Reize naar Surinamen en Guiana/Hoofdstuk XXIX

Reize naar Surinamen en Guiana
Hoofdstuk I · Hoofdstuk II · Hoofdstuk III · Hoofdstuk IV · Hoofdstuk V · Hoofdstuk VI · Hoofdstuk VII · Hoofdstuk VIII · Hoofdstuk IX
Hoofdstuk X · Hoofdstuk XI · Hoofdstuk XII · Hoofdstuk XIII · Hoofdstuk XIV · Hoofdstuk XV · Hoofdstuk XVI · Hoofdstuk XVII · Hoofdstuk XVIII
Hoofdstuk XIX · Hoofdstuk XX · Hoofdstuk XXI · Hoofdstuk XXII · Hoofdstuk XXIII · Hoofdstuk XXIV · Hoofdstuk XXV · Hoofdstuk XXVI · Hoofdstuk XXVII
Hoofdstuk XXVII · Hoofdstuk XXIX · Hoofdstuk XXX · Aanhangzel (1) · Aanhangzel(2) · Tweede aanhangzel (1) · Tweede aanhangzel (2)


NEGEN-EN-TWINTIGSTE HOOFTSTUK.

Byzonderheden, betreffende den beruchten GRAMAN QUACY.--Beschryving van eene Koffy-Plantagie.--Ontwerp tot verbetering voor de Volkplanting van Surinamen.--Verscheiden zoorten van visschen.--Nieuwe trek van wreedheid.--Voorbeeld van menschlievendheid.--De krygsbende van den Colonel FOURGEOUD wordt wederom ingescheept.

Andermaal in de hoofdstad te rug gekomen zynde, en van de beleefdheid van anderen geen misbruik willende maken, huurde ik een klein, maar gemakkelyk huis, aan den waterkant gelegen, en alwaar wy byna zoo gelukkig leefden, als op de Hoop.

Het eerste bezoek, dat ik ontfing, was van den Capitain LEWIS, die my berigtte, dat MACDONALD, die dankbaare matroos, van wien ik hier boven gesproken heb, op zyne te rug reize, na eenen tocht van twaalf dagen was overleden. Deeze brave jongen had den Capitain verzocht my van zynent wegen te groeten, en my ter hand te stellen de schelp van paarel d'amour, met zilver omzet, welke ik hem gegeven had.

Een groot aantal Planters en Colonisten wenschten ons geluk met onzen goeden uitslag tegen de muitelingen, De beruchte GRAMAN QUACY vertoonde my ook den fraaijen rok, en gouden gedenkpenning, hem door den Prins van Oranje geschonken. Deeze Africaan, want hy was van de kust van Guinee geboortig, vond middel, om, door zyn inneemend character en door zyne slimheid, zig niet alleen de vryheid, maar zelfs een gemakkelyk leven, te bezorgen.

Onder de slaven van het laagste zoort den naam van Lockoman, of toovenaar, verkregen hebbende, werd 'er op de Plantagiën geene misdaad gepleegd, of GRAMAN QUACY wierd geroepen, om den schuldigen te ontdekken; het geen hy zeer dikwils deed, uit hoofde zyner doorzichtigheid, geholpen door het vertrouwen, het welk de Negers op zyne tooverstreeken stelden, en door het gezag, het welk hy op hen verworven had. Dienvolgende kwam hy groote onheilen voor; en tot belooning van zyne diensten, ontfing hy nu en dan aanzienlyke geschenken. De bende Jagers, en, alle de vrye Negers, waren aan zynen invloed onderworpen. Hy verkogt hun zyne obias of tooverbanden, om hen onkwetsbaar te maken, en hun daar door alle vrees te benemen. Door deeze kunstgreep had hy aan de Volkplanting grooten dienst gedaan, en tevens goed zyn beurs gemaakt. De Negers baden hem als een God aan. Het maken van zyne tooverbanden kostte hem weinig: zy bestonden uit kleine steentjes, zeeschelpen, klein gehakt hair, vischgraaten, vederen, enz. dit alles wel by elkander gebonden, en een pakje uitmakende, wierd met een catoen lint om den hals gehangen, of aan eenig ander gedeelte van het lichaam geplaatst. Hy had, in 't jaar 1730, het geluk, om eenen geneeskrachtigen wortel te ontdekken, die naar hem Quassie- of Quacy-hout genoemd wierd. [1] Schoon dezelve thans in Engeland minder beroemd is, dan voor deezen, beschouwt men dien echter als een zeer krachtig middel tot versterking van de maag, en herstelling van eetlust. Behalven deeze eigenschap, levert dezelve ook een krachtig middel tegen de koorts op.

De heer D'AHLBERG, dien ik reeds in het verhaal van deeze reize genoemd heb, maakte, in 't jaar 1761, het Quasie-hout aan den beroemden LINNÆUS bekend, en deeze Zweedsche Natuurkenner heeft naderhand eene verhandeling over deeze plant geschreven. Door middel van deeze gewichtige ontdekking, zoude QUACY groote rykdommen hebben kunnen verzamelen, zoo hy zig niet aan een liederlyk leven en verkwistingen had overgegeven, waar van de gevolgen zwaare ziekten waren, en inzonderheid de melaatsheid, die, zoo als ik reeds gezegd heb, volstrekt ongeneeslyk is. Hy moet niettemin eenen hoogen ouderdom bereikt hebben, schoon hy den juisten tyd van zyne geboorte niet wist, maar hy was dikwils gewoon te verhaalen, dat hy als trommelslager diende, en op de Plantagie van zynen meester alarm sloeg, toen de Fransche Admiraal, JACQUES CASSARD, in 't jaar 1712, de Surinaamsche Volkplanting onder schatting stelde.

Het Portrait van deezen buitengewoonen man, met zynen gryzen kop, en zyn scharlaken en blaauwen rok, met goud omboord, afgereekend hebbende, biede ik het zelve den lezer aan.

Zelfs in de week van myne te rug komst op Paramaribo, ondervonden wy nieuwe bewyzen van de goede uitwerkingen, welken de tooverbanden van GRAMAN QUACY te weeg bragten. Een Capitain der Jagers, HANNIBAL genaamd, bragt aldaar twee handen van twee oproerige Negers, die hy ontmoet, en zelf gedood had. Eene van die handen was afgehouwen aan den Neger CUPIDO, in 't jaar 1774, gevangen genomen door den Colonel FOURGEOUD, die hem in de bosschen agter aan voerde, tot dat het aan deezen Neger, in weêrwil van de ketenen, waar aan hy geboeid was, gelukte te ontsnappen.

Myne vrienden een bezoek gevende, ging ik den heer ANDREAS REYNSDORP zien, die my een liskoord en een knoop van een hoed, met diamanten, toonde, die hem twee honderd guinies gekost hadden.--Zoo groot is de weelde in Surinamen. Deeze pracht was nog verre beneden die van den heer D'AHLBERG die behalven eene goude snuifdoos, met edele gesteenten omzet, en hebbende de waarde van 600 ponden sterlings, my twee stukjes zilver geld vertoonde, met goude randen, en met diamanten omzet, met dit opschrift: Soli Deo gloria, fortuna beatum &c. My niet hebbende kunnen wederhouden, om hem myne verwondering te kennen te geven, dat hy zoo byzonder veel werk maakte van twee zulke ligte stukjes, gaf hy my ten antwoord, dat dit al het gereed geld was, het welk hy bezat, toen hy uit zyn vaderland, Zweden, in deeze Volkplanting kwam.--Werkte gy? zeide ik hem.--Neen.--Vroeg gy om een aalmoes?--Neen.--Gy hebt evenwel niet gestolen?--Neen; maar, onder ons, ik gedroeg my als een geestdryver; het geen nu en dan zeer noodzakelyk is, en de drie andere kostwinningen overtreft. Ik zal nog een voorbeeld bybrengen van de buitensporigheid van zommige inwooners deezer Volkplanting. Twee van hun geschil hebbende over een koets, die zeer cierlyk gebeeldhouwd en zeer kostbaar was, zynde kortlings uit Holland aangekomen, moest men zyne toevlucht nemen tot de rechtbank, om te weten, aan wien dezelve toebehoorde; en geduurende den tyd, dat het twistgeding duurde, bleef het rydtuig in de open lucht staan, en verloor al deszelfs waarde.

