De nieuwe beweging in de schilderkunst/XV

De nieuwe beweging in de schilderkunst
I - II - III - IV - V - VI - VII - VIII - IX - X - XI - XII - XIII - XIV - XV - XVI - XVII - XVIII - [afbeeldingenkatern]


XV

De kunstenaar zoekt het Algemeene in het Bizondere. Schoonheid vinden is niets anders dan het Algemeene ontdekken. Dit Algemeene is het Goddelijke. Dit Goddelijke herkennen in eenig werk van kunst is aesthetisch ontroerd worden.
Er zou een werk uit rechte en horizontale lijnen *) te maken zijn, dus een werk uit twee algemeene richtingen samengesteld, welke door hun variatie en de wijze waarop ze gerangschikt zijn — deze rangschikking wordt natuurlijk niet door de hand of de hersenen, maar door de ontroering bepaald — dat het goddelijke in de kortsten tijd en op de meest directe wijze aanschouwelijk maken zou.
Het gaat er slechts om of de geest van den beschouwer op dezen hoogsten eenvoud gestemd zou zijn. Wij verlangen altijd te veel van een schilderij, terwijl datgene wat wij als inhoud verlangen kunnen: het goddelijke, in den hoogsten eenvoud besloten ligt. Al het „te veel” kan in de Beeldende kunst — en in de literatuur niet minder, lees b.v. ’n Querido — zelfs afleiden van den inhoud. Het algemeene is eenvoudig en daarin rijk. Het rijke is veel-voudig en daarin arm, zonder inhoud.


[...]
——————
      *) Ik denk hierbij aan de laatste wit-zwarte werken van Piet Mondriaan. Zij moeten m. i. gerekend worden tot het zuiverste wat in dezen tijd in de Beeldende Kunst werd voortgekracht. Ik hoop hem een afzonderlijke studie te wijden.