De nieuwe beweging in de schilderkunst/VI
De nieuwe beweging in de schilderkunst |
---|
I - II - III - IV - V - VI - VII - VIII - IX - X - XI - XII - XIII - XIV - XV - XVI - XVII - XVIII - [afbeeldingenkatern] |
Het kubisme sloeg uit als ’n brand, op verschillende plaatsen tegelijkertijd. Het valt niet met volstrekte zekerheid te zeggen waar het eerst. De impressionistisch-naturalistische kunstuiting, — dat is de kunstuiting, die aan toon, lijn- en luchtperspectief en kleuren-realisme alles offerde, — zag zich plotseling, in het begin der twintigste eeuw (1907) van alle zijden omringd door het kubistisch geschut. Thans na acht jaren reeds, ligt in Europa het cadaver der traditioneele kunst uiting tot voedsel der gieren.
Het bizondere kenmerk van de nieuwe beweging in de schilderkunst is, dat deze beweging, in tegenstelling met de beweging, die aan haar vooraf ging (1870) internationaal is. Te meenen, dat een kunstuiting, die hare kracht put uit Spanje, Italië, Frankrijk, Rusland, Duitschland, Hongarije, Engeland en Holland maar eene voorbijgaande voor-den-
[p. 23]
gek-houderij is, is even dwaas als te meenen dat de Europeesche oorlog op de internationale politiek zonder invloed zal zijn.
Wel worden door de Academie de gebalsemde lijken der klassieke, romantische, realistische en impressionistische schilderscholen nog bewaard, doch de kunstuiting van nieuwere generaties heeft zich altijd buiten de koele grafgewelven bewogen. Dat was zoo immer.
Tegenover het kubisme, dat in zijne uitingen, alle kenmerken heeft eener gezonde losbandigheid van den geest, — van geestelijke overmoed zouden wij kunnen spreken, — komt de decadent geworden uitingswijze ons voor als de betekenis eener gebogen geesteshouding. Wanneer tot de kubisten het verwijt gericht wordt, dat ze in hun uitingswijze, te constructief te intellectueel zijn, dan vergeet men dat de Renaissance eveneens een schat aan wetenschap bezat, die zij niet verborg, maar toonde.
Eene neo-Renaissance was slechts mogelijk door de intellectueele tucht van den Vorm, op een oogenblik dat deze verloren ging in een ziekelijke gevoeligheid. De schilderkunst verslapte of ging over in een aan de litteratuur ontleend sentiment, dat tenslotte alle eigenschappen van het bederf ging vertonen.
Het gehalte der kunstenaars moest gezuiverd worden. De impressionist, met zijn liefde voor al wat der klodder is, ontaarde innerlijk en uiterlijk tot schilderend horde-dier; behaard en vuil.
Na het offensief der kubisten, begon er een lach door dit hartig wezen te spoken, want proletarisch in beginsel, begreep het niets van wat des geestes is.
De nieuwe energie, die zich door het kubisme uitte, bracht eveneens een nieuw kunstenaars-type voort. Het kubisme is der Gedachte: energisch, hoekig, sterk, zeker en bezit alle eigenschappen, die een kunstuiting hebben moet die een nieuw ras ontspringt.
Het kubisme bracht het doel en de ware beteekenis der schilderkunst aan het licht, vandaar dat het ’t fundament is om de sterke, monumentale kunstuiting der toekomst te dragen.
Het kubisme is de dood der klein-kunst, de herleving der Beeldende Kunst als de vruchtdragende en rijke uiting van het beeldend bewustzijn. Stelde Cézanne het nieuwe alphabet der schilderkunst samen, de
[p. 24]
kubist vormt dit tot de Beeldende Taal die alleen gesproken wordt vàn geest tòt geest.