Da Costa/Hemelvaartslied

HEMELSVAARTSLIED
God vaart op met gejuich,
de Heer met geklank der bazuin

— Psalm XLVII : 6.

 [Wijze: Psalm 33.]

De dag der krooning is gekomen!
O all’ gy Vorsten! Kust den Zoon!
Hy heeft de helburcht ingenomen!
De Triumfeerder stijgt te troon!
Aarde en Hemel galmen!
Sion! van uw psalmen
davert het Heelal!
God is opgevaren!
met gejuich der scharen!
met bazuingeschal!

Dien dag reeds groette met verlangen
het heilverbeidend voorgeslacht!
Dien riepen ze uit met ommegangen,
toen de Arke Gods werd opgebracht! (2e, 3e citaat)
met gewijde reien,
trommels en schalmeien
vierde reeds dit feest,
dezendag der eere
van zijn Zoon en Heere
David in den Geest!

De schaduwbeedtnis is verdwenen,
die Isrel door ’t geloof verstond!
En in zijn Tempel is verschenen
de Levende Ark van ’t Godsverbond.
Buigt u voor den drempel
van dien hemeltempel,
Kerke Gods op aard!
Looft Hem in den hoogen,
Heilgen, voor wier oogen
God zich dus verklaart!

Ge ontsloot u voor den Vorst der eere,
o poorten der gerechtigheid!
Ge ontfingt der legerscharen Heere
in Zijne Middlaarsmajesteit!
Jesus daalde neder!
Jesus keerde weder
in Zijn heerlijkheid,
daar Hy voor de zijnen
tot Hy zal verschijnen,
bidt, en plaats bereidt!

De Heere sprak tot mijnen Heere:
„Zit aan mijn rechterhand met mij!”( 2e, 3e citaat)
Dat alle hoogheid zich verneêre
voor ’t schepter dezer heerschappij!
Leg de waapnen neder
voor dien Draakvertreder,
overwonnen hel!
Schuddet Hem uw palmen,
wierookt Hem met psalmen,
Geestlijk Israël!

De glorie straalt uit dien Behouder,
dien ’t bloedig zweet werd uitgedrukt!
De Heerschappij rust op dien schouder,
die onder ’t kruishout ging gebukt!
Dien de Heidnen hoonden,
en met doornen kroonden,
heerscht als aller Heer!
Dien de wereld smaadde,
dien de vloek belaadde,
leeft, gekroont met eer!

In U verheugt zich thands die Koning,
o Kerk, Zijn uitverkoren Bruid!
Op U, tot eeuwge trouwbetooning,
strooit Hy de gaven zeegnend uit ! (2e citaat)
Vier met Hem viktorie
op den dag der glorie
van des Menschen Zoon,
op den dag der krooning
van den Vredekoning,
Priester op zijn troon! (2e citaat)

Ge ontfingt die gaven, blijde scharen,
thands geen verlaten weezen meer!
Gy zaag uw Heer ten hemel varen -
de Heilge Geest daalde op u neêr!
De Engelen daarboven,
met de Heilgen, loven
God, op aard geweest!
En de Kerk beneden
ziet Zijn plaats betreden
door Zijn eigen Geest!

Laat ons steeds hopen, bidden, waken,
en ons versterken in ons Hoofd!
Ook heden wil Hy vreugde maken
aan al wie dezen Geest gelooft! (2e citaat)
Gy werdt opgenomen,
Gy zult wederkomen,
onze Hemelvorst!
Gy stort uit den hooge
stroomen op het drooge,
laving aan wie dorst!

Laat aarde en hemel zich verbinden,
thands door Zijn bloed verzoend te zaam,
om voor dien Name lof te vinden,
die hooger is dan alle Naam!
Van triumfzanggalmen,
van Hosannapsalmen,
davere ’t Heelal!
God is opgevaren!
Met gejuich der scharen!
met bazuingeschal!