Reize naar Surinamen en Guiana/Hoofdstuk XV
VYFTIENDE HOOFTSTUK.
Indianen, inboorlingen van Guiana.--Voedzel,--Wapenen,--Cieradiën,--Optooisels,--Bezigheden,--Vermaken,--Driften,--Godsdienst,--Huwelyken,--Begravenissen, enz, van deeze Volken.--De Caraïbische Indianen in 't byzonder, en hunne koophandel met de Europeanen.--Boomen, Heesters en Planten.
Den 18den January 1774, verliet ik eindelyk den wachtpost van de Hoop, welke den lezer misschien reeds zoodanig verveeld zal hebben, als dezelve my te dier tyd gedaan had. Van daar zakte ik de Rivier af naar de Plantagie Arentslust; en des anderen daags hield ik op de Plantagie Katwyk, die zeer fraay is, het middagmaal. Ik dagt hier een einde aan alle myne reizen te maken; want de heer GOETZER, eigenaar van deeze Plantagie, my één van zyne paarden geleend hebbende, om zyne bezittingen eens te doorkruissen, verdweenen wy, het dier en ik, eensklaps; een houte brug, waar over ik heen reed, verrot zynde, brak oogenblikkelyk aan stukken; ik viel in 't water, en had veel moeite om de wal te bereiken; vervolgens eenige Negers geroepen hebbende, trokken zy het paard, het welk in de modder gezonken was, 'er uit; maar dit geschiedde egter niet zonder groote moeite.
Des avonds vertrok ik nog naar Paramaribo, alwaar ik met laag water aankwam, het geen my gelegenheid gaf tot het beschouwen der boomen, die aan den oever der Rivier Surinamen groeien, en met oesters, even als vruchten, aan de takken vast zittende, bedekt zyn. Deeze byzonderheid heeft gelegenheid gegeven tot de algemeene misvatting, dat zy aan die boomen groeiende, 'er een gedeelte van zouden uitmaken; maar 'er is niets byzonders in gelegen, dat zy zig zoo wel aan de eene als andere zelfstandigheid vast hechten; want men vindt gemeenlyk verscheiden zoorten van schelpvisschen, die zig aan de kiel der schepen, als aan rotzen, vast houden. Deeze oesters, die de gedaante van paddenstoelen hebben, zyn zeer klein en vry middelmatig; honderd van dezelve zyn zoo veel niet waardig, als een dozyn Glocester oesters. Men vindt ook mosselen in Surinamen, maar zy zyn zoo klein en smakeloos, dat zy naauwlyks verdienen gemeld te worden.
Des anderen daags na myne aankomst, gaf ik een bezoek aan den Gouverneur en aan den heer KENNEDY, als mede aan Mevrouwen LOLKENS en DEMELLY: allen ontfingen zy my met zeer veel eerbewyzing, en wenschten my geluk met myne kennis aan den heer DE GRAAF; zy keurden ook goed het geen ik voor JOANNA en voor myn zoon gedaan had.
Den 22sten, het overschot van ons krygsvolk zig grootendeels op Paramaribo bevindende, gaf de heer VAN EYS eene maaltyd aan de geheele krygsbende.
Den 29sten, kwam een aanzienlyk getal Indianen in deeze hoofdstad der Volkplanting aan. Deeze volken,die uit Guiana oorsprongelyk zyn, schynen de gelukkigste schepzels, die onder den hemel leven, en zyn in stammen (castes) verdeeld, als daar zyn,
De Caraïben. De Accawaus. De Worrows. De Arrowouks. De Tajiras. De Piannacotaus.
'Er zyn bovendien nog veele anderen, wier gebruiken en gewoonten onbekend zyn. De Indianen van alle deeze stammen hebben in 't algemeen een koper-kleur; terwyl de Africaansche Negers, die onder den zelfden graad van breedte woonen, volmaakt zwart zyn. Men kan gemakkelyk van dit onderscheid reden geven: de Indianen van Guiana worden door de zeewinden, of de ooste winden, die tusschen de keerkringen waaien, aanhoudend verfrischt. De inwooners van Terra Firma en Peru aan de westkust van America, genieten ook denzelfden oosten wind, welke dien grooten keten van bergen, in de binnen-landen gelegen, wier kruin steeds met sneeuw bedekt is, en waar over die wind heen waait, altyd frisch houdt. De inwooners van Africa, zuidwaarts van de Rivier Senegal levende, hebben dien wind ook wel, maar na dat dezelve door de verschrikkelyke meenigte woestynen, welke zy overwaait, brandend geworden is.
Deeze zyn de waarschynlykste oorzaaken, waarom de Americanen alleenlyk een koper- of roode kleur hebben, en dat de inwooners van Africa, welke Negers genoemd worden, geheel zwart zyn; namelyk, om dat de straalen der zon by de laatstgemelden meer brandende zyn, dan by de eersten, en niet om dat zy twee geheele onderscheidene stammen of geslachten zouden uitmaken: want ieder, die wel onderzoekt en opmerkt, ziet klaarlyk, dat 'er maar eene zoodanige stam van het menschdom op de aarde is, en dat het onderscheid tusschen de menschen alleenlyk voortkoomt uit het verschil van luchtstreek en grond. Ik ben daarënboven van gedachten, dat deeze Indianen altyd des te minder aangemerkt moeten worden als eene stam, van die van het oude vaste Land verschillende, wanneer men de nabyheid van Rusland aan Noord-America in aanschouw neemt. Uit het eerstgemelde Land zullen de eerste Americaanen verhuist zyn, maar zy hebben tot hier toe het nieuwe vaste Land slechts weinig bevolkt, uitgenomen egter Mexico, en eenige andere gedeelten van America, die door de gierigheid en het bygeloof der Spanjaarden ontvolkt zyn.
Ik kan deeze Indianen van Guiana gelukkig noemen, daar hunne zeden en gerustheid door de gebreken der Europeanen niet zyn gestoord geworden, daar zy geene misslagen dan die der onkunde hebben, welke geenzints uit het bederf van eenen zoogenaamden staat van beschaafdheid, en van eenen Godsdienst, van deszelfs grondbeginzel zoo zeer afwykende, hunnen oorsprong nemen.
Deeze aanmerkingen herïnneren my natuurlyk het antwoord van eenen Indiaan, met opzigt tot eene redenvoering van een Zweedsch Prediker, ter gelegenheid van een Vredes-verdrag, te Covestogo gesloten. Zie hier hetzelve in 't kort:
"Wel! gelooft gy in de daad, dat onze voorvaderen en wy allen, zoo als gy zegt, veroordeeld zyn, om in eene andere weereld eeuwig-duurende folteringen te ondergaan, om dat wy van uwe geheimzinnige nieuwigheden niet zyn onderrigt geworden? Zyn wy niet het maakzel van God? En kan deeze God zonder de hulp van een boek zynen wil niet openbaaren? Indien dit waar is, en God is rechtvaardig, is het dan met zyne rechtvaardigheid eenigermaten over één te brengen, dat hy ons zonder onze toestemming in deeze weereld plaatsen zoude, en ons vervolgens tot eene eeuwige verdoemenis verwyzen, om dat wy met u niet eenstemmig denken. Neen, neen! wy zyn overtuigd, dat de Europeanen een meer bedorven zedenleer, dan de Indianen, hebben, indien wy hunne leer naar hun gedrag afmeten".
'Er is zekerlyk geen loffelyker onderneming, dan om de waarheden, door God zelven aangekondigd, aan menschen, wier verstand zoo zuiver is, en zoo zeer verdient opgehelderd te worden, mede te deelen: maar ik vrees, en niet zonder reden, dat de pogingen van eenen achtenswaardigen Prediker zeer weinige vorderingen maken zullen, zoo lang het gedrag van het grootste gedeelte van andere zendelingen der Moravische Broederen, zig onder de Indianen aan de oevers der Saraméca nedergezet hebbende, alwaar zy zig met de bekeering der Indianen en Negers bezig houden, niet hunne leeringen lynrecht strydig wezen zal.
Alle de Indianen van Guiana gelooven in eenen God, als de opper-oorzaak van alles goeds, en die hun nooit het minste kwaad wil doen; maar zy bidden den duivel aan, om de onheilen, waar mede hy hen kwellen kan, af te weeren: zy noemen hem Yawahou; zy schryven aan hem de smart, de ziekten, de wonden, en den dood toe, en overal, waar een Indiaan sterft, verlaat zyn geheele huisgezin dadelyk dit verblyf, om voor het vervolg den doodelyken invloed van het noodlot te ontwyken.
De Indianen van Guiana zyn volken, die volmaakt vry zyn; dat is, zy kennen geene verdeeling van landen, en hebben geen ander bestuur, dan dat der oudsten, die elk in hun huisgezin den post van Capitain, Priester, en Geneesheer waarnemen; men bewyst hun eene eerbiedigende gehoorzaamheid, en noemt hen Peji, of Pagaijers, en even als by veele beschaafde volkeren, genieten zy meerder voorrechten, dan hunne overige landgenooten.