Den 10den February, wanneer de meeste onzer Officieren te Paramaribo te rug gekomen waren, gaf de Colonel hun, in het hoofd-kwartier, een zoo genaamd festyn. Met de vreugde op het aangezicht geschilderd, gaf hy ons kennis, dat hy zynen tocht ten einde gebragt had. Zonder veel bloed te vergieten, had hy zyn oogmerk volmaakt bereikt, door één-en-twintig gehuchten of dorpen te vernielen, en twee honderd velden te verwoesten, waar op allerleije zoorten van planten groeiden, van welken het bestaan der muitelingen afhing. Hy bevestigde ons ook de tyding, dat zy byna allen de Rivier Maroni waren overgetrokken, en zig in de Fransche Volkplanting van Caijenne hadden nedergezet, alwaar men hun niet alleen eene schuilplaats verleende, maar zelfs alles verschafte, wat zy benoodigd hadden. Wy wenschten hem van goeder harten geluk, en wy dronken driewerf den voorspoed van de Surinaamsche Volkplanting, welkers toekomende veiligheid afhing van het nieuw cordon, of van den verschansten weg, die door het krygsvolk der Sociëteit en de Neger-jagers verdedigd wierd.

De Colonel FOURGEOUD, en zyne krygsbende, worden, in het werk van Dr. FERMIN, twee malen aangehaald als de redders deezer Volkplanting. De Abt RAYNAL spreekt 'er ook met zeer veel roem van, en zyne loftuitingen zyn met de rechtvaardigheid en waarheid overëenkomstig. Eene zaak is 'er, die den Colonel onëindig veel eere aandeed, namelyk dat, hoe zeer hy zyne soldaten op geenerhande wyze spaarde, hy nimmer eenen gevangen muiteling in koelen bloede deed ombrengen; ja zelfs, wanneer het hem mogelyk was, ontweek hy om denzelven in handen van den Rechter over te leveren. Hy wist, dat zyn plicht medebragt de muitelingen te verjagen; maar hy wist ook tevens, dat geweldadige en onmenschelyke mishandelingen hen tot muiterye hadden doen overslaan. Ik zelf, die, in de drie eerste jaaren, door hem op eene ongepaste manier vervolgd wierd, moet tot zynen roem verklaren, dat hy onvermoeid in den dienst was, en dat hy, in weerwil van eenige gebreken, een uitmuntend Officier was.

De Bevelhebber melde ons bovendien, dat twee schepen, die met krygsbehoeften voor ons geladen waren, op de reede van Texel waren gestrand; maar dat men een gedeelte van hunne lading geborgen had, en in twee andere schepen overgeladen, die in de Rivier Surinamen aankwamen.

Ik stond toen in zulk eene blakende gunst by den Colonel, dat hy my zelfs tot zynen vertrouweling nam. Ik wist daar door zyn voornemen, om het nieuwlings ontscheepte krygsvolk nog verscheiden maanden na ons vertrek in 't veld gelegerd te houden, welke ongemakken zy 'er ook door lyden mogten. Hy noemde my vervolgens de Officiers, welken hy, na zyne aankomst in Holland, wilde tegenwerken, als mede welken hy door zyne aanbeveeling wilde doen bevorderen; maar ik nam de vryheid hem hier in de reden te vallen, en op myne eer te verklaren, dat de eerstgemelde door my weten zouden het gevaar, dat hun over 't hoofd hing, zoo hy 'er by bleef, om zulk een onrechtvaardig ontwerp ter uitvoer te brengen. Deeze verklaring bragt ten minsten die goede uitwerking te weeg, dat het gesprek van zulk een onäangenaam voorwerp wierd afgeleid. Ik verzogt hem vervolgens, "dat hy zig de noodlottige gesteltenis herïnneren zoude, waar in dit zelfde volk zig bevond aan de Cassipory-Kreek, terwyl hun Heelmeester goude horologiën, en diamanten ringen overwon, met het genezen van de ingebeelde ziekten der aanzienlyke lieden op Paramaribo". Hy antwoordde my: Gy zyt een braave jongen; en beloofde 'er aan te zullen gedachtig zyn.

Ik wierd toen door Capitain MACNEYL genoodigd, om eenige dagen op zyne Koffy-Plantagie te gaan doorbrengen; maar, hoe zeer ik deeze uitnoodiging niet konde aanneemen, zal ik my echter van deeze gelegenheid bedienen, om de nuttige plant, Koffyboom genaamd, te beschryven, die, niet oorsprongelyk uit Guiana herkomstig zynde, zoo men zegt, door den Graaf DE NEALE te Surinamen gebragt wierdt, schoon zommige Schryvers daar van de eer geven aan zekeren zilversmit, HANSBACH genaamd.

De Koffy-boon [2] koomt voort van den Koffy-boom, welke eene bevallige gedaante heeft, en die men niet hooger laat groeijen, dan tot een mans hoogte, om de vrucht des te gemakkelyker te kunnen plukken. De schors van deezen boom heeft eene helder bruine kleur; en zyne bladeren, zynde altyd groen, glad, glinsterend en hoog gekleurd var boven, bleek van onderen, uitgesneden, maar zonder getand te zyn, aan de beide einden puntig, aan de buitenkant stomp, drie of vier duimen lang, en omtrent twee breed, zitten aan zeer korte steelen, en eene uitspringende kant verdeelt dezelve benedenwaarts in twee gelyke deelen. De boom is 'er geheel mede bedekt, en zyne takken spruiten op eenen kleinen afstand van den grond uit. Deszelfs beziën zyn eirond, in 't begin groen, en langzamerhand van kleur veranderende tot dat zy ryp zyn, wanneer zy eene heldere roode kleur vertoonen, even als de kerssen. Het vleesch van elk deezer beziën, hebbende eenen vry aangenaamen zoetächtigen smaak, eene speceryen geur, en eene bleeke kleur, omgeeft twee nootedoppen, die dicht aan elkander zitten, en elk eene halve boon of zaad bevatten van een kraakbeenigen aart, eene bleeke of geelächtige groene kleur, eyrond, aan de eene zyde bolrond, aan de andere plat, en aldaar over deszelfs geheele lengte met eene zeer diepe groeve doorsneden. Men zegt, dat één Koffy-boom drie of vier ponden koffy by elken oogst kan opleveren; en even als andere plantgewassen van dit Land geeft dezelve twee malen 's jaars vruchten.

