering van beide elementen 9). In het natuurlijke komt evenwel het vrouwelijk element (als uiterlijkheid) het meest tot beelding, de harmonie wordt alzoo meer gevoeld dan gezien. De kunst nu stelt zich ten taak de gevoelde harmonie tot min of meer directe uitbeelding te brengen.
Ook in het leven is harmonie mogelijk tusschen het ongezuiverde vrouwelijk en het vertroebelde
Pagina:Stijl vol 01 nr 12 p 140-147.djvu/4
Deze pagina is proefgelezen
143