De veelwyverye is onder deeze volken geoorloofd, en het staat aan ieder man vry zoo veele vrouwen te nemen, als hy onderhouden kan, schoon hy 'er doorgaans niet meer dan ééne heeft, op welke hy uittermaten jaloers is, en die hy oogenblikkelyk om hals brengt, zoo dra zy hem een sterk en zeker bewys van trouwloosheid geeft. De Indianen slaan hunne kinderen nooit, om welke reden het ook zy; en hun geheel onderwys bestaat in hen te leeren jagen, visschen, loopen en zwemmen. Nimmer beledigen zy elkander met scheldwoorden, en begaan geen diefstal; de leugen is onder hen eene onbekende zaak. By deeze gelukkige hoedanigheden kan men voegen, dat geen volk dankbaarer is, wanneer men hen met ordentelykheid behandelt; ik zal zelf, by vervolg, daar van een merkwaardig bewys opgeven; maar aan den anderen kant moet ik ook zeggen, dat deeze Indianen uittermaten wraakzuchtig zyn, vooral wanneer zy vermeenen, dat men hen onrechtvaardig beledigd heeft.
De eenige gebreken, die ik in hun ken, indien men ze by hen als zoodanig beschouwt, zyn de onmatige drift om zig dronken te drinken, wanneer de gelegenheid zig daar toe aanbiedt, en hunne onbegrypelyke agteloosheid. De eenige bezigheid van eenen Indiaan, wanneer hy niet vischt, nog jaagt, bestaat om in zyn hangmat te gaan leggen, zig te vermaken met het schoonmaken zyner tanden, met de hairen van zynen baard tusschen zyne vingers te wryven, of zig zelf in een stuk van een gebroken spiegel te bekyken.
De Indianen zyn in 't algemeen zeer zindelyk; zy baden zig twee of drie maalen daags in de Rivier of in de Zee. Allen, van welke kunne zy ook zyn, trekken zig al het hair uit, uitgenomen op het hoofd. Hun hoofdhair is dik, en van een schitterend zwarte kleur; het word niet grys, en nooit worden zy kaal; de mannen dragen het hair kort, maar by de vrouwen hangt het tot op de helft van den rug. Het schynt dat zy de Bybelleer volgen, waar in gezegd word, dat lange hairen de cieraad van een vrouw, en de schande van een man zyn.
De Indianen van Guiana zyn noch groot, noch sterk, noch zwaar gespierd, en over 't algemeen zeer gezond. Hun gelaat geeft niets dan vergenoegen en goedäartigheid te kennen. Zy hebben regelmatige en schoone trekken, dunne lippen, witte tanden, en zwarte, maar kleine oogen. Echter mismaken zy zig allen meer of min door het gebruik van de Arnotta, of Roucou, waar aan zy den naam van Cosowy, en de Hollanders dien van Orlean geven. Het zaad van de Arnotta, in limoensap wel geweekt, en gemengd met water, en de gom, die van den boom, Mawna genaamd, afvloeit, of met oly van bevergeil, maakt eene scharlaken verwe, waar mede alle de Indianen zig het lichaam, en de mannen zelfs hun hoofdhair besmeeren, het geen aan de huid de kleur geeft van een gekookte zee-kreeft. Zy hebben bovendien de gewoonte, om zig met caraba, of krabben-oly, te wryven, en men moet erkennen, dat zulks voor menschen, die byna naakt zyn, in eene brandende luchtstreek zeer dienstig is. Op zekeren tyd aan 't lagchen geraakt zynde, op het zien van een jongen Indiaan, die van onder tot boven besmeerd was, en uit den omtrek van Caijenne kwam, antwoordde hy my in 't Fransch: "Dusdanig gebruik verzagt myne huid; het belet eene al te overvloedige uitwaasseming, en bewaart my gedeeltelyk voor het steken der insecten, die u kwellen; zie daar, myn heer, waar toe, behalven het fraaije, my die roode verwe dient. Zeg my nu eens, (wyzende op de poeder, waar van myn hair vol was,) om welke reden zyt gy wit geverwd? Ik vind geene reden, waarom gy op die wyze uw meel verdoet, uwe kleederen vuil maakt, en grys gelykt, eer gy oud zyt".
De Indianen gebruiken ook tot het zelfde einde een zeer ligt gevlakt blauw, het welk zy tapowripa noemen; maar dit heeft alleenlyk plaats, wanneer zy zig willen opschikken, en het blyft negen dagen op de huid. Zy maken dit van het sap van eene kleine vrucht, gelykende naar een kleinen appel, en groeiende aan den boom, tawna genoemd, en welke zy in water laten weeken; zy bedienen 'er zig van, om over hun geheele lichaam en aangezicht een zooit van beeldspraken te teekenen, waar van de grond altyd vierkant is. Dit smeersel zit zoodanig aan de huid vast, dat één van onze Officiers, die zulks niet gelooven wilde, uit aartigheid goedvond zig twee zeer groote knevels te laten schilderen, welke hy tot ons groot vermaak verpligt was een geheele week op Paramaribo te dragen; en hy moest den gewoonen tyd afwagten, op welken deeze kleur weggaat, om daar van geheel en al ontheven te worden.
De eenige kleeding, welke de Indianen hebben, bestaat in een zwart of blauw windzel van catoene lywaat, het welk de mans om hun midden dragen, en vry veel gelykheid heeft met het geen de Negers hun camisa noemen. Zy binden het om hunne lenden, en laaten het tusschen hunne beenen doorgaan; en dewyl het zeer lang is, hangen zy het einde over hunne schouders, of laten het agteloos over den grond sleepen. De vrouwen, hebben, in plaats van dit windzel, een zoort van voorschoot van catoene lywaat, met koraalen verciert, en by hun queiou genaamd. Dit voorschoot heeft maar een voet breedte tegen agt duimen hoogte; het is met franjen omboord, en met koorden van catoene draaden vast geknoopt. Schoon het zwaar is, maakt deeze kleinte het zelve niet zeer geschikt tot het oogmerk, waar toe het dienen moet. Verscheide vrouwen dragen ook een gordel van hair, waar aan zy van vooren en van agteren, een groote vierkante lap zwart catoene lywaat hegten, maar veel ligter en zonder sleep, zoo als de mannen aan hunne camisa hebben. Beiden dragen zy dit zoort van kleeding zeer laag; het geen hun het voorkomen van eene uittermaten lange gestalte geeft.
In de binnen landen gaan verscheiden Indianen van beiderleije kunne geheel naakt. De opschik der vrouwen bestaat, om in kleine gaten, welke zy zig in de onderlip maken, spelden te steken, en zelfs alle de spelden, welke zy zig kunnen aanschaffen, en waar van de punten haar, als een zoort van baard, op de kin hangen. Door dat zelfde middel hangen zy ook brokjes kurk-, of ander ligt hout aan hunne ooren. Zommige van haar steeken ook gaten in de huid van hunne wangen of neus, om 'er vederen in te plaatsen; maar dit is zeer zeldzaam. Het ongeschiktst cieraad in myn smaak is dat der jonge dogters van tien of twaalf jaaren oud, en bestaande in een zoort van catoene koussebanden, die om de enklauwen en beneden de kniën naauw zyn toegebonden, en altyd zoo blyvende, de kuit van het been ongemeen dik maaken, wanneer zy in haar groeijen zyn, en haar een lomp voorkomen geeven. Alle dragen zy ook gordels, windzels, armringen van koraalen van verschillende kleuren, of van schelpen, en van tanden van visschen: zy dragen die om den hals, de schouders en de armen; maar de laatstgemelde meestal boven den elleboog. De Indiaansche vrouwen hebben in 't geheel zeer weinig bevalligheid in haare gestalte; zy zetten de voeten binnewaarts, en haare opschik heeft slechts eene middelmatige aantrekkelykheid. Ik moet egter hier van uitzonderen de vrouwen van zekeren byzonderen stam, waar van ik in 'tvervolg spreken zal.
De cieraden der mannen bestaan in kroonen van vederen van verschillende kleuren, of in een zoort van draagband, gemaakt van tanden van tygers of wilde zwynen, welken zy als een teeken van hunne dapperheid en werkzaamheid dragen. De hoofden des huisgezins bedekken zig zomtyds met de huid van de eerstgemelde deezer dieren, met een zilvere plaat in de gedaante van een kruis vastgemaakt, het welk ze caracoly noemen. Zy steeken ook dikwils kleine brokken van dit zelfde metaal door het kraakbeen in het midden van den neus, of zomtyds een steen van eene groene of geele kleur. Alle deeze volken leven in de bosschen, by de Rivieren, langs de Zeekusten, en bewoonen kleine gehuchten. Hunne huizen of hutten, welke zy carbets noemen, zyn gebouwd, zoo als ik van die der Negers reeds heb opgegeven; maar in plaats van met bladen van Latanus-boomen bedekt te zyn, zyn zy bedekt met biezen, welke men hier tas noemt, en die by bossen op moerassige plaatsen groeien. Meer algemeen gebruiken zy hier toe troulies, een zoort van blaaden, aan den wortel der plant wassende, niet minder dan twintig of vier-en-twintig voeten lang, en twee of drie voeten breed zynde, welke geheele jaaren eene kragtdadige beschutting tegen het guur weder verschaffen.