De gebouwen op eene Koffy-Plantagie, bestaan in het huis van den Planter, het welk men, om de aangenaamheid, doorgaans aan den oever van eenige Rivier plaatst; en dicht daarby, gemakshalven, de woning van den opzichter, van den boekhouder, de magazynen, en kleine bergplaatsen. De verdere gebouwen, tot de bewerking geschikt, zyn eene wooning voor den timmerman, een timmerwerf, een zoort van schuur om het vaartuig in te bergen, twee koffy-huizen, het één, om de boon van het verdere gedeelte der vrucht af te scheiden, en het ander, om dezelve te laten droogen. Het overige bestaat in woningen voor de Negers, in een hospitaal, een beestenstal, en magazynen. Het geheel heeft het voorkomen van een klein gehucht. Het koffy-huis alleen kost zomtyds vyf duizend ponden sterling, en zelfs meer. Maar om een volkomener denkbeeld van het geheel te geven, verwyze ik den lezer naar de daar van door my gemaakte afteekening. Hy zal op dezelve zien de plaats der gebouwen, de velden in hunnen vollen groei, de paden, de grachten, de Huizen, alles behoorlyk onderscheiden. Eene dergelyke Plantagie, op die wyze gerangschikt, vereenigt in zig aangenaamheid, gemak, en veiligheid: aangenaamheid, om dat zy volmaakt regelmatig is; gemak, om dat alles aldaar onder het bereik en het oog van den Planter verrigt wordt; veiligheid, om dat zy door eene zeer breede gracht omringd is, waar in het water uit de Rivier loopt, en waar over een valbrug legt, die des nachts wordt opgehaald, en alle gemeenschap van buiten afsnydt.

De landen, tot bebouwing geschikt, zyn in groote vierkante vakken verdeeld, waarop doorgaans twee duizend fraaije koffy-boomen staan, die op den afstand van tien voeten van elkander geplant zyn. Deeze boomen, die op de drie jaaren vruchten beginnen te dragen, hebben op de zes jaaren hunnen volkomen wasdom bereikt, en worden dertig jaaren oud. In plaats van de boomen, die sterven, plant men jonge loten, die uit eene kweekery gehaald worden, zynde een zeer wezentlyk gedeelte, waar aan eene Plantagie nimmer gebrek moet hebben. Ik heb reeds opgemerkt, dat men twee maalen's jaars oogsten kan: de eerste heeft plaats op het einde van de maand Juny, de andere op het einde van November.

Het is in dit oogenblik niet onäangenaam, Negers van allerleijen ouderdom, deeze beziën van eene helder roode kleur te zien plukken; en terwyl de meer bejaarden hunne taak afwerken, vermaken zig de jongere, die reeds dezelve geeindigd hebhen, met onder een aangenaam groen te stoeijen.

Zy verschynen vervolgens allen voor den Opzichter, die de geenen, wier manden niet vol genoeg zyn, doet zweepen, welke reden van verschooning zy ook mogen bybrengen. Dit gedaan zynde, worden de vruchten in de schuur gebragt, en de slaven keeren naar hunne woningen te rug. Om het vleesch der vrucht van de boonen af te scheiden, worden de vruchten in een molen, die daar toe gemaakt is, gewreven; vervolgens worden de boonen in water geworpen, waar in zy een nacht blyven; men spreidt ze als dan uit op een zoort van dorschvloer, gemaakt in de open lucht, en met platte steenen, om daar op de boonen te laten droogen. Deeze bewerking afgeloopen zynde, begint men wederom eene andere, byna van gelyken aart, daar in bestaande, dat men de boonen op den vloer van eene zolder uitspreidt. Aldaar dampen zy uit, en droogen inwendig, en men draagt zorg om ze dagelyks met houten schoppen om te roeren. Om de drooging volkomen te doen zyn, werpt men deeze zelfde boonen in kuipen, die op rollen loopen, en men draagt zorg, dat ze niet door den regen nat worden. Men wryft ze vervolgens in houten mortieren, om de schil of het vlies, waar mede de boonen in de vrucht aan elkander vast zitten, van één te scheiden. De Negers doen dit werk op de maat, onder een algemeen gezang.

Eenige Koffy-Plantagiën in Surinamen brengen jaarlyks meer dan 150,000 ponden gewicht voort; en, gelyk ik reeds heb opgemerkt, het jaar voor onze komst, voerde men, alleen naar Amsterdam, 12,267,134 ponden van dit aangelegen voortbrengzel uit, waar van de prys van zeven tot agtien stuivers verschilde, maar die, midden door gerekend, eene somme van 400,000 ponden Sterling opbrengen, zonder daar nog by te rekenen het geen naar Rotterdam en Zeeland verzonden wierd.

Dit is genoegzaam tot betoog, dat het aankweken der koffy allen aandacht van de Planters verdient. Ten aanzien van derzelver hoedanigheden is het onnoodig den lezer te onderhouden.

Met deeze beschryving zal ik de waarnemingen eindigen, door my omtrent de voortbrengzels van het Planten-ryk in deeze Volkplanting gemaakt, naar mate dezelve zig aan my aanboden. Ik zal 'er echter byvoegen, dat de verscheidenheid en buitengewoone eigenschappen der boomen, planten, wortelen, enz. in dit Land, van dien aart zyn, dat zelfs de oudste inwooners dezelven niet volkomen kunnen kennen.

Het is eenige jaaren geleden, dat de Graaf GENTILLY, een kundig man, met verscheiden Indianen de woestenyen van Guiana doorreisde. Hy had een aantal aanmerkingen verzameld, waar uit de Kruidkunde groote voordeelen stond te trekken, toen hy door eene kwaadäartige koorts wierd aangetast, die hem in het midden zyner zoo gewichtige als nuttige werkzaamheden in het graf sleepte.

Na alzoo myne berichten nopens de verschillende voortbrengzels deezer Volkplanting, voornanamelyk catoen, suiker, cacao, indigo en koffy, geëindigd te hebben; na herhaald te hebben, dat de onderscheidene boomen, heesters, planten, wortels, gommen, en welriekende dingen, welken men aldaar ontmoet, uittermaten talryk zyn, en allen van eene uitmuntende hoedanigheid, is my thans nog overig de belofte te vervullen, door my gedaan, om aan het oordeel van het publiek eenige aanmerkingen te onderwerpen, waar van de gevolgen, wanneer ze beöeffend werden, een onëindig nut aan alle de West-Indische Volkplantingen zouden aanbrengen, en haar groote rykdommen verschaffen, tevens het geluk der slaven bevorderende, zonder dat men noodig zoude hebben tot den handel op de kust van Guinée zyn toevlucht te nemen, om het dagelyks verlies der Negers te herstellen. Maar het is noodzakelyk voor af de manier aan te wyzen, op welke zy gerangschikt en behandeld worden, overëenkomstig de byzondere gewoonte van deeze Volkplanting; ik zal vervolgens opgeven, hoe zy, niet alleen volgens de wetten der menschelykheid, maar ook volgens die van het gezond verstand behooren te zyn.

Ik heb reeds doen opmerken, dat 'er 75,000 slaven van allerleije benamingen in Surinamen zyn. Om een getal te hebben, het welk zig gemakkelyker laat verdeelen, zullen wy het stellen op 80,000, en, daar de Plantagiën een getal van 800 beloopen, veronderstellen, dat elke Plantagie 100 slaven heeft, (schoon verscheiden derzelven 'er niet meer dan 24, en andere wederom 400 hebben,) dus zullen wy het getal van 80,000 vinden. De volgende staat of tafel wyst de onderscheidene diensten of werkzaamheden aan, waar toe zy gebruikt worden. De eerste reije bevat het getal der slaven van alle ambachten, die tot elke Plantagie behooren; de tweede, de by elkander gerekende getallen over alle de Plantagiën.

Staat der Negers, zoo mannen als vrouwen, tot ééne Plantagie
behoorende, volgens derzelver onderscheidene diensten.

                                        Op één      Op 800
                                        Plantagie.  Plantagiën.

