Apocriefe boeken/Jezus Sirach 28
Jezus Sirach 28 | |
Auteur | Anoniem |
Genre(s) | Religie |
Brontaal | Nederlands |
Datering | 1906 |
Vertaler | Adolf Visscher (1686-1746) |
Bron | Anoniem (1906) De apocriefe boeken. Uit de Hoogduitsche vertaling van M. Luther eertijds door Adolf Visscher in het Nederduitsch overgezet, [Amsterdam]: Nederlandsch Bijbelgenootschap, pp. 65-66. Zie Bestand:De apocriefe boeken p 065.jpg en Bestand:De apocriefe boeken p 066.jpg. |
Auteursrecht | Publiek domein |
[...] HOOFDSTUK 28. Waarschuwing voor wraakzucht, voor twist en laster. | ||
WIE zich wreekt, aan dien zal de Heer zich weder wreken en zal hem | ||
2 | zijne zonden ook behouden. a Vergeef uwen naaste het leed, dat hij u | a Matth. 6 : 14. |
gedaan heeft, en bid alsdan, zoo worden u uwe zonden ook vergeven. | Mark. 11 : 25. | |
3 | Een mensch behoudt tegen zijnen naaste den toorn — en wil bij den | |
4 | Heer genade zoeken! Hij is onbarmhartig hegens zijnsgelijken — en | |
5 | wil voor zijne zonden bidden! Hij is slechts vleesch en bloed en behoudt | |
6 | den toorn — wie zou hem dan zijne zonden vergeven? Denk aan het | |
7 | einde en laat de vijandschap varen. Gedenk aan den dood en het | |
8 | verderf en blijf bij de geboden. Denk aan de geboden en laat uw | |
9 | dreigen tegen uwen naaste na. Denk aan het verbond des Hoogsten | |
en vergeef de onwetendheid. | ||
10 | Onthoud u van twist, zoo blijven vele zonden achterwege. 11 b want een | b Spr. 26 : 21. |
toornig mensch ontsteekt den twist, en de goddelooze verwart goede | ||
vrienden, en hitst diegenen tegen elkander op, die goeden vrede hebben. | ||
12 | Als er veel hout is, wordt het vuur des te grooter; en als de lieden | |
krachtig zijn, wordt de toorn des te grooter; en als de lieden rijk zijn, | ||
wordt de toorn des te heviger; en als het twisten lang duurt, brandt | ||
13 | het des te meer. Haastig zijn tot twist, ontsteekt het vuur; en haastig | |
14 | zijn tot strijd, vergiet bloed. Blaast gij in het vonkje, zoo ontstaat er | |
een groot vuur van; maar spuwt gij in de vonk, zoo daat ze uit: en | ||
beide kan uit uwen mond komen. | ||
15 | De oorblazers en valsche kwade tongen zijn vervloekt, want zij ver- | |
16 | warren velen, die goeden vrede hebben. Eene kwade tong maakt vele | |
17 | lieden oneens 17 en drijft hen uit het ééne land in het andere; 18 zij ver- | |
19 | breekt vaste steden en vernielt vorstendommen. Eene kwade tong | |
verstoot brave vrouwen en berooft ze van alles wat haar zuur gevallen | ||
20 | is. Wie haar gehoor geeft, heeft nooit rust en kan nergens met vrede | |
21 | blijven. De geesel maakt striemen, maar eene c kwade tong vermorzelt | c Spr. 18 : 8. |
22 | gebeente en alles. Velen zijn gevallen door de scherpte des zwaards, | |
23 | maar op verre na zóóvelen niet als door kwade tongen. Welgelukzalig | |
is hij, die voor eene kwade tong bewaard blijft en van haar niet geplaagd | ||
wordt en haar juk niet dragen moet en in hare strikken niet gebonden | ||
24 | is; want haar juk is van ijzer en hare strikken zijn van koper; 25 hare | |
26 | plaag is bitterder dan de dood en erger dan het graf. Maar zij zal den | |
godvreezende niet onderdrukken, en hij zal in haar vuur niet branden: | ||
27 | wie den Heer verlaat, zal er in vallen en er in branden, en het zal niet | |
uitgebluscht worden; zij zal hem overvallen als een leeuw en teniet- | ||
| ||
28 | maken als een luipaard. Gij omheint uwe goederen met doornen: | |
d waarom maakt gij niet veelmeer voor uwen mond deur en grendels? | d Jez. Sir. 22 : 33. | |
29 | Gij weegt uw goud en zilver: waarom weegt gij ook niet uwe woorden | |
30 | op de goudschaal? Wacht u, dat gij daardoor niet glijdt en voor uwe | |
vijanden valt, die op u loeren. |