De huisraad en gereedschappen der Indianen zyn zeer eenvoudig, maar tot hun gebruik voldoende: het zyn eenige potten van zwarte aarde, die zy zelve maaken; eenige calebassen of kauwoerden; eenige korven, welke zy pagala noemen; een steen om te malen, matta genaamd, en een anderen om hun cassaven-brood te bakken; een zoort van waijer, om het vuur aan te blazen; een houte stoel, mouly genaamd; een zeeft, mounary genaamd; een pers, matoppy genaamd, dienende om het vocht van de cassave uit te perssen; en eindelyk een catoene hangmat, waar in zy slapen.
Door hunne betrekkingen met de Europeanen, hebben zy bylen of messen, welken deeze aan hun bezorgen; en zy dragen de eerstgemelden altyd om hun midden even als dolken. Elk huisgezin der Indianen is ook van een groot vaartuig of kano voorzien, om alles, wat hy bezit, over te voeren, wanneer zy te water reizen, het geen zeer dikwils voorvalt.
De eenige plantgewassen, door deeze volken aangekweekt wordende, zyn de ignames, de plantain-boomen, welken ik reeds beschreven heb, en in 't byzonder de Maniok, waar van zy de cassave maken. De laatstgemelde plant is een zacht en grysachtig heestergewas, het welk omtrent drie voeten hoog opgroeit. Deszelfs bladeren zyn gevingerd, breed, en hangende aan steelen van eene kaneel-kleur. Deeze heesters zyn van tweërley zoort, door de benaaming van zoete en bittere onderscheiden. De wortels alleen zyn goed; zy zyn van een meelachtigen aart, en van een zeer zoeten smaak; en ten aanzien van kleur, grootte en gedaante, gelyken zy veel naar Europeesche witte wortelen. De zoete maniok, even als de groene plantains, onder heeten asch gebraden, en met boter gegeten, is een aangenaam en gezond voedzel, en heeft den smaak van kastanjes. Maar de bittere maniok, wanneer hy raauw is, is het doodelykst vergift, zoo voor menschen als beesten; en ondertusschen hoe vreemd dit ook schynen moge, wanneer hy door het vuur is gaar geworden, word hy een zeer heilzaam voedzel, en dient aan de Indianen van dit Land, zoo wel als aan de Europeanen en Negers, tot brood. Zie hier de manier, waar op de eerstgemelden de cassave gereed maken: eerst malen of raspen zy de wortels op de matta, of ruwe steen. Dit geraspte zetten zy vervolgens in een pers, om het sap van de meelachtige zelfstandigheid af te scheiden. Deeze pers is een zoort van zeer lange buis, van warimsbo, of gevlochten biezen, gemaakt; na dezelve met geraspte cassave gevult te hebben, hangt men die aan een boom, en maakt 'er van onderen een, stuk hout aan vast, welks zwaarte deeze buis uitrekt; terwyl de langzaam voortgaande drukking het vocht door derzelver openingen doet uitloopen. Deeze bewerking geëindigd zynde, geeft men aan het meelachtig gedeelte de ronde gedaante van een koek, welke men op een heeten steen laat bakken, tot dat dezelve bruin en geroost is; als dan is het een zeer gezond voedzel, het welk zes maanden lang bewaard kan worden. Men moet egter toestemmen, dat door deeze behandeling de smaak van dit zoort van brood zoetachtig en smakeloos word. Indien de slaven op de Plantagiën geene zorge droegen, om het aldus uitgeperst vocht van deezen wortel weg te werpen, zoude het vee en gevogelte 'er van drinken, het geen hen oogenblikkelyk zoude doen opzwellen, en in doodelyke stuiptrekkingen vervallen; en echter dient dit zelfde vocht, met geslacht vleesch en peper gekookt, om 'er soep van te maken. Men moet geen maniok-wortel tot voedzel nemen, zonder denzelven wel te kennen: verscheiden lieden zyn, zoo als ik zeker weet, vergeven geworden, door het een voor het ander te nemen. Het onderscheid tusschen de twee zoorten bestaat daar in, dat een houtachtig en ruw vezel, of een zoort van koord, dwars door den wortel van den zoeten of eetbaaren maniok loopt, terwyl de bittere of vergiftige maniok zulks niet heeft. De Indianen eeten ook acajou-nooten, en zy brengen ze dikwils te Paramaribo, alwaar men ze inginotto noemt. De pitten van deeze nooten, die, ten aanzien van de kleur en gedaante, naar lams-nieren gelyken, zyn uittermaten lekker. De acajou-nooten groeien aan boomen, welke men niet dan zeer diep binnen in 't land vindt, maar dewyl ik 'er geene gezien heb, kan ik 'er geene beschryving van geven.
De Indianen voeden zig ook met land- en zeeschildpadden en met krabben, welke zy syryca noemen, en welke men by laag water in meenigte langs de kusten van Guiana in het slyk vindt. Zy zyn 'er zeer heet op, gelyk ook op rivier-kreeften, welke zy sarosara noemen, en die in dit Land zeer overvloedig zyn; maar geen zoort van voedzel behaagt hun meer, dan de iguana, of de hagedis waijamaca, waar van ik reeds gesproken heb. Al wat zy eeten, is zoodanig met peper van Caijenne aangezet, dat een Europeaan het proevende den mond branden zoude. Zy gebruiken weinig of geen zout, en laaten hun wildt in den rook droogen, het geen het voor 't bederf bewaart. Indien een Indiaan verzuimt heeft, om door jagen of visschen levens-middelen te vergaderen, stilt hy zyn honger met het een of ander voortbrengzel der bosschen.
Deeze volken hebben verscheiden zoorten van drank, en onder anderen het sap van zekere vrucht, by hen coumou genaamd. De boom, die deeze vrucht voortbrengt, is een palmboom van het kleinste zoort. Deszelfs zaad is besloten in bessen van een blauw gevlakte kleur, die naar trossen gelyken, en wier vleesch aan een harde en ronde pit, als een pistool-kogel, lugtig aanhangt. Men laat deeze bessen in kokend water weeken en ontbinden: de inwooners van goeden smaak doen vervolgens suiker en kaneel in dit vocht, het welk hun dan tot drank dient, en zeer sterk de smaak van chocolaad heeft. Een andere drank, waar aan de Indianen den naam van Pivorry geven, is een mengzel van cassavebrood, door de vrouwen gekauwd, en in water uitgegist; het heeft de smaak van zoet bier (aile), en kan iemand dronken maken. Men vindt het dadelyk vreemd, dat menschen, van welken landäart ook, een drank kunnen drinken, welken een ander in den mond gehad heeft: maar zy, die de reizen van Capitain COOCK geleezen hebben, zullen zig herinneren, dat deeze gewoonte op de door hem ontdekte Eilanden mede plaats heeft, en dat, zoo hy zig daar niet naar geschikt had, hy derzelver inwooners zeer te onvreden zoude gemaakt hebben. Zyne Officiers echter vonden niet goed, om zig naar dit gebruik te voegen, en weigerden, om van deezen walgelyken drank mede te drinken. Het brood, van Turksch graan gemaakt, dient ook aan de inboorlingen van Guiana, om 'er een ander zoort van drank van te maken; zy kruimelen het, en laten het in water weeken, tot dat dit mengzel, even als het voorgaande, is uitgegist, en zy noemen het zelve chiacoar. Deeze volken hebben bovendien nog een vierde zoort, cassiry genaamd, waar van zy veel gebruik maken. Het is zaamgesteld uit ignames, cassave, zuure orange-appelen, en suiker of teriaak, in water wel geweekt en uitgegist zynde. Ik moet 'er byvoegen, dat alle deeze dranken, als men 'er te veel van gebruikt, dronken maken, het geen aan de Indianen, mans en vrouwen, dikwils gebeurd. Dan alleenlyk begaan zy ongeregeldheden, en ontstaan 'er twisten onder hen.