Vier mannen tot huisselyken dienst.      4          3,200
Vier vrouwen, dito                       4          3,200
Een kok voor den Planter,
Opzichter, enz.                          1            800
Een jager                                1            800
Een visscher                             1            800
Een tuinman voor de bloem- en
moestuin                                 1            800
Een Neger, die belast is met het
weiden van paarden en ossen              1            800
Een om de geiten te weiden               1            800
Een tot het weiden van de varkens        1            800
Een Neger, wiens post is aan het
gevogelte eeten te geven                 1            800
Timmerlieden, om wooningen,
vaartuigen, enz. te bouwen               6          4,800
Kuipers, om het vaatwerk te maken
en te herstellen                         2          1,600
Een metzelaar, om de steene
grondvesten te bouwen en te
herstellen.                              1            800
Negers, die eenig handwerk
oeffenen, en andere, die alleen
tot pronk dienen, wonende op
Paramaribo                              15         12,000
Een Neger, den post van
Heelmeester waarnemende                  1            800
Zieken en ongeneeslyken                 10          8,000
Eene minne voor de kinderen, die
door hunne moeders niet gezoogd
kunnen worden                            1            800
Zeer jonge kinderen, die nog geen
arbeid kunnen doen                      16         12,800
Negers, die te oud zyn om te werken      7          5,600
Negers, alleenlyk geschikt om op
het Land te arbeiden                    25         20,000
                                       ---         -------
Het geheele getal der slaven           100         80,000

Uit deezen Staat kan men zien, dat het getal der slaven, die verwezen zyn om den geheelen last van den arbeid op het veld te dragen, slechts een vierde bedraagt van de gezamentlyke Negers der Volkplanting; en deeze zyn het voornamelyk, die vroegtydig sterven. Is het dus niet klaar, dat indien men tot den zelfden arbeid, met zoo veel gestrengheid, de vyftig duizend slaven gebruikte, die daar toe bruikbaar zyn, het getal der dooden, jaarlyks op vyf van 't honderd beloopende, ten minsten tot twaalf vermeerderen zoude, en deeze bevolking, in een weinig meer dan agt jaaren tyds, volkomen vernielen zoude.

Na getoond te hebben, hoe de slaven verdeeld worden, moet ik kortelyk opmerken, dat zoo al dertig duizend van dezelven met meerder gemak leven, dan het gemeene volk in Engeland; en andere dertig duizend een ledig leven leiden, of ten minsten een leven, het welk tot in standhouding der Plantagiën van geen nut is; de twintig duizend, die dan nog overig zyn, over 't algemeen onder de ellendigste schepzels, die op aarde woonen, gerangschikt kunnen worden. Men geeft hun naauwlyks te eeten, men put hen uit door vermoeijing, men mishandelt hen, men ryt hen door wreede straffen van één, zonder te gedogen, dat zy hunne vorderingen en klachten laten hooren, zonder dat men naar hunne verdediging begeert te luisteren, zonder dat men hun by eenige gelegenheid het minste recht laat wedervaren; en op die wyze kan men hen als levendig dood beschouwen, dewyl zy geene der voorrechten van de menschelyke maatschappy genieten.

Ik moet aan ieder mensch van gezond verstand vragen, of eene dusdanige verdeeling niet strydig is met het waar belang der eigenaars, terwyl dezelve door een verstandiger bestuur hunne rykdommen zouden vermeerderen, en het leven van hunne slaven zoo zeer niet verkorten?

Indien de onbedachtzaame inwooners deezer Volkplanting hunne weelde, ik zal niet zeggen 'er van afzien, maar matigen wilden, zouden ten minsten twintig duizend Negers by het getal der arbeidende gevoegd worden, het geen door aan de lediggangers werk te verschaffen, de anderen onëindig ontlasten zoude, en (mits zy allen met minder wreedheid behandeld werden,) het zoort van sterfte zoude doen ophouden, die zoo algemeen het lot der eerstgemelden is.

Maar de hervorming moet begonnen worden met menschen, wier gedrag ten voorbeelde strekken kan. Het is noodig, dat zy, wien het uitvoerend gedeelte van het bestuur wordt toebetrouwd, geen belang hebben, om de oogen te sluiten voor buitensporigheden, die by de wetten verboden zyn: het is noodig, dat nimmer de Gouverneur, en Regeeringen der Volkplanting, eigenaars zyn van een grooter getal slaven, dan, overëenkomstig hunnen rang, tot den huisselyken dienst by hun noodzakelyk is; want ik heb meer dan eens gezien, dat zy, die de wetten maakten, of met derzelver uitvoering belast wierden, de eerste waren, die dezelven overtraden, het zy door de Negers te dwingen, om des zondags te werken, het zy door zig aan alle de geweldadigheid hunner driften over te geven.

Het is derhalven van aanbelang, dat de Gouverneur en de voornaamste lieden der Regeering uit Europa gezonden worden; dat zy met de gaven der fortuin, en de voordeelen van eene goede opvoeding begunstigd zyn, maar bovendien, dat zy eenen edelmoedigen en standvastigen geest hebben; dat zy onvatbaar zyn voor omkooping, en zig door den glans van het goud niet laten verblinden; dat zy eindelyk met gevoelens van eer en menschelykheid bezield zyn; dat het volk, aan het welk zy eenen zoo wezentlyken dienst doen, dat de Volkplanting, welke zy zoo kragtdadig beschermen, hun op eene edelmoedige wyze beloone; maar dat hunne bezoldingen vast bepaald zyn, en niet van het zweet en bloed dier ongelukkige Africaanen afhangen; dat deeze zelfde Regeeringen wetten maken, waar by de arbeid der Negers bepaald wordt; dat deeze door andere beschermende wetten gevolgd worden, die niet gedogen, dat deeze ongelukkige slaven gefolterd, van één gereten, vermoord worden, of dat men hun al het geen den mensch lief is, hunne kinderen en vrouwen, onbeschaamdelyk ontroove; dat men hun behoorlyk voedzel geeft, en hun in hunne ziekten laat oppassen; maar voornamelyk, dat men hun recht laat wedervaren, dat men hen hoort, en hun toestaat, om de buitensporigheden, waar over zy zig beklagen, door getuigen te bewyzen, van welke kleur dezelve ook zyn mogen; dat men hun zelfs een voorrecht laat genieten, het geen voor ons zoo dierbaar is, om gevonnisd te worden door onäfhangelyke en onpartydige Rechters, uit hunne landgenooten gekozen. Indien gy eindelyk wilt, dat zy als menschen handelen en arbeiden, behandel hen dan op dien voet.

Wanneer dusdanige wetten aangenomen en ter uitvoer gebragt werden, durve ik verzekeren, dat de Europeesche volken onëindige voordeelen van hunne Volkplantingen trekken zouden.--De Planters zouden ryk, en hunne Opzichters ordentelyke lieden worden; de slavernye zoude dan meer in naam, dan in de daad zyn; de Negers zouden hunne taak met vermaak afwerken; de bevolking zoude vermeerderen, en de vervloekte handel op de kust van Guinée zoude vernietigd worden. De eigenaars zouden hunne slaven als hunne kinderen beschouwen, en als de zoodanigen, van welken de vergrooting van hun fortuin afhangt; de slaven zouden van hunnen kant den dag zegenen, dat hunne vooröuders in America zyn aangeland.

Den 16den, by zyne Excellentie den Gouverneur ter maaltyd genoodigd zynde, liet ik hem zien de verzameling van myne teekeningen en aanmerkingen, die ik rakende de Volkplanting van Surinamen gemaakt had; hy wilde dezelvcn wel met zyne goedkeuring verëeren. Ik betuigde hem myne dank-erkentenis, niet alleen voor alle de geschikte gelegenheden, welken hy my bezorgd had, om dien arbeid aan te vullen, maar ook voor het allervriendelykst onthaal, het welk ik, geduurende myn verblyf in Guiana, van hem genoten had.

