Apocriefe boeken/Jezus Sirach 35
Jezus Sirach 35 | |
Auteur | Anoniem |
Genre(s) | Religie |
Brontaal | Nederlands |
Datering | 1906 |
Vertaler | Adolf Visscher (1686-1746) |
Bron | Anoniem (1906) De apocriefe boeken. Uit de Hoogduitsche vertaling van M. Luther eertijds door Adolf Visscher in het Nederduitsch overgezet, [Amsterdam]: Nederlandsch Bijbelgenootschap, p. 71. Zie Bestand:De apocriefe boeken p 071.jpg. |
Auteursrecht | Publiek domein |
[...] HOOFDSTUK 35. Over Gode welbehagelijke offers. — Verhooring van het gebed. | ||
a GODS wet houden, is een rijk offer. 2 Gods geboden hoogachten, dat | a 1 Sam. 15 : 22. | |
3 | helpt wèl. God danken, is het rechte meelbloemoffer. 4 b Barmhartigheid | b Hebr. 13 : 16. |
5 | oefenen, is het rechte dankoffer. Van zonden afstaan, is een godsdienst, | |
die den Heer behaagt; en ophouden van onrecht te doen, is een recht | ||
verzoenoffer. | ||
6 | Gij moet daarom echter niet c ledig voor den Heer verschijnen; 7 want | c Deut. 16 : 16. |
8 | zulks moet men óók doen wegens Gods gebod. Het offer des rechtvaardigen | |
9 | maakt het altaar rijk, d en zijn geur is zoet voor den Hoogste. Het offer | d Gen. 8 : 21. |
10 | des rechtvaardigen is aangenaam, en hij wordt nooit vergeten. Geef God | |
zijne eer met vroolijke oogen en uwe e eerstelingen zonder eenig gebrek. | e Ex. 23 : 19. | |
11 | Hetgeen gij geeft, geeft dat gaarne; en heilig uwe f tienden vroolijk. | f Lev. 27 : 30, 32. |
12 | Geef de Hoogste naar hetgeen hij u verleend heeft; en wat uwe hand | |
13 | vermag, g geef dat met vroolijke oogen; want de Heer, die een vergelder | g 2 Kor. 9 : 7. |
14 | is, zal het u zevenvoudig vergelden. h Besnoei uwe gaven niet, want dat | h Lev. 22 : 20. |
15 | is niet aangenaam. Zoek geen voordeel, als gij offeren zult; want de Heer | |
is een wreker, en voor hem geldt geen aanzien des persoons. | ||
16 | Hij helpt den arme en ziet den persoon niet aan en verhoort het ge- | |
17 | bed desgenen, die onrecht lijdt. i Hij veracht het gebed en van den wees | i Ex. 22 : 22. |
18 | niet, noch de weduw, als zij klaagt. De tranen der weduwe vloeien wel | |
19 | langs de wangen nederwaarts, maar zij roepen opwaarts tegen dengeen, | |
20 | die ze haar uitperst. Wie God dient met lust, is aangenaam, en zijn | |
21 | gebed reikt tot in de wolken. Het gebed des ellendigen dringt door de | |
wolken en rust niet voordat het daarheen komt, en houdt niet op, totdat | ||
22 | de Hoogste het verhoort; en de Heer zal rechtvaardig richten en straffen, | |
en niet uitstellen noch langer verdragen, totdat hij den onbarmhartigen de | ||
23 | lendenen in stukken sla, en zich aan zulke lieden wreke en allen verdelge, | |
die denzulken leed aandoen en het geweld der onrechtvaardigen terneder- | ||
24 | werpe, en een iegelijk geve naar zijne werken en hen loone zooals zij het | |
25 | verdiend hebben, en zijn volk wreke, en het verheuge met zijne barm- | |
26 | hartigheid. Gelijk de regen ten goede komt, als het droog is, zoo | |
komt de barmhartigheid ook in den nood ter rechter tijd. |