De taal der Indianen in 't algemeen gelykt veel, ten aanzien van de uitspraak, naar de Italiaansche. Hunne woorden zyn welluidend, en eindigen met een klinkletter, zoo als men uit de door my bygebragte zien kan. Tot hun Almanach hebben zy niets anders, dan een koord met knoopen. Hun speeltuig bestaat voor eerst in een zoort van fluit, toutou genaamd, van een zeer dik bies gemaakt, waar op zy geluiden doen hooren, die niet veel aangenaamer zyn dan het gebulk van een os, en zonder welluidenheid of maat. Eene andere fluit, door deeze volken quarta genoemd, (veel overëenkomst hebbende met het geen OVIDIUS noemt Syrinx, en eenige dichters het rietfluitje van PAN:) is gemaakt van eene verzameling van rieten, aan het eene einde van ongelyke grootte, en als de pypen van een orgel te zamen gevoegd. Om op deeze fluit te spelen, neemt men ze met beide handen, en brengt ze aan de lippen, alwaar men ze heen en weder draaiende, 'er een zoort van mateloos en helder geluid mede maakt, het welk voor niemand aangenaam is, dan voor deeze Indianen. Wanneer ik zoodanig één moedernaakt, in het midden van een boschjen, op zyn rieten fluitje hoor speelen, verbeeld ik my den God PAN te zien. Ik bezit tans ook nog eene fluit, welke zy van een been van hunne vyanden maken. Hunne dans, indien men 'er dien naam aan geven kan, bepaalt zig tot sprongen, tot slingeren op één been, en tot rond draaien in verschillende houdingen, tot dat hun hoofd duizelig word.
De Indianen zyn zeer gemeenzaam onder elkander, en komen dikwils in eene groote hut of carbet, die daar toe in ieder gehucht is opgericht, by elkander. Zy danssen, zy speelen daar, of vermaken zig met het hooren of doen van vertellingen van spooken, toovenaars, of het verhaalen van hunne droomen, terwyl zy tusschen beiden dikwils in een onmatig gelach uitbarsten. Zy scheppen groot vermaak in zig te baden, het geen zy twee of drie maalen daags doen, mans, vrouwen, jongens, meisjens, allen onder malkander; en by deeze partyen maken zy zig zelfs niet aan de geringste onvoeglykheid schuldig, het zy met woorden, het zy met daden. Zy zyn, allen zonder onderscheid, uitmuntende zwemmers.
De bezigheden der mannen zyn, zoo als ik reeds gezegd heb, weinig in getal: men kan ze in twee woorden uitdrukken, jagen en visschen; en zekerlyk zyn de Indianen op deeze beide oeffeningen meerder afgericht, dan eenig ander mensch, tot welk volk hy ook behoore. Tot de jagt bedienen zy zig van boogen en pylen, welken zy zelve maken; en van de laatstgemelde hebben zy verschillende zoorten, naar den verschillenden aart van het wildt, waar op zy ter jagt willen gaan. Hunne bogen zyn van het stevigste en hardste hout gemaakt; zy geven aan dezelve zes voeten, en polysten ze op het fraaist door middel van een steen: deeze bogen zyn gespannen met koorden van zyde-planten, en de greep is met catoen omwonden. Hunne pylen hebben doorgaans by de vier voeten lengte. Zy zyn van een zoort van zeer sterk en recht riet gemaakt, aan welks einde eene ligte roede van een voet lengte is vast gemaakt, om ze in evenwigt te houden, en zy zyn met een staale punt, of een vischgraat gewapend, welke altyd een weerhaak heeft. Zommige van de pylen deezer volken hebben een punt als die van een lans; andere zyn met dubbele en driedubbele weerhaken, en zoodanig in één gewerkt, dat zy in de wond blyven hangen, wanneer zelfs het hout weggenomen is; deeze zyn de pylen, waar van men zig voornamelyk voor het jagen en visschen bedient; want, schoon zy niet doodelyk zyn, zyn zy voor het wildt ongemeen hinderlyk, en door middel van een boey, welke men 'er aan vast maakt, dienen zy om de visch naar de oppervlakte van het water te trekken, en mitsdien om zoo wel de een als de ander te vangen. Deeze pylen zyn alle van vederen van zes of zeven duimen lang voorzien. Verscheide hebben in plaats van punten rond gemaakte knoppen, van de grootte van een kastanje; de Indianen bedienen 'er zig van om de papegaijen en kleine apen te bedwelmen en te doen nedervallen, waar na zy ze met de hand grypen; deeze dieren komen weder spoedig by, en men zend ze levendig naar Paramaribo. Zommige van deeze pylen, geschikt om de visschen te dooden, hebben de gedaante van een drietand, hebbende tot drie en zelfs tot vyf punten. De Indianen doopen 'er ook eenige, maar in een klein getal, in het vergift, wourara [7] genaamd, het welk eene verschrikkelyke en schielyke werking doet; maar wanneer zy vreezen, dat hun schot zoude mogen missen, bedienen zy zig van een ander zoort van pylen, die niet meer dan tien of twaalf duimen lang, uitermaten dun, en van de schors van zeer hard palmhout gemaakt zyn. In plaats van vederen, is dezelve met catoen omwonden, zoo veel als voldoende is tot het vullen van een holle buis, van een riet gemaakt, en by de zes voeten lang, waar in deeze Indianen met hun adem blaazen. Zy werpen deeze doodelyke werktuigen, op den afstand van veertig schreden, en op zulk eene zekere manier, dat het dier, het welk zy mikken, hun niet ontsnappen kan. De punt van deeze laatstgemelde pylen word ook in het vergift wourara gedoopt, het welk zulk een krachtig vermogen heeft, dat by den laatsten opstand, in de Volkplanting de Berbices voorgevallen, eene vrouw, die door eene deezer vergiftigde pylen ligt gewond was, niet alleen byna oogenblikkelyk stierf, maar dat zelfs een kind, het welk zy aan de borst had, schoon het door dit wreed wapentuig niet geraakt was, insgelyks overleed, vermits het slechts een oogenblik aan de borst zyner moeder, na dat deeze was gekwetst geworden, gezogen had.
De manier van visschen is by de Indianen byna dezelfde, als die, welke ik reeds ter gelegenheid van den post de Hoop beschreven heb. Zy maken een fuik van paalwerk, by den ingang van kleine kreeken en in laage gronden; zy dooden aldaar de visch met hunne drietandige pylen, of vergiftigen het water, door 'er wortels van hiary, in Surinamen den naam van tringy-youco of konamy dragende, in te werpen. Deeze wortel verdooft den visch; en in dien staat kan men hem met de hand grypen, terwyl hy op de oppervlakte van het water dryft. De Indianen dryven in deeze wortelen handel, en verzenden ze in meenigte naar de Plantagiën, en naar Paramaribo. Zie daar, welke, behalven het maken van hunne huisraad, cieradiën, en wapentuigen, by deeze volken de bezigheden der mannen zyn.
Ik moet ook niet vergeten, dat elke Indiaan ter zyner verdediging een knods draagt, welke men apoutou noemt, van het zwaarste hout uit het bosch gemaakt: dezelve is agttien duimen lang, aan de twee einden plat en vierkant; maar aan het eene einde veel zwaarer, dan aan het andere: in het midden is dezelve het dunst; hy is omwonden met zeer sterke draden catoen, dienende om hem met des te meerder vastheid aan te vatten, en door een zoort van stootplaat gedekt, om de voorhand te bewaaren. Door een slag met deezen knods, waar aan dikwils een puntige steen word vast gemaakt, slaat men iemand de herssens in. De Indianen van Guiana snyden dikwils op hun apoutou beeldspraakige vertooningen, en het getal der vyanden, welken zy gedood hebben. Om den steen aan deezen knods vast te maken, steekt men dien in den boom zelven, die het hout levert, terwyl die in zyn groei is; dezelve hecht zig daar aan als dan zoo vast, dat het niet mogelyk is 'er dien uit te trekken; vervolgens hakt men dit hout, om 'er het fatsoen aan te geven.
De vrouwen houden zig bezig, om de maniok, de bananen, de ignames, en andere wortelen te planten; zy maken de levens-middelen gereed, maken aarde potten, catoene hangmatten, armbanden, en manden of korven. De beste derzelve worden pagala genoemd; zy zyn van een dubbele rieten mat gemaakt, die den naam van warimbo draagt, en eene witte of bruine kleur heeft; en deeze dubbele mat is tusschen beiden met bladeren van tas of trouly gevuld, om ze voor de vochtigheid te beveiligen. Het dekzel is gewoonlyk veel hooger en breeder, dan de mand zelve; het gaat over de geheele mand heen, en maakt dezelve op die wyze nog sterker: de bodem rust op twee stukken hout, kruislings gelegd. De hangmatten zyn geweven; het geen veel moeite en tyd vordert; want men moet elke draad, één voor één, in de scheering steeken, byna op dezelfde manier, waar op men koussen weeft. Men legt vervolgens deeze hangmatten in eene verwe, van schorssen van boomen gemaakt, volgens de kleur, die men 'er aan geven wil.