Door de herhaalde betuigingen van zyne vriendschap aangemoedigd, dorst ik, twee dagen daar na, hem een zeer buitengewoon verzoekschrift aanbieden, het welk ik hem verzogt aan den Raad voor te dragen, zoo als hy my ook al glimlagchende, en my de hand drukkende, beloofde. Zie hier het zelve:

Ik verbinde myn woord van eer, het eenigste goed, het welk ik, behalven myne soldye, bezit, tot borge, dat, indien de Raad myn voorig verzoek tot vrymaking van mynen geliefden zoon JOHNNY STEDMAN toestaat, dit kind nooit ten lasten der Volkplanting van Surinamen komen zal.

(Getekend)

Paramaribo, den 18. February 1777.

J. G. STEDMAN.

Daar mede alles, wat van my af hing, gedaan hebbende, wagte ik eenige dagen met angst, maar zonder hoop, het antwoord op myn verzoek af; en ingevalle hetzelve ongunstig uitviel, zag ik my genoodzaakt mynen zoon voor altyd te verlaten, of hem naar Europa mede te nemen, waar door ik den dolk in het hart van zyne moeder gestoken zoude hebben.

Terwyl ik aan deeze zorgelyke onzekerheid ten prooije stond, wierden de Transport-schepen tot ons vertrek gereed gemaakt, en ik was onder het getal der geenen, die belast waren dezelven van eenen genoegzamen voorraad van hout te doen voorzien. De Officiers ontfingen de agterstallige soldye, die men hun verschuldigd was; en dertien soldaten verkregen hun pasport, van oogmerk zynde te Paramaribo te blyven. De bekwaame Colonel betaalde ons andermaal in papier. De Regeering had ons bovendien eenige honderde guldens toegestaan, om ons schadeloos te stellen wegens de betaling van onderscheiden lasten, maar men deed 'er nooit rekening van, of liever het was ons verboden om 'er van te spreken.

Den eersten Maart, bragt een Sergeant, uit het leger aan de Cassipory-Kreek, alwaar het nieuwe krygsvolk geposteerd lag, aangekomen, bericht, dat de soldaten aldaar in grooten getale stierven, en verhaalde, dat zeker soldaat, die den 10den February verdwaald was geraakt, na verloop van zes-en-twintig dagen was te regt gekomen; dat hy de eerste negen dagen van eenige ponden scheeps-bisschuit geleefd had, en dat hy de zeventien andere dagen het leven alleen met water behouden had; dat hy zyne stem geheel en al had verloren, en dat hy, in de volste kragt van 't woord, slechts een geraamte vertoonde; maar dat de zorge, voor hem genomen, hoop gaf, dat hy het leven behouden zoude. Indien iemand weigert de mogelykheid van zulk een buitengewoon geval te gelooven, laat hy dan lezen een echten brief van den heer GODIN aan den heer DE LA CONDAMINE, waar in hy het tafereel schetst van het verschrikkelyk lyden, het welk zyne vrouw onderging, by het doortrekken der bosschen van Zuid-America, om zig van Rio-hamba naar Laguna te begeven, in de maand October 1769. Hy zal daar uit kunnen zien, hoe eene vrouw van een teeder gestel, na door de Indiaanen, die haar tot leidslieden dienden, verlaten te zyn geworden; na haare beide broeders, die onder den last van zoo veele vermoeyingen en ellende bezweken, verloren te hebben; tien dagen lang het leven behield, in een wild bosch, zonder eeten of drinken, onbewust, waar zy zig bevond, en door tygers, slangen en allerleije zoorten van gevaaren omringd. Laat men het omstandig verhaal van al het lyden deezer vrouw lezen, en men zal aan het verhaal omtrent deezen soldaat niet meer twyffelen.

Ik heb in de daad nu en dan gebeurtenissen overgeslagen, die men, om haare vreemdheid, zoude hebben kunnen denken aan het wonderdadige zeer naby te komen; maar wanneer men van de bosschcn van dit gedeelte van America spreekt, is het nutteloos zyne toevlucht tot verdichtsels, of zelfs tot de minste vergrooting te nemen, om den lezer te verbaazen.

Zoude men by voorbeeld gelooven, dat tachtig soldaten een zwaar bosch doortrekkende, de een na den ander een zoort van hoogte beklommen, welke zy op hunnen weg ontmoetten, en voor een grooten ter nedergevallen boom aanzagen, maar vervolgens onder hunne voeten voelden beweegen, en die niet minder was, dan eene zeer groote Aboma-Slang, welken de Colonel FOURGEOUD bevond dertig of veertig voeten lang te zyn? en met dit al, het gebeurde is met de waarheid overeenkomstig.

Ik beroep my op een ander geval van gelyken aart; van eenen achtenswaardigen grysaart, FRANCIS ROWE van Philadelphia, die my verhaalde, dat hy aan één van zyne vrienden een bezoek zynde gaan geven, zyn paard eensklaps stil stond, verschrikt zynde door een zeer grooten ratelslang, die het voorbygaan belette. ROWE, die van het gewaand vermogen, aan dit zoort van dieren toegeschreven, had hooren spreken, en daar aan geloofde, steeg van zyn paard af, om het zelve te doen omkeeren; maar de slang, zig intusschen in malkander gekronkeld hebbende, liet het verschrikkelyk geluid van zyne staart hooren, en keek hem met zulke vuurige oogen aan, dat deeze onbeweeglyk op den grond bleef staan, en een koud zweet hem van het hoofd tot de voeten afliep; "met dit al, dus vervolgde ROWE, myne tegenwoordigheid van geest niet verloren hebde, wierd de vrees door mynen moed spoedig overwonnen; ik naderde het monster, en met eenen slag sloeg ik het de herssens in".

Den 3den Maart, ging myn vriend DE GRAAF naar het Eyland St. Eustatius, alwaar zyn broeder Gouverneur was, te scheep, om zig van daar naar Holland te begeven. Tot myn groot genoegen nam hy HENDRIK, den jongsten broeder van JOANNA, met zig, en bezorgde hem vervolgens zyne vryheid. Ik zakte met hun de Rivier af, tot aan Kaap Braam, alwaar ik hun eene goede reize wenschte. My vervolgens in een visschers vaartuig naar 't strand begevende, bekroop my de lust, om in den Atlantischen Oceaan te gaan zwemmen.

In dit zelfde vaartuig zag ik eene groote meenigte visschen, waar onder de zulken gevonden wierden, van welken ik nog niet gesproken heb, als daar zyn de Geel-rug, de Wipi en de Waracou. De eerste ontleent zyn naam naar zyne kleur, volmaakt gelykende naar die van een limoen, maar zyn buik is wit. Hy is twee of drie voeten lang. Zyn kop is zeer breed, en van twee lange knevels voorzien. Zyn lyf is dun en zonder schubben. Het vleesch van deezen visch is smakeloos en droog. De twee andere zyn zeer klein: de één gelykt naar een zweep; de ander, die lekker om te eeten is, heeft voor 't overige niets, het welk eene byzondere beschryving verdient.

