Auteurswet (1912)

[ 1 ]

STAATSBLAD
van het
KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.



(No 308.) WET van den 23sten September 1912, houdende nieuwe regeling van het auteursrecht.


Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is eene nieuwe regeling van het auteursrecht vast te stellen;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I.
Algemene bepalingen

§ 1. De aard van het auteursrecht

Artikel 1

Het auteursrecht is het uitsluitend recht van den maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld.

Artikel 2

Het auteursrecht wordt beschouwd als eene roerende zaak. Het gaat over bij erfopvolging en is vatbaar voor geheele of gedeeltelijke overdracht. Geheele of gedeeltelijke overdracht van het auteursrecht kan niet anders geschieden dan door middel [ 2 ]van eene authentieke of onderhandsche akte. Zij omvat alleen die bevoegdheden, waarvan de overdracht in de akte is ver­meld of uit aard en strekking der gesloten overeenkomst noodzakelijk voortvloeit.

Het auteursrecht, hetwelk toekomt aan den maker van het werk, zoomede, na het overlijden des makers, het auteursrecht op niet openbaar gemaakte werken, hetwelk toekomt aan dengene, die het als erfgenaam of legataris van den maker verkregen heeft, is niet vatbaar voor beslag.

§ 2. De maker van het werk.

Artikel 3.

Is de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, eene gehuwde vrouw, dan zal de man geene handelingen, die het auteursrecht op dat werk betreffen, mogen verrichten zonder medewerking der vrouw.

Van deze bepaling kan ook bij huwelijksche voorwaarden niet worden afgeweken.

Artikel 4.

Behoudens bewijs van het tegendeel wordt voor den maker gehouden hij die op of in het werk als zoodanig is aangeduid, of bij gebreke van zulk eene aanduiding, degene, die bij de openbaarmaking van het werk als maker daarvan is bekend gemaakt door hem, die het openbaar maakt.

Wordt bij het houden van eene niet in druk verschenen mondelinge voordracht of het uitvoeren van een niet in druk verschenen muziekwerk geene mededeeling omtrent den maker gedaan, dan wordt, behoudens bewijs van het tegendeel, voor den maker gehouden hij die de voordracht houdt of het muziek werk uitvoert.

Sjabloon:Artikel 5.

Van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, het­ welk bestaat uit afzonderlijke werken van twee of meer personen, wordt, onverminderd het auteursrecht op ieder werk afzonderlijk, als de maker aangemerkt degene, onder wiens leiding en toezicht het gansche werk is tot stand gebracht, of bij gebreke van dien, degene, die de verschillende werken verzameld heeft. [ 3 ]

Als inbreuk op het auteursrecht op het gansche werk wordt beschouwd het verveelvoudigen of openbaar maken van eenig daarin opgenomen afzonderlijk werk, waarop auteursrecht bestaat, door een ander dan den maker daarvan of diens recht verkrijgen den.

Is zulk een afzonderlijk werk niet te voren openbaar ge­maakt, dan wordt, tenzij tusschen partijen anders is overeen­ gekomen, als inbreuk op het auteursrecht op het gansche werk beschouwd het verveelvoudigen of openbaar maken van dat afzonderlijk werk door den maker daarvan of diens rechtver­ krijgenden, indien daarbij niet het werk vermeld wordt, waar­ van het deel uitmaakt.

Artikel 6.

Indien een werk is tot stand gebracht naar het ontwerp van een ander en onder diens leiding en toezicht, wordt deze als de maker van dat werk aangemerkt.

Artikel 7.

Indien de arbeid, in dienst van een ander verricht, bestaat in het vervaardigen van bepaalde werken van letterkunde, wetenschap of kunst, dan wordt, tenzij tusschen partijen anders is overeengekomen, als de maker van die werken aangemerkt degene, in wiens dienst de werken zijn vervaardigd.

Artikel 8.

Indien eene openbare instelling, eene vereeniging, stichting of vennootschap, een werk als van haar afkomstig openbaar maakt, zonder daarbij eenig natuurlijk persoon als maker er van te vermelden, wordt zij, tenzij bewezen wordt, -dat de openbaarmaking onder de bedoelde omstandigheden onrecht­ matig was, als de maker van dat werk aangemerkt.

Sjabloon:Artikel 9.

Indien op of in eenig in druk verschenen werk de maker niet, of niet met zijn waren naam, is vermeld, kan tegenover derden het auteursrecht ten behoeve van den rechthebbende worden uitgeoefend door dengene, die op of in dat werk als de uitgever ervan is aangeduid, of bij gebreke van zoodanige aanduiding, door dengene, die op of in het werk als de drukker ervan is vermeld. [ 4 ]

§ 3. De werken, waarop auteursrecht bestaat.

Artikel 10.

Onder werken van letterkunde, wetenschap of kunst verstaat deze wet:

1° boeken, brochures, nieuwsbladen, tijdschriften en alle andere geschriften;

2°. tooneelwerken en dramatisch-muzikale werken;

3°. mondelinge voordrachten;

4°. choregrafische werken en pantomimes, welker wijze van opvoering bij geschrift of anderszins is vastgesteld:

5°. muziekwerken met of zonder woorden;

6°. teeken-, schilder-, bouw- en beeldhouwwerken, lithografieën, graveer- en andere plaatwerken;

7°. aardrijkskundige kaarten;

8°. ontwerpen, schetsen en plastische werken, betrekkelijk tot de bouwkunde, de aardrijkskunde, de plaatsbeschrijving of andere wetenschappen ;

9°. fotografische en kinematografische werken en werken, volgens gelijksoortige werkwijzen vervaardigd;

10°. werken van op nijverheid toegepaste kunst;

en in het algemeen ieder voortbrengsel op het gebied van letterkunde, wetenschap of kunst, op welke wijze of in welken vorm het ook verveelvoudigd kunne worden.

Vertalingen, bewerkingen, muziekschikkingen en andere verveelvoudigingen in gewijzigden vorm van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, zoomede verzamelingen van verschillende werken, worden, onverminderd het auteursrecht op het oorspronkelijk werk, als zelfstandige werken beschermd.

Artikel 11.

Er bestaat geen auteursrecht op wetten, besluiten en verordeningen, door de openbare macht uitgevaardigd, noch op rechterlijke uitspraken en administratieve beslissingen.

Evenmin bestaat auteursrecht op hetgeen verder door of vanwege de openbare macht is openbaar gemaakt, tenzij dat recht, hetzij in het algemeen bij wet, besluit of verordening, hetzij in een bepaald geval blijkens mededeeling op het werk zelf of bij de openbaarmaking daarvan, voorbehouden is. [ 5 ]

§ 4. Het openbaar maken.

Artikel 12.

Onder de openbaarmaking van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt mede verstaan:

1°. de openbaarmaking van eene verveelvoudiging van het geheel of een gedeelte van het werk;

2°. de verbreiding van het geheel of een gedeelte van het werk of van eene verveelvoudiging daarvan, zoolang het niet in druk verschenen is;

3°. de voordracht, op- of uitvoering of voorstelling in het openbaar van het geheel of een gedeelte van het werk of van eene verveelvoudiging daarvan.

Onder eene voordracht, op- of uitvoering of voorstelling in het openbaar wordt mede verstaan eene in besloten kring, welke tegen betaling toegankelijk is, ook al geschiedt die betaling door de voldoening van eene contributie of op andere wijze. Hetzelfde geldt van eene tentoonstelling in het openbaar.

§ 5. Het verveelvoudigen.

Artikel 13.

Onder de verveelvoudiging van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt mede verstaan de vertaling, de muziekschikking