De Indiaansche meisjes bereiken de huwbaarheid voor den ouderdom van twaalf jaaren, en zomtyds zelfs veel eerder. Men huwd ze op die jaaren uit. De geheele plechtigheid bestaat, ten aanzien van den jongman, daar in, dat hy aan de jonge dogter eene zekere hoeveelheid wildt en visch, door hem gevangen, aanbied; en, wanneer zy dit aanneemt, doet hy haar deeze vraag: "Wilt gy myne vrouw zyn"? Indien zy dit met ja beantwoordt, is de zaak klaar; en wanneer het huis en de huisraad gereed zyn, viert men de bruiloft door een feest, waar op men zig dronken drinkt. De zwangere vrouwen kramen zonder hulp, en met zoo weinig moeite en pyn, dat men haar schier ontheven zoude oordeelen van het vonnis, tegen de eerste moeder van het menschelyk geslacht uitgesproken. Zy verrigten alle de bezigheden van het huishouden en bedienen haare mannen op den dag van haare verlossing zelven. Hoe belachelyk en ongeloofbaar deeze gewoonte ook schynen moge, is het niet minder waar, dat de man in dat geval, geduurende meer dan een maand, in zyne hangmat leggen blyft, alwaar hy steent en zucht, als of hy zelf van een kind stond te verlossen; en geduurende al dien tyd, moet zyne vrouw hem zorgvuldig oppassen, en hem het beste voedzel geven. Dit zyn de Indianen gewoon te noemen genot van zig zelven te hebben, en van hunne vermoeidheid uit te rusten. Verscheiden van deeze volken beschouwen een plat voorhoofd als eene groote schoonheid, en zoo dra hunne kinderen geboren zyn, drukken zy derzelver voorhoofd plat, zoo als eenige wilden in het Noorden van America doen.
De Indiaansche vrouwen eeten niet met hunne mannen, en zy bedienen hun als slavinnen, het geen haar belet, om alle mogelyke zorge voor haare kinderen te dragen; deezen zyn echter steeds wel gesteld en sterk. Wanneer zy reizen, dragen zy dezelve in kleine hangmatten, die op één der schouderen hangen; het kind zit in dezelve, met de beenen, het één voor, het ander agter de moeder geplaatst.
Deze Indianen neemen sap van tabak, in plaats van een braakmiddel. Wanneer één van hun op sterven ligt, het zy van ziekte, het zy van ouderdom, (en dit laatste overkoomt hun meer dan het andere) bezweert de Peji, of Priester, den Yawahou, of duivel, te middernacht, door het roeren van een calebas, gevuld met steentjes, erweten, en koraalen, geduurende welke verrigting hy eene lange redenvoering doet. Het ampt van Priester is by deeze volken erffelyk; en, zoo als ik reeds gezegd heb, hy, welke dien post vervult, heeft de eerstelingen van alle zoorten van spyzen of dranken, en zelfs een gemakkelyker leven. Wanneer een Indiaan gestorven is, wascht men hem, wryvt hem met olie, en steekt hem in een zak van nieuw catoen; hy zit daar in, met de elleboogen op de kniën, het gezicht met de palm van beide handen bedekt, en al zyn krygs- of jagt-gereedschap word by hem gelegd. Geduurende deeze plechtigheid, doen zyne nabestaanden, zyne vrienden, zyne gebuuren, de lucht van een jammerlyk geschreeuw weergalmen, maar kort daar na drinken zy zig aan sterke dranken dronken, en spoelen dus hun hartzeer af, het welk niet voor het volgende jaar weder te voorschyn koomt. Deeze gewoonte heeft daar door eenige overëenkomst met die der Berg-Schotten, by het begraven hunner dooden. Op het einde van het jaar haalt men het lyk uit den grond; het vleesch is 'er dan van afgescheiden, en men verdeelt de beenderen onder de nabestaanden en vrienden; men volgt dezelfde plechtigheden, als de eerste keer; waar na de geheele buurt naar eene andere geschikte verblyfplaats zoekt. Eenige byzondere stammen van Indianen volgen nu en dan een verschillend gebruik. Na het lichaam van hunne overledene nabestaanden of vrienden in de zoo even beschrevene houding geplaatst te hebben, leggen zy het zelve in 't water, en laten het verscheiden dagen daar in. De visschen eeten 'er wel dra het vleesch af, en wanneer 'er niet meer aan is, haalt men het geraamte uit 't water, laat het in de zon droogen, en hangt het vervolgens van binnen aan het dak der hutten of carbets. Dit is het grootste bewys van teedere liefde en achting, welke men, by deeze volken, aan de dooden bewyzen kan.
Wanneer deeze Indianen te land reizen, neemen zy altoos hunne kano met zig, welke gemaakt is van den stam van een grooten boom, door middel van het vuur uitgehold. Dezelve dient hun dan tot het overbrengen van hun reistuig, wanneer zy moerassen doorwaden, of kreeken of rivieren over moeten; en is, even als zy zelven, geheel rood geverwd. Indien zy te water reizen, gaan zy doorgaans tegen den stroom, om het wildt, het welk zy op de boomen, of aan den oever zien, des te gemakkelykcr te kunnen dooden; indien zy met den stroom mede roeiden, zou de kragt van 't water hen noodzaaken om gezwind voort te gaan. Wanneer zy de zeekusten volgen, gebeurd het dikwils, dat eene golve hunne cano met water vult; maar in weerwil van dit ongeluk, lyden zy nooit schipbreuk. In zoodanig geval werpen zy allen, mans en vrouwen, zig oogenblikkelyk in het water; met de eene hand houden zy zig aan de kano vast, en met de andere maken zy dezelve met calebassen ledig.
Schoon de Indianen van Guiana zeer vreedzaame volken zyn, voeren zy echter zomtyds oorlog, eenvoudiglyk om gevangenen te hebben: de Europeanen zetten hen maar al te dikwils daar toe aan, om dezelven van hun te koopen, en 'er slaven van te maken; maar zy dienen niet meer dan tot eene uiterlyke vertooning, dewyl zy volstrekt weigeren te arbeiden: indien men hen mishandelt, en vooral indien men hen slaat, kwynen zy, teeren uit, en weigeren alle voedzel, tot dat zy eindelyk van verzwakking en smarte sterven.
De Indianen doen altyd hunne aanvallen midden in den nacht; hunne krygsverrigtingen gelyken meer naar die van een beleg, dan naar die van eenen veldslag; zy bestaan in het omcingelen der vyandelyke gehuchten, terwyl derzelver bewooners in diepen slaap liggen; in het gevangen nemen der vrouwen en kinderen van beiderleije kunne; in het dooden der mannen met hunne vergiftigde pylen, of in dezelven met hunne apoutous, of knodsen, de herssenen in te slaan. Zy ontnemen ook aan de laatstgemelden het hoofdhair, en brengen het als een zegenteeken t'huis, om het aan hunne kinderen en vrouwen te toonen, of zy verkoopen het aan de Europeanen op Paramaribo. In de vechteryen van twee partyen, maar die zeer zeldzaam onder hun voorvallen, zyn de boog, en met weerhaaken voorziene pylen, hunne voornaame aanvallende wapentuigen. Deeze raaken den vyand, en doen denzelven omkomen, op den afstand van meer dan zestig schreden. De ligtste vogel zelf in zyne vlugt, indien hy slechts de grootte van eene kraay heeft, kan hun niet ontsnappen.--De behendigheid van deeze volken, in alle hunne krygsoeffeningen, is zoo groot, dat de beste schutters, in de veldslagen van Crecy, van Poitiers en van Agincourt, voor hun zouden hebben moeten onderdoen.--Ik moet 'er nog byvoegen, dat wanneer deeze Indianen gaan oorlogen, zy eenen Generaal verkiezen, wien zy den titel van Outil geven.