Den 8sten Maart vierden wy in het hoofd-kwartier den verjaardag van den Prins van Orange. Na den maaltyd vernemende, dat de Capitain VAN GUERICK, Adjudant van den Colonel FOURGEOUD, den Capitain BOLTS te onrecht laakte, uit hoofde zyner aanbeveeling van een jong vrywilliger, een mensch van een uitmuntend character, maar die weinige vrienden tot zyne voorspraak had, ging ik in den kring, die hen omringde, en deed vry ernstige verwytingen aan den Adjudant, zelfs in tegenwoordigheid van den Colonel, het geen een geschil veröorzaakte, waar van het gevolg was eene uitdaging tegen des anderen daags morgens by het opkomen van de zon. Wy bevonden 'er ons beiden op den bepaalden tyd, en gingen zonder medehelpers ter zyde af in de Savane, alwaar wy, met den degen in de vuist, eenige vrugtelooze aanvallen deeden, waar na, den degen van den Capitain in tweën gebroken zynde tegen het gevest van den mynen, die byna door en door was gestoken, hy geheel in myne macht was. Ik wilde van dit voordeel geen gebruik maken, en bood hem aan, om het gevecht op nieuw te beginnen, met nieuwe wapenen: maar hy vond dit voorstel zoo edelmoedig, dat hy, my by de hand vattende, my verzocht hem myne vriendschap wederom te geven. Wy erkenden toen, dat wy beiden al te driftig geweest waren, en gingen oogenblikkelyk een bezoek geven aan den Capitain BOLTS, die niets van onze wandeling van des morgens wist. Hy verzoende zig, schoon met moeite, met den Adjudant, en de geheele zaak wierd op die manier bygelegd.

Den 10den, bragt ik het grootste gedeelte van den dag by den Gouverneur door; des avonds ging ik aan boord, om de toebereidzels onzer reize te bezichtigen. Ik vond onze goederen zoodanig door muizen en rotten beschadigd, dat ik wel zes katten noodig had, om die dieren uit te roeijen. De katten zyn, uit hoofde van de warmte der luchtstreek, zoo levendig en zoo talryk niet in Surinamen, als in Europa; ik merkte ook op, dat zy kleiner en magerer zyn, en dat zy zeer spitse ooren en bek hebben.

Den 11den, zag ik met de grootste smart en verwondering de jonge Juffrouw JETTY DELAMARE, dochter van wylen den heer DELAMARRE, een fraai Mulatten meisjen, ten hoogsten veertien jaaren oud, die in den Christelyken Godsdienst onderwezen was, en eene volmaakte opvoeding genoten had, in ketenen geboeid, gelyk ook haare moeder, en eenigen van derzelver naastbestaanden, en door een wacht van soldaten voor den Raad gebragt wordende. Dit jong ongelukkig meisjen my herkend hebbende, riep my, en zeide my, bitterlyk schreiende: "dat de eigenaar, aan wien haare moeder toebehoorde, SCHOUTEN genaamd, haar voor de Rechtbank deed brengen, om dat zy weigerde het werk van eene gewoone slavin te verrigten, vermits zy buiten staat was zulks te doen, en ook, volgens de opvoeding, welke zy ontfangen had, tot op dit akelig oogenblik daar op nimmer had gerekend".

De wetten van dit Land noodzaakten haar, niet alleen om zig aan dit ellendig lot te onderwerpen, maar zy veröordeelden haar bovendien, als mede haare moeder, en die geenen van haare naastbestaanden, welken men verdagt hield, dat haar in de vordering van haare vryheid zouden begunstigen, om in het geheim de straf te ontfangen, die voor de slaven geschikt was; en zonder de menschlievendheid van den Fiskaal WICHERS zoude dit verschrikkelyk vonnis zekerlyk ter uitvoer gebragt zyn geworden.

Zie daar, welke de gevolgen waren van de weinige zorge, die DELAMARE had aangewend, om aan zyne dogter en derzelver moeder haare vryheid te doen erlangen. De smartelyke vertooning, waar van ik oog-getuige was, deed my voor mynen zoon beven; maar myne vrees was niet van langen duur; want dien zelfden dag, op het oogenblik, dat ik zulks het minst verwagtte, ontfing ik eene zeer beleefde boodschap van Gouverneur en Raaden, medebrengende: "Dat de Raad, overwogen hebbende myne diensten, myne menschlievendheid, en de oprechtheid, waar mede ik myn woord van eer tot borg voor mynen zoon aanbood, ten einde hem, alvorens hem te verlaten, een vry burger der weereld te zien; eenparig besloten had, my by eenen brief plechtiglyk kennisse te geven, dat zonder verderen omslag of kosten, myn verzoek was toegestaan; en dat, uit kragte van dien, myn zoon voor altyd vry was".

Niemand gaat schielyker van overmaat van smarte tot die van vreugde over, dan ik zelf op dit oogenblik. De gevoelige JOANNA stortte tranen van teederheid en erkentenis. Wy gevoelden ons geluk des te sterker, om dat wy alle hoop verloren hadden, en byna veertig kinderen van beiderleije kunne thans aan eene altoosduurende slavernye door hunne vaders waren overgelaten, waar van zommige zelfs zig niet eens verwaardigden, om eenige tyding van hun te vernemen.

Eene omstandigheid, die my in de daad zeer buitengewoon toescheen, bestond hier in, dat, schoon zommige fatsoenlyke lieden myne gevoeligheid ten hoogsten prezen, het grootste getal echter myne vaderlyke teederheid afkeurde, en dezelve als zwakheid of dwaasheid beschouwde. In de eerste vervoering van myne vreugde, schoon ik weinige goederen bezat om over te beschikken, maakte ik een uitersten wil ten voordeele van dit geliefde kind. Ik benoemde de heeren GORDON en GOURLAY tot uitvoerders van denzelven, en tot voogden over mynen zoon, geduurende myne afwezigheid. Ik stelde hun vervolgens alle myne papieren verzegeld ter hand, met verzoek dezelven te bewaren, tot dat ik ze weder zoude opëisschen, of tot mynen dood; en dit gedaan zynde, ging ik een bezoek geven aan den heer SNYDERHANS, Predikant te Paramaribo, om hem te verzoeken tot het bepalen van eenen dag, op welken JOHNNY STEDMAN zoude kunnen gedoopt worden. [3]

Den 18den, kwam het overschietend krygsvolk van den Colonel FOURGEOUD uit het leger aan de Cassipory-Kreek, en wy zetteden alle de toebereidzels tot ons vertrek met yver voort. De vreugde, die het klein getal zee-soldaten, welke hunne medgezellen overleefden, wegens het te rug keeren naar hun vaderland gevoelde, was oorzaak, dat zy hunne agterstallige soldye, welke zy ontfingen, aan overdadige verteeringen besteedden, die gelegenheid gaven tot twisten, zoo onder elkander, als met de soldaten van 's Compagnies krysvolk. Verscheiden wierden gewond, anderen afgeklopt; en de rust herstelde zig niet dan met veel moeite.

Het oogenblik van ons vertrek steeds meer en meer naderende, verliet ik myne wooning; en, op de uitdrukkelyke uitnoodiging van Mevrouw GODEFROY, bragt ik eenige dagen door in het huis, het welk zy in het midden van haaren fraaijen tuyn, en onder de schaduwe van tamarinde- en oranje-boomen, had laten bouwen, om JOANNA en haaren zoon daar in te ontfangen, aan wien zy bovendien twee Negerinnen gaf, om haar te dienen. Deeze aangenaame wooning was wel voorzien van huisraad, het welk fraaiheid en gemak zamenpaarde. Hoe gelukkig zoude ik geweest zyn met myn leven aldaar door te brengen.--Maar het noodlot had dit anders bepaald.

