Apocriefe boeken/Jezus Sirach 48
Jezus Sirach 48 | |
Auteur | Anoniem |
Genre(s) | Religie |
Brontaal | Nederlands |
Datering | 1906 |
Vertaler | Adolf Visscher (1686-1746) |
Bron | Anoniem (1906) De apocriefe boeken. Uit de Hoogduitsche vertaling van M. Luther eertijds door Adolf Visscher in het Nederduitsch overgezet, [Amsterdam]: Nederlandsch Bijbelgenootschap, pp. 83-84. Zie Bestand:De apocriefe boeken p 083.jpg en Bestand:De apocriefe boeken p 084.jpg. |
Auteursrecht | Publiek domein |
[...] HOOFDSTUK 48. Van Elia, Elisa, koning Hizkia en Jesaia. | ||
a | EN de profeet Elia brak door als een vuur en zijn woord brandde als | a 1 Kon. 27 : 1. |
2 | eene fakkel. En hij bracht den duren tijd over hen en maakte, dat zij | |
3 | weinigen werden door zijnen ijver. Want door het woord des Heeren | |
4 | b sloot hij den hemel toe, c driemaal deed hij voor nederdalen. O hoe | b Luk. 4 : 25. |
heerlijk zijt gij geweest, Elia, met uwe wonderteekenen, wie is zoo | c 1 Kon. 18 : 38. | |
5 | heerlijk als gij! Door het woord des Hoogsten d hebt gij een doode op- | 2 Kon. 1 : 10, 12. |
6 | gewekt en weder uit het graf gebracht. e Gij hebt trotsche koningen | d 1 Kon. 17 : 22. |
7 | ternedergeworpen uit hun bed en hen omgebracht. f Gij hebt op den | e 1 Kon. 21 : 19. |
8 | berg Sinaï gehoord de toekomende straf en op Horeb de wraak. g Gij | f 1 Kon. 19 : 17. |
hebt van de koningen geprofeteerd, die straffen zouden, en profeten na | g 1 Kon. 19 : 15, | |
9 | u verordend. h Gij zijt weggenomen in een onweder, met een vurigen | 16, 19. |
10 | wagen en paarden. Gij zijt verordend, opdat gij bestraffen zoudt | h 2 Kon. 2 : 11. |
op zijnen tijd, om den toorn te stillen eer de gramschap komt, i en om | i Mal. 4 : 6. | |
het hart der vaderen tot de kinderen te wenden en de stammen van | ||
11 | Jakob weder te brengen. Welgelukzalig zijn zij, die u zien, en met | |
12 | liefde versierd zullen zijn. Daar zullen wij het rechte leven hebben. | |
13 | Toen Elia in het onweder verdwenen was, j kwam de Geest rijkelijk | j 2 Kon. 2 : 9, 15. |
op Elisa. In zijnen tijd verschrikte hij voor geen vorst en niemand kon | ||
14 | hem overwinnen. Niets was voor hem te moeilijk; k en toen hij dood | k 2 Kon. 13 : 21. |
15 | was, profeteerde zijn lichaam nog. Toen hij leefde, deed hij teekenen, | |
en toen hij dood was, deed hij wonderen. | ||
16 | Nog hielp dit alles niet, dat het volk zich verbeterd en van zijne | |
zonden afstand gedaan zou hebben, totdat zij uit hun land verdreven en in | ||
17 | alle landen verstrooid werden 17 en een klein hoopje overbleef en een vorst | |
18 | in het huis van David: onder welke eenigen deden hetgeen God behaagde, | |
maar eenigen zondigden zeer. | ||
19 | l Hiskía bevestigde zijne stad en leidde er water in; hij liet in de | l 2 Kon. 20 : 20. |
20 | steenrots graven en fonteinen maken. m In zijnen tijd trok Sanherib op | m 2 Kon. 18 : 13, 17. |
en zond Rabsaké; hij hief zijne hand op tegen Zion en snoefde met | ||
21 | grooten hoogmoed. Toen sidderden hunne harten en handen en zij | |
22 | werden bang gelijk eene vrouw in barensnood 22 en zij riepen den barm- | |
| ||
23 | hartigen Heer aan en hieven hunne handen tot hem op. En de heilige | |
24 | in den hemel verhoorde hen dra n en verloste hen door Jesaja; hij sloeg | n Jes. 37. |
25 | het heir der Assyriërs en zijn Engel verdelgde ze. Want Hizkía deed | |
hetgeen den Heer behaagde en bleef bestendig op den weg van zijnen | ||
vader David, zooals Jesaja, die een groot en waarachtig profeet was, | ||
26 | in zijne profetie hem leerde. o In zijnen tijd ging de zon terug en hij | o 2 Kon. 20 : 5-11. |
27 | verlengde den koning het leven. Hij profeteerde met een rijken geest | |
wat op het laatst geschieden zou, en gaf den bedroefden te Zion een | ||
28 | p troost, met welken zij zich altijd troosten konden. q Hij verkondigde | p Jes. 40 : 1. |
het toekomende en verborgene, eerdat het kwam. | q Jes. 40 : 10. | |
Jes. 48 : 5. |