De koophandel, welken de Indianen van Guiana met de Hollanders dryven, bestaat in ruilingen. Zy leveren slaven, waterkruiken, kano's en hangmatten, Brasilie-hout, hiary wortelen, kapellen, papegaijen, apen, copaiva-balsem, arracocerra-gom, oly van acajou-noten, en arnotta; waar voor zy wederkeerig ontfangen gecouleurde stoffen, snaphaanen, kruid, bylen, messen, scharen, glaswerk, spiegels, visch-haaken, kannen, naalden, spelden, enz. De copaïva-balsem druipt van de schors van eenen dikken boom, die zeer verre binnen in het Land groeit, welks bladeren breed en puntig zyn, en die eene vrucht draagt, als een komkommer. Deeze gom is geel, hard, doorschynend, en naar amber gelykende. Wanneer men ze ontbindt, geeft ze een aangenaame geur van zig, en dient tot een water-afdryvend middel, en tot een vernis. De gom, aracocerra genoemd, loopt uit een boom, die men insgelyks in het binnenste des lands vindt. Zy is geel, gelyk de eerstgemelde, maar zwaar, en zacht in het aanraken: derzelver reuk is ook veel geuriger. De Europeanen en Indianen waardeeren dezelve zeer, uit hoofde van haar krachtig vermogen tot geneezing van wonden en andere kwaalen. De caraba, of oly van acajou-noten, word op deeze wyze gemaakt: men klopt, stampt en kookt de pitten, welke men uit de hoekachtige en bruine vrucht haalt, groeiende aan een boom van denzelfden naam, die de gedaante van een goeden kastanje-boom heeft. Deeze oly is bitter. De Indianen bedienen 'er zig van, om 'er het lyf mede te besmeeren, en de Europeanen gebruiken ze tot verschillende einden. De boom, wiens bladeren naar die van den laurierboom gelyken, groeit tot de hoogte van meer dan vyftig voeten; maar dewyl ik denzelven, noch ook de twee eerstgemelden, niet gezien heb, kan ik 'er niet meer van zeggen. De Mawna-boom is hoog, recht, en van een helder bruine kleur; deszelfs bladeren zyn eirond, en de noten gelyken naar muscaat noten; maar zy hebben 'er de geur niet van. De gom loopt uit den stam door insnydingen, welke men 'er in maakt; de Indianen laaten dezelve in water ontbinden, en, zoo als ik reeds gezegd heb, zy mengen die onder de arnotta, om zig te beschilderen. De Palma-Christi by de kruidkundigen onder den naam van Ricinus, of den Wonderboom, bekend, is een heester van omtrent vier voeten hoog. Hy is recht op geschoten, en met breede gevingerde bladen bedekt, hangende aan lange steelen, en zulks zoo wel de stam, als de takken. Deeze heesters zyn van tweederley zoort, roode en witte. Zy brengen driehoekige nooten voort, zittende in groene schillen, die bruin worden, en afvallen, wanneer de vrucht ryp is. Men perst uit deeze noten de oly, aan welke men in Surinamen den naam geeft van carapat. Derzelver smaak gelykt veel naar die van olyf-olie.
Onder alle de Indiaansche volken, onderscheiden zig de Caraïben door hun getal, werkzaamheid, en dapperheid. Zy woonen grootendeels naar den kant der Spaansche bezittingen, die zy dikwils ontrusten door een geest van wraakzucht over de wreedheden, omtrent de volken van Mexico en Peru, welken de Caraïben als hunne voorvaderen beschouwen, door deeze Europeanen zynde gepleegd geweest; zy hebben een Capitain aan hun hoofd, en verzamelen zig by elkander op het geluid van een zeeschelp; dikwils leveren zy ook slag aan de Indianen uit hunne nabuurschap; maar eene byzonderheid, die schier ongelooflyk schynt, en sterk is tegengesproken geworden, steldt hen beneden alle de andere volken van het vaste Land; zy zyn Cannibalen, of menschen-eeters. Dit is ten minsten zeker, dat zy hunne vyanden eeten, wier vleesch zy met de gretigheid van een gier inslokken, schoon men in algemeen vooronderstelt, dat zy daar toe meer door wraakzucht, dan door een bedorven smaak, gedreven worden.
De Accawaus-Indianen zyn weinig in getal, en van de zee-kusten meer af gelegen, dan de eerstgemelden. Zy leven in goede verstandhouding met de Hollanders; maar zy zyn valsch, en weeten een langzaam vergift te bereiden, het welk zy onder hunne nagels verbergen. Hunne hutten zyn omringd met staketzels, van palen gemaakt, waar van de punten ook vergiftigd zyn.
De Worrows-Indianen, zoo zy niet de wreedsten zyn, mogen ten minsten voor de verachtelyksten van alle de Indianen in Guiana gehouden worden. Zy woonen langs de Orenoco, tot aan de Volkplanting van Surinamen. Hunne kleur is onaangenaam en bleek. Zy zyn wel sterk, maar kleinmoedig. Hunne natuurlyke vadzigheid en hunne elende, een gevolg van hunne gevoelloosheid, is zoo groot, dat zy naauwlyks zoo veel hebben om die deelen te bedekken, welke de schaamte gebiedt te verbergen, en dat zy zig daar toe dikwils van den schors van een palmboom in plaats van linnen bedienen. Zomtyds gaan zy geheel naakt, en geven een ondraaglyken stank van zig. Hunne luiheid noodzaakt hen den meesten tyd, om alleen van wilde vrugten te leven, en niets dan water te drinken. Het moge vreemd dunken, wanneer men zegt, dat dit volk wel te vreden is; maar men moet begrypen, dat deszelfs verlangen zig tot deeze genietingen bepaalt, en dat men nooit een Indiaan hoort klagen, dat hy ongelukkig is.
De Tajiras bewoonen ook de zeekust, tusschen de Volkplanting van Surinamen, en de Rivier der Amazonen; hun getal is het meest aanzienlyk; men berekent ze op byna twintig duizend zielen in deeze bezitting alleen. Deeze Indianen zyn vreedzaam; maar zeer ongevoelig, en in veele opzigten gelyken zy naar de Worrows.
De Piannacotaus leven zeer verre in de binnen landen, en zyn vyanden van de Europeanen, met wien zy weigeren te handelen, of in de minste betrekking te staan. Dit kan ik 'er bovendien van zeggen, dat zy alle de Christenen in Guiana vermoorden zouden, indien zy 'er de magt toe hadden.
De eenige Indiaansche natie in dit Land, die my nog staat op te noemen, is die der Arrowouks: ik verkies dezelve boven alle anderen;--maar dewyl dit hooftstuk reeds vry lang geworden is, zal ik 'er by eene andere gelegenheid van spreken. Ik stap derhalven voor een oogenblik af van dit gelukkig volk, het welk noch van onderscheidingen van rang, noch van verdeelingen van landen, de bronnen van wanorde en twist by de verlichtste volken, eenige kennis heeft. Dit zelfde volk weet, in deszelfs gelukkig Land, alwaar groente en bloemen zig onophoudelyk vertoonen, in 't geheel niet wat behoefte en moeite is. De wenschen van hun, die deeze volken uitmaken, zyn bepaald, maar altyd voldaan. Deeze gelukkige Indianen hebben, met het denkbeeld van een toekomend leven, geene de minste ongerustheid over deeze toekomste, en sterven in vrede. Men kan van hun, naar de letter, zeggen, dat zy dikwils niet op den dag van morgen denken; maar met hun dit zoort van ontkennend geluk toe te staan, beweere ik egter niet, dat het zelve voor een Europeaan benydens-waardig is.
Om een naauwkeuriger denkbeeld van de wapenen, huisraad, werktuigen, en onderscheidene cieradiën der Indianen van Guiana te geven, verwyze ik den lezer naar de daar van gemaakte afteekening. Zie hier de lyst der dingen, die daar op vertoond worden. [8]
- Eene Coriola, of Indiaansche kano, doorgaans van den stam van een boom gemaakt.
- Een Pagaije, of roei-riem.
- Een zeeft, manary genaamd.
- Een Indiaansche blaasbalg, of way-way.
- Een stoel, of zitbank, mouly genaamd.
- Een korf, of pagala.
- Een pers voor de cassave, matapy genaamd.
- Een Indiaansche boog.
- Een pyl om de visch te dooden.
- Een pyl met een ronde knop voor de vogelen.
- Een gewoone pyl met weerhaken.
- Een kleine vergiftigde pyl.
- Een pyp of fluitje, waar door men blaast, om de pylen te doen afgaan.
- Een kroon van verschillende vederen.
- Een voorschoot, queiou genaamd.
- Een Indiaansche aarde pot.
- Een Indiaansche knods, of apoutou.
- Een catoene hangmat.
- Cieradiën, van tanden van tygers, of wilde zwynen gemaakt.
- Een toover-schelp, of calebas.
- Een Indiaansche fluit, tou-tou genaamd.
- Een fluit, van het been van een vyand gemaakt.
- Een Indiaansche fluit, quarta genaamd.
- Een steen, om de maniok te malen, genaamd matta.
Nooten
bewerken[7] De Schryver van deeze reize verwyst hier den lezer tot de meer uitgebreide opgaven, door Dr. BANCROFT aangaande dit vergift gegeven in zyne natuurlyke Geschiedenis van Guiana, een werk, weinig of in 't geheel niet in Frankryk bekend.