Den 22sten, vervoegde ik my met den Capitain SMALL, (die voor twee maanden verlof had gekregen,) by den Predikant SNYDERHANS, welke, tot myne groote verwondering, weigerde mynen zoon te doopen, onder voorwendzel, dat ik, naar Holland vertrekkende, geene zorge konde dragen, dat hy eene Christelyke opvoeding ontfing. Ik gaf hem ten antwoord, dat ik mynen zoon aan voogden toevertrouwde; maar alle vertogen waren vrugteloos; en aan dit styfhoofdig mensch geene reden kunnende doen verstaan, ging ik heen, onder betuiging, dat al wilde hy nu zelfs in het verzogte toestemmen, ik het niet begeeren zoude.

Vermaken en vreugde heerschten toen te Paramaribo, even als by onze aankomst. In alle wyken gaf men middag- en avond-maaltyden en dans-partyen; maar ik was by geene, dan by die van myne beste vrienden, tegenwoordig, waar onder ik steeds den Gouverneur NEPVEU rekende. Hy besloot alle deeze festynen, waar in de inwooners der Surinaamsche Volkplanting zoo verkwistend zyn, met één der treffelykste en kostbaarste maaltyden.

Den 25sten, wierd al het goed aan boord van het schip gebragt.

Ik ontfing eindeloos veel geschenken van alle de lieden, met welken ik eenige vriendschap gehad had. Myn voorraad van allerleije zoort zoude voldoende voor my geweest zyn, om 'er den aardbol mede rond te reizen. In een klein kistjen met sterken drank, vond ik een fles oprechte oranje-oly, en nog één, welke men hier noemt oly van tonca boonen. De eerste wordt gemaakt van oranje-schillen, welken men tusschen den duim en voorsten vinger drukt; een langwyligen en verdrietigen arbeid. Eenige droppels van deeze oly met suiker zyn uitmuntend tot versterking van de maag, herstelling van eetlust, en bevordering der verteering. Men heeft slechts één droppel noodig, om de geur door eene geheele kamer te verspreiden. De tonca-boonen groeijen, zoo men zegt, in eene dikke vleesachtige vrucht, en op een zeer grooten boom. Ik heb geene andere dan drooge gezien, en dan gelyken zy veel op pruimen. Zy dienen om aan de tabak, zoo in bladen, als om te snuiven, een aangenaamen geur mede te deelen.

Den 26sten, gingen wy gezamentlyk van zyne Excellentie den Gouverneur afscheid nemen. Eenige oogenblikken daar na, kwamen de Officiers van het krygsvolk der Sociëteit in het hoofdkwartier, om ons eene behoudene reize toe te wenschen.

De Colonel FOURGEOUD, ons dien zelfden dag ter maaltyd onthaald hebbende, drukte my twintig malen de hand na den maaltyd, zeggende: "Dat ik die jongeling was, dien hy op de weereld het meest beminde, om dat, indien hy my bevolen had in het vuur of in het water te loopen, ik het gedaan zoude hebben". Hy voegde 'er nog andere beleefde aanmerkingen by; maar ik erken, dat, schoon ik wist te vergeven, ik de verschrikkelyke gevaaren en onheilen, waar aan ik buiten noodzaak bloot gesteld was geworden, niet vergeten kon. De Colonel berigtte my tevens, dat hy niet met ons vertrekken zoude; maar dat hy voornemens was, met het overschot van het nieuwe krygsvolk, in 't kort zyn Regiment te volgen; en dat hy, by zyne aankomst in Holland, my alle diensten bewyzen zoude, waar toe hy eenigzints in staat was. Welke ook de beweegreden van zyne schielyke verandering ten mynen opzigte moge geweest zyn, het is my genoeg te zeggen, dat 'er toen geene twee betere vrienden waren, dan de Colonel FOURGEOUD, en de Capitain STEDMAN.

Des avonds van dien dag nam ik in korten tyd afscheid van Mevrouw GODEFROY, van den Heer en Mevrouw DEMELLY, van den Heer en Mevrouw LOLKENS, van den Heer en Mevrouw GORDON; van den Heer GOURLAY, van den Capitain MACNEYL, en Doctor KISSAM, die my allen de grootste beleefdheden en het levendigst belang, zedert myne komst in de Volkplanting, betoond hadden; maar ik had te veel te doen met iemand, die my veel liever was, dan dat ik, met van hun afscheid te nemen, het leed gevoeld zoude hebben, het welk ik by eene andere gelegenheid zoude hebben ondervonden. Terwyl ik alle de hevigheid van myne aandoening ten toon spreide, liet JOANNA niets van dien aart in myne tegenwoordigheid blyken. Ik drong nog eenmaal by haar aan om my naar Europa te vergezellen, en ik wierd door alle haare vrienden en door Mevrouw GODEFROY daar in ondersteund. Zy was even onbuigzaam als te vooren, en antwoordde my: "Dat hoe smartelyk ook eene scheiding, die misschien voor eeuwig zyn zoude, vallen mogte, zy niettemin verkoos in Surinamen te blyven, dewyl zy volmaakt overtuigd was, dat zy niet gevoeglyk over haar zelven beschikken konde, en om dat het, in haare tegenwoordige gesteldheid, beter was, dat zy de eerste van haren rang in America bleef, dan een voorwerp van verachting, of een last voor my, in Europa, te worden, het geen zeker stond te gebeuren, zoo lang ons fortuin niet onäfhangelyker was". Op deeze laatste woorden was zy blykbaar aangedaan, en zy ging ter zyde, om alleen tranen te storten.--Wat konde ik zeggen of doen?--Niet wetende te antwoorden, besloot ik, om, zoo mogelyk deeze moedige vrouw na te volgen, en my aan myn lot te onderwerpen, tot het aandoenlyk oogenblik, dat ik een vaarwel zoude uitspreken, het welk myn hart my aankondigde het laatste te zullen zyn.

De geheele krygsbende, den 27sten, des morgens ten zeven uuren, bevel ontfangen hebbende, om zig naar den Colonel FOURGEOUD in het hoofdkwartier te begeven, onttrok ik my aan alles, wat my in de weereld lief was, aan zoon en moeder, zonder hen in hunnen slaap te stooren, ten einde eene al te aandoenlyke vertooning voor te komen. De Colonel geleide ons tot aan den oever, en wy gingen aan boord, door de vlag en het geschut van het Fort en van de Schepen, die op de rheede lagen, begroet wordende.

Alle de Officiers met den Lieutenant Colonel DE BORGNES, die geduurende den overtocht het bevel moest voeren, het middagmaal gehouden hebbende, noodigde my de Colonel FOURGEOUD, om hem, tot des anderen daags morgens, naar de stad te vergezellen; maar daar myn hart van droefheid overstelpt was, bedankte ik hem voor zyn vriendelyk aanbod. Hy wenschte ons dus eene voorspoedige reize, en keerde te rug in het gezelschap van zynen Adjudant, den Capitain VAN GUERICK. By zyn vertrek, wierd hy door negen kanon schoten, en een driewerf geroep van hoezee, begroet.

Den 29sten Maart, des middernachts, het sein gegeven zynde, gingen onze beide schepen onder zeyl, en zakten af tot aan het Fort Amsterdam, alwaar zy het anker wierpen.

De heeren GORDON en GOURLAY, welken ik tot voogden over mynen zoon benoemd had, by den Colonel SEYBOURG, aan boord van het schip Hollandia, ter maaltyd onthaald zynde, gaven zy my een bezoek; en verzogten my met hun naar Paramaribo te rug te keeren.