BANCROFT begint met te verhaalen, het geen DE LA CONDAMINE voor hem nopens dit vergift gezegd heeft; zie het zelve hier: "De Yamcos zyn zeer afgericht op het maken van lange pylkokers, die het gewoonste jagt-wapen der Indianen zyn. Zy doen daar in kleine pylen van palmhout passen, welke zy, in plaats van met vederen, met een kleine kloen catoen voorzien, die de buis naauwkeurig vult. Zy werpen dezelve door blaazen dertig of veertig schreden ver, en missen byna nooit te raken. Een zoo eenvoudig werktuig vervult by alle deeze volken met zeer veel voordeel het gebrek van schietgeweer. Zy doopen de punt van deeze kleine pylen, als mede die van hunne bogen, in zulk een scherp vergift, dat het zelve, wanneer het versch is, in minder dan één minuut het dier doodt, het welk door den pyl gewond is. Schoon wy snaphaanen hadden, hebben wy, aan de Rivier, nooit wildt gegeten, het welk op eene andere wyze gedood was, en dikwils hebben wy de punt van den pyl onder den tand gevonden; daar by is geen gevaar hoe genaamd; dit vergif werkt niet, dan wanneer het onder het bloed koomt. Dan is het voor den mensch niet minder doodelyk, dan voor andere dieren. Het tegengift is het zout, en nog zekerder de suiker"--Op een andere plaats:
"Dit vergift is een uittrekzel, door middel van het vuur gemaakt, uit de sappen van onderscheidene planten, en in 't byzonder van zekere heestergewassen. Men verzekert, dat het vergift, ticunas genaamd, zynde het zelfde, waar mede ik de proef genomen heb, het welk onder de verschillende zoorten, die langs de Rivier der Amazonen bekend zyn, het meest geacht is, uit meer dan dertig zoorten van kruiden is zaamgesteld". (Verkort verhaal van eene reize door de binnen-lánden van Zuid-America gedaan.)
"De ticunas (dus vervolgt Dr. BANCROFT) wordt waarschynlyk gemaakt van de zelfde kruiden, als de wourara, een vergift, het welk zynen naam ontleent van het heestergewas, het welk 'er de grondslag van uitmaakt. Het vergift der Accawaus-Indianen, het welk voor het geweldigste gehouden wordt, bestaat slechts uit vyfderley kruiden, wel verre, dat het uit dertig zoude bestaan, zoo als de heer DE LA CONDAMINE van de ticunas opgeeft. Andere volken echter, en in 't byzonder de Arrawks, voegen 'er naar goedvinden de tanden en lever van een vergiftige slang, als mede roode peper, by; het laatste, om 'er de werking van te vermeerderen. De Worrows mengen 'er een grooter getal kruiden onder, misschien uit bygeloovigheid, of om dat zy zig door onkunde verbeelden, dat zy, meerder dingen onder elkander mengende, de verlangde uitwerking des te zekerder bekomen zullen.
"Zie hier het voorschrift van het vergift der Accawaus, het welk verscheiden van hunne Peji of Geneeskundigen my op verschillende tyden gegeven hebben: allen stemden zy over één met opzigt tot het zoort en getal der planten; zy verschilden alleenlyk in de hoeveelheid of gifte.
Men neemt van alle de kruiden, waar uit dit mengzel bestaat, even veel.
Men neemt zes deelen van de schil van den wortel van wourara, twee van de schors van warra cobba courra; één van de schil van den wortel van concassapi, één van balleti, en eindelyk één van hatchybaly.
Men schraapt alles fyn, doet het in een kruik, en giet 'er water op. Men zet deeze kruik op een matig vuur, zoo dat het na verloop van een vierde van een uur begint te koken. Dit gedaan zynde, moet men het sap met de hand uitdrukken, zorg dragende, dat de huid niet ontvelle. Men werpt de bast weg, en doet vervolgens het sap op een matig vuur uitdampen, tot op de dikte van pik en teer. Dan neemt men het af, en men doopt daar in kleine platte stukken cokarito hout, (een zoort van palmhout,) waar aan het vergift, wanneer het koud is, blyft hangen, en dan de gedaante heeft van een roodachtig bruine gom. Deeze stukken hout dus bestreken zynde, steekt men dezelve in groote holle rottingen, aan beide einden met een huid toegemaakt. Wanneer men een pyl wil vergiftigen, werpt men één van deeze stukken hout in 't water, of men houdt het zelve boven den rook van 't vuur, om door dien damp week te worden; in het eerste geval doopt men de pyl in 't water, en in 't tweede wryft men die tegen dit stuk hout. De kleinste hoeveelheid van dit vergift, door eene wonde in de bloedvaten van een dier gebragt zynde, doet het zelve in minder dan één minuut sterven, zonder eene blykbaare waare pyn, schoon men zomtyds ligte stuiptrekkingen op het oogenblik van den dood bemerkt.
De heer DE LA CONDAMINE zegt, dat de Indianen misdadige vrouwlieden tot het bereiden van dit vergift gebruiken, en dat, wanneer zy den geest geven, zulks een bewys is, dat het genoeg gekookt heeft: dit gelykt zeer naar een verdichtsel. De Indianen, die in den omtrek der Volkplanting van Demerary woonen, doen, hun vergift in de vrye lucht uitdampen, tot dat het zyne volkomene dikte verkregen heeft, en zulks zonder het minste gevaar.
"De kruiden, die tot het zamenstellen van dit vergift der Accawaus gebruikt worden, zyn heestergewassen van onderscheiden zoort.
"Ik heb 'er de proef mede genomen op dieren die ziek waren, en weinig bloed hadden; ik bevond, dat het een langzaamer uitwerking deed, dan op sterke en gezonde dieren.
Men weet geen zeker tegengift tegen dit vergift. Ik twyffel, of eenig geneesmiddel, langs den weg, tot de spysverteering geschikt, ingenomen, schielyk genoeg kan werken, om deszelfs verschrikkelyke gevolgen voor te komen. Om de uitwerking van de ticunas tegen te gaan, geeft DE LA CONDAMINE het zout, en als een zekerder middel de suiker op. De blanke inwooners van Demerary schryven dezelfde kragt aan het sap van het suikerriet toe, maar de Indianen zyn het daar mede niet eens, en ik heb geene enkele keer het bewys van deszelfs kragtdadige werking kunnen ontdekken. De zelfde reiziger spreekt van eene proeve, te Caijenne in tegenwoordigheid van den Bevelhebber genomen, aan een hoen, door eene vergiftigde pyl gewond, het welk men suiker deed inneemen, zonder eenig blyk van ongesteldheid te geven. Maar deeze proef te Leiden, in tegenwoordigheid van verscheiden Hoogleeraars in de Geneeskunde aldaar, hernieuwd zynde, was zonder het verlangd gevolg, schoon de koude van den winter ontwyffelbaar de werking van het vergift verzwakt had.
Wanneer één der watervaten door één van deeze vergiftigde pylen gekwetst is, volgt 'er eene koortsachtige ontsteeking op. Ik heb 'er een voorbeeld van gezien in een Indiaan, tot zekere Plantagie behoorende, die zig den voorsten vinger van de linke hand met één van deeze pylen ligtelyk ontveld had. Dewyl 'er geen bloed uit liep, vreesde hy niets; maar wel dra wierd zyne wonde pynlyk, zyne hand zwelde verbaazend op, en dienvolgende kwam deeze man my raadplegen. De uitwerking van dit vergift toen niet kennende, deed ik een Peji uit den stam der Arrawks roepen, die in de nabyheid was, en vroeg hem door een tolk, of hy eenig geneesmiddel tegen dit toeval had. Hy antwoordde my van neen; maar hy verzekerde my, dat de Indiaan 'er niet van sterven zoude, dewyl 'er geen bloed uit de ontvelling, die naauwlyks zigtbaar was, geloopen had. De uitwerkzels van het vergift wierden intusschen steeds geweldiger; en niet alleen zyne hand, maar zelfs de geheele arm was ontstoken. De pols was hard, schielyk, afgebroken; de ademhaling moeielyk, met eene koortsige hette, een brandende dorst, en de oxel-klieren waren gezwollen. De zieke wierd in tyds adergelaten. Men wond hem den arm in linnen, het welk in oly en azyn was nat gemaakt. Verscheide middelen, de ontsteeking tegengaande, wierden inwendig toegediend; maar ik zal ze niet opnoemen, want ik weet niet, of zy van eenig nut waren. In twaalf uuren verminderde het geweld der toevallen zichtbaar; en des anderen daags morgens was 'er geen blyk meer van overig.
"Ik zal 'er byvoegen, als eene andere uitwerking van dit vergift, dat wanneer een aap door eene vergiftigde pyl gewond is, hy op den grond valt; wanneer hy door eene gewoone pyl geraakt is, klimt hy op den top van den boom, en blyft aldaar; zelfs na dat hy reeds dood is".
De proeven van Dr. BANCROFT omtrent het door hem vermelde vergift, dezelfde zynde, als die van FONTANA aangaande de ticunas, zullen wy het besluit van deezen Natuur-kenner des aangaande opgeven.
Van de ticunas, of het Americaansch vergift.
"De reuk van dit vergift, wanneer het droog is, is geheel onschadelyk; en zoodanig zyn ook deszelfs deeltjens, die door de lucht in den mond of in de neus, en vervolgens in de long komen.
"De uitwaassemende dampen van het Americaansch vergift, (het zy men het op gloeiende kooien geworpen heeft, het zy men het in een pot heeft laten koken,) zyn onschadelyk, het zy men ze ruikt, het zy men ze inademt.
"Schoon het vergift, waar van ik my bediende, door ouderdom veel verloren had, had het egter zyne wezentlyke eigenschap behouden, om in zeer korten tyd, en in zeer kleine giften, zeer sterke dieren te dooden; en het was altyd zonder gunstig gevolg, wanneer ik deszelfs werking tragte te beletten door suiker en zout, welke ondertusschen de twee eigenäartige geneesmiddelen zyn van den heer DE LA CONDAMINE, die daar in het begrip der lieden van dit Land gevolgd heeft.
"Dit vergift ontbindt zig gemakkelyk en zeer goed in water, zelfs in koud water, als mede in zuuren uit het ryk der mineraalen en planten. Echter ontbindt het zig veel langzaamer in vitriool-oly, dan in andere zuuren, en het wordt 'er zoo zwart in als inkt: het welk met geene der andere zuuren gebeurt.
"Het maakt geene opbruisching, nog met zuuren, nog met loogzouten, en doet de melk niet schiften, geevende daar aan alleenlyk deszelfs natuurlyke kleur.
"Het verandert het radys-sap niet, nog in eene roode, nog in in eene groene kleur; en wanneer men het door het vergrootglas onderzoekt, ziet men 'er niets regelmatigs en zoutachtigs in; maar het schynt grootendeels uit zeer kleine onregelmatige rondachtige lichaampjes zaamgesteld, even als sappen van planten. Het droogt zonder barsten, verschillende daar in van het slangen-vergift: en op de tong gelegd zynde heeft het eene zeer bittere smaak.
"Uit allen deezen besluit ik, dat het noch zuur, noch loogzoutig is, en dat het niet bestaat uit zouten, die zigtbaar zyn, zelfs door middel van het vergrootglas.
"Het Americaansch vergift is geen vergift, wanneer men het op de oogen legt, zelfs na dat het in water ontbonden is; en het doet op deeze deelen geene werking.
"De heer DE LA CONDAMINE, en alle Americaanen gelooven, dat dit vergift, inwendig genomen, geheel onschadelyk is.
"Volgens verscheide waarneemingen, genomen aan dieren, die 'er van gestorven zyn, besluit ik als eene waarheid, dat het Americaansch vergift, inwendig genomen, een vergift is, maar dat 'er eene wezentlyke hoeveelheid verëischt word, om zelfs een klein dier te dooden.
"Andere, naderhand genomene proeven, zoo aan vogelen, als aan viervoetige dieren, hebben my doen befluiten, dat het Americaansch vergift, op de huid gelegd zynde, schoon dezelve naauwlyks door eene krabbing ontveld is, den dood kan veroorzaaken, hoe wel niet altyd, en in alle omstandigheden. De grootste dieren wederstaan de werking van dit vergift het gemakkelykst, en wanneer zelfs de zwakste dieren 'er niet van sterven, bevinden zy zig in korten tyd zoo gezond als te vooren.
"Men behoeft omtrent een honderdste gedeelte van een grein van dit vergift, om een klein dier te dooden, en het is noodig, dat dit vergift ontbonden zy, om den dood te veroorzaken, of tot eenige verwarring van aanbelang in de dierlyke huishouding gelegenheid te geven.
"Wanneer 'er weinig bloedvaten in het aangetast deel zyn, word het kwaad niet medegedeeld, of is ten minsten niet doodelyk.
"De pylen zyn veel gevaarlyker en doodelyker, dan het vergift, het welk in water ontbonden is, en eenvoudiglyk op het gewonde deel gelegd word.
"Het vergift der pylen is krachtiger, indien men ze vooraf in warm water doopt; en dan werken zy met meer zekerheid en gezwindheid. Deszelfs werkzaamheid is nog veel grooter, indien men de pylen doopt in het vergift, het welk in water tot de dikte van een drank gekookt is.
"Het Americaansch vergift verliest zyne doodelyke hoedanigheden, wanneer het in de drie zuuren uit het mineraalen-ryk ontbonden word; maar in rhum en azyn ontbonden zynde, behoudt het dezelve.
"Het schynt derhalven, dat de zuuren uit het mineralen-ryk aan het Americaansch vergift deszelfs schadelyke hoedanigheden ontnemen: ik zeg eenvoudig, dat dit zoo schynt, om dat men nog zoude kunnen denken, dat 'er een weinig zuur met het vergift vereenigd blyft, schoon men het heeft uitgedampt, en dat dit zuur op de vaten van de huid zyne werking doet. Het verschroeit dezelve, en byt ze eenigermaten weg.
"Schoon de zuuren de werking van het vergift beletten, schynt het, dat zy een nutteloos en gevaarlyk middel zyn, indien men ze op de vergiftigde spieren van het dier legt.
"'Er is een bepaalde tyd noodig, op dat het Americaansch vergift aan het dier worde medegedeeld. Deeze tyd is veel aanmerkelyker, dan die 'er tot de mededeeling van het vergift der slangen verëischt word. Deszelfs uitwerkingen op de dieren zyn veel onbepaalder en meer verschillende. Beiden kan men geneezen door het afzetten der deelen, wanneer zulks zonder doods-gevaar geschieden kan, en mits deeze afzetting in tyds geschiede.
"Het vergift, in het bloed gekomen zynde, doodt oogenblikkelyk: waar uit ontwyffelbaar blykt, dat, wanneer het uitwendig op een gewond deel van een levend dier gelegd word, het zelve groote wanorden in de dierlyke huishouding kan en moet veroorzaken, of zelfs den dood aanbrengen.
"Het vergiftigt de zenuwen niet; en is een onschadelyk sap, op welke wyze het dezelve ook aanraakt. Maar het is doodelyk, zelfs in de kleinste gift, indien men het door den strot-ader in het bloed brengt, even als het vergift der slangen doet. De geheele werking van dit vergift is dus op het bloed.
"De dood, die onmiddelyk volgt, zoo dra het vergift in 't bloed gekomen is, zoude kunnen doen denken, dat 'er in het bloed een werkzaamer, fyner, vlugger beginzel is, het welk aan het beste gezicht, en zelfs aan het vergrootglas ontsnapt. Dit beginzel zoude, in die veronderstelling, voor het leven noodzakelyk schynen; en op dit beginzel zelfs schynt het vergift onmiddelyk deszelfs werking te doen.
"Voor het nemen myner proeven, zoude niemand getwyffeld hebben, of het Americaansch vergift deedt zyne werking onmiddelyk op de zenuwen. Alle uiterlyke teekenen kondigden dit mede aan. Deeze teekenen gaan dus niet zeker; en de Geneeskundigen beschouwen dezelve ten onrecht als een bewys, dat de ziekte eene zuivere zenuw-ziekte is" (FONTANA, Memoire sur le poison Americain, appellé ticunas. Tom. II. pag. 83.)
Aanteek. v. d. Franschen Vert.
[8] Men vindt in het Kabinet van oudheden, in de Nationale Boekereije, eene merkwaardige reeks van kleederen en huisraad, door Asiätische, Africaansche, en Americaansche volken gebruikt wordende. Deeze dingen zyn, by gebrek aan plaats, onder de Grieksche en Romeinsche gedenkstukken ongelukkiglyk verward geraakt; maar men moet de Opzichters van dit Kabinet deswegens niet beschuldigen, daar zy liever verkozen hebben de voorwerpen op één te stapelen, dan ze verborgen te houden. Hun oogmerk, met die dingen in hun Kabinet te verzamelen, is, om na de gedenkstukken, die tot de geschiedenis der oude volken betrekking hebben, als daar zyn de Egyptenaaren, de Grieken, en de Romeinen, tevens aan de nieuwsgierigheid aan te bieden die geene, welke tot de geschiedenis der volken in afgelegene Gewesten behoord hebben, als de Chineezen, de Japoneezen, de bewooners van de Kust van Guinee, van de Landen in de Zuid-zee, van Peru, van Mexico, enz. Het was te wenschen, dat men de zaal afmaakte, die voor deeze gedenkstukken in de Nationaale Boekereije bestemd is, en dat men, overëenkomstig het verlangen der Opzichters, de even vermelde zaaken op ééne plaats by elkander voegde. Alles wat op deeze plaat vertoond word, is in het Kabinet der Boekereije te zien. Men ziet 'er bovendien een hut der wilden, waar in alle deeze werktuigen in 't klein met eene groote juistheid zyn nagemaakt, even als het verkleind model van onderscheidene gewerkte stoffen, het welk de gewezen Hertog van Orleans had laten maken, om in de bewaarplaats der konsten gezet te worden.
Aanteek. v. d. Franschen Vert.
Publiek Domein |
---|
Deze bron (Reize naar Surinamen en Guiana/Hoofdstuk XV) is (gedeeltelijk) afkomstig van Project Gutenberg.
Bronnen afkomstig van Project Gutenberg zijn in het publiek domein. |