Het was my onmogelyk om voor de tweede maal te wederstaan aan een aanzoek, om twee voorwerpen, die aan myn hart zoo dierbaar waren, nog eens te zien. Ik stemde 'er in toe, en (moet ik het zeggen,) ik vond JOANNA, die in myne tegenwoordigheid zoo veel kragt en moed betoond had, in tranen wegsmeltende, en voor de overmaat van haare moedeloosheid zwigtende. Zy had geen voedzel, hoe genaamd, gebruikt, geen enkel oogenblik had zy de zoetigheden van den slaap gesmaakt, noch een enkel woord uitgebracht, noch zelfs de plaats verlaten, waar ik haar des morgens van den 27sten agterliet.

Dewyl de schepen eerst na twee dagen zee moesten kiezen, was ik zeer gereed om dezelven met deeze gevoelige vrouw door te brengen, het geen haar moed scheen in te boezemen: maar, helaas! wy betaalden deeze al te korte oogenblikken zeer duur. Naauwlyks waren 'er eenige uuren verloopen, toen een matroos my eensklaps kwam kennis geven, dat een sloep my wagte, om oogenblikkelyk aan boord te gaan. De moeder van JOANNA nam het kind, dat in de armen van haare dochter rustte, terwyl de laatstgemelde door Mevrouw GODEFROY ondersteund wierd. Haare broeders en zusters omringden my, den Hemel deszelfs bystand voor my afsmeekende, en eene treurige klaagstem opheffende. De ongelukkige JOANNA, een meisje van slechts negentien jaaren oud, de oogen op my gevestigd houdende, drukte my met kragt de hand. Zy kon niet spreeken, haar geest was verwilderd; maar de tyd was daar! Ik drukte haar met drift tegen mynen boezem, en nam één van haare hairlokken. Insgelyks niet in staat zynde, een enkel woord uit te brengen, bad ik inwendig den Hemel, om voor moeder en kind te waken. Toen sloot JOANNA haare lieflyke oogen; de bleekheid van den dood overdekte haar aangezicht; haar hoofd hing naar de laagte, en zy viel beweegloos in de armen van haare aangenomene moeder. Ik verzamelde hier al myn moed en kragt by elkander, en verliet de beide voorwerpen van myne levendigste teederheid, die echter door de zorgen, omtrent haar aangewend, aan niets gebrek hadden.

Daar de sloep my steeds wagtte, ging ik, door myne vrienden vergezeld, mynen ouden Colonel bezoeken; en hem de hand drukkende, vergaf ik hem uit den grond myns harten, en stilzwygende, alle de verdrietelykheden, die hy my veroorzaakt had. Hy was aangedaan; en ongetwyffeld, dit was hy my verschuldigd! Ik wenschte hem allen voorspoed, en zakte eindelyk de Rivier Surinaamen af.

De schepen lagen dwars over kaap Braam, toen ik aankwam. De Vice-Gouverneur TEXIER kwam ons aldaar goeden dag zeggen. Hy gebruikte het middagmaal aan boord van één der twee schepen, en keerde te rug in het gezelschap van de Capitains SMALL en FREDERIK, die my uitgeleide gedaan hadden. By zyn vertrek wierd hy door zeven kanonschoten begroet.

[1] Het is een heestergewas of boompje van middelmatige hoogte. Het brengt één of meer stammen voort van een duim in den omtrek, die zes of agt voeten hoog groeijen, alvoorens takken te doen uitspruiten. Tot dat de stammen beginnen takken te schieten, zyn zy over haare geheele lengte van bladeren voorzien, die zy doorgaans na het vormen der takken laten vallen.

De stam van dit boompjen is langwerpig rond en grysachtig. De jonge uitspruitzels hebben eene groene schors met eenige weinige witte stippen; die van de takken is, in het eerste begin, van eene fraaije roode kleur naar het bruine hellende, en ouder wordende met eenige grysächtige lynen geteekend. De bladen groeiën wederkeerig, en bestaan uit drie of vier reijen van blaadjes zonder steelen, maar van eene eironde gedaante. Het Quacy-hout is zelden zonder bladeren.

Dit boompje is alleräangenaamst voor het gezicht, uit hoofde van de meenigte zyner roode bloemen, en de verscheidenheid van kleuren in deszelfs bladeren. De wortel, het eenige gedeelte van den boom, het welk gebruikt wordt, is ligt, en geheel van week hout; deszelfs schors is fyn, grys en knoestig, en op zommige plaatsen als gespleeten. Deeze wortel is, even als de geheele boom, uittermaten bitter. Men oordeelt dit hout zeer balsemächtig te wezen, en door zyne bitterheid geschikt, om zuure stoffen en verrotting te wederstaan. Men bedient 'er zig in America van tegen de tusschenpoozende, aanhoudende, kwaadäartige, en rotkoortsen. Men neemt het in als een poeder, en, om des te beter te werken, als een afkookzel in wyn of water. Het is nog maar weinige jaaren geleden, dat dit middel in Europa in de Geneeskunde is ingevoerd. Men bedient zig ook van een aftrekzel van dit hout in wyn, tegen de jicht, en om de maag te versterken. In één woord, het Quacy-hout kan het gebrek van de Kina vervullen.

Aanteek. van den Franschen vert.

[2] De koffy wierd in 't 1554. uit Arabië naar Constantinopolen overgebragt.--Omtrent in het midden van de zestiende eeuw wierd derzelver gebruik te London ingevoerd; en in 't jaar 1728, plantte de heer NICOLAAS LAWS de eerste Koffyboon te Jamaica.

Aanteek. van den Schryver.

Men heeft reden te gelooven, dat de Italianen de eerste onder de Christen volken zyn, by welken deeze beroemde drank is ingevoerd. Zy is vervolgens voor het jaar 1643 naar Parys overgebragt. 'Er zyn bewyzen, zegt AUBLET, dat geduurende de regeering van LODEWYK XIII, onder het kleine Gerechtshof te Parys, gekookte koffy verkogt wierd, onder den naam van cahové of cahovet. De Turken noemen dezelve cahveh, het welk koomt van het waord cahoah of cahoueh, waar door de Arabieren dien drank aanduiden, dien zy het eerst gekend en in gebruik gebragt hebben; schoon dit Arabisch woord allen drank in 't gemeen beteekent. Het is waarschynlyk, dat 'er niet zeer veel van verkogt wierd, en dat dit niet lang geduurd heeft.

Het jaar 1669, in onze Geschiedenis over bekend door het plechtig Gezandschap van SOLIMAN AGA, die door Sultan MAHOMET IV aan LODEWYK XIV gezonden wierd, moet gehouden worden voor het waare tydperk van de eerste invoering van het gemeene gebruik der koffy te Parys. Deeze Gezant, en zyn gevolg, boden, volgens de gewoonte van hun Land, deezen drank aan de Hovelingen, en verdere persoonen, die uit beleefdheid aan den Turkschen Minister een bezoek gaven, waar door veele inwooners deezer hoofdstad 'er smaak in kregen, en 'er zig aan gewenden.

Aanteek. v. d. Franschen Vertaler.

[3] Alle vrylating is, in de Volkplanting van Surinamen, aan de volgende bepalingen onderhevig: indien dezelve geschiedt ten voordeele van een manspersoon, is deeze genoodzaakt de Volkplanting tegen derzelver binnen- en buitenlandsche vyanden te dienen: de vrygelatene, van welke kunne die ook zy, kan geen getuigenis geven tegen zynen ouden meester; en indien hy in de Volkplanting koomt te sterven, erft zyn voorige meester het vierde gedeelte zyner nalatenschap.

Aanteek. v. d. Schryver.


    Publiek Domein
Deze bron (Reize naar Surinamen en Guiana/Hoofdstuk XXIX) is (gedeeltelijk) afkomstig van Project Gutenberg.

Bronnen afkomstig van Project Gutenberg zijn in het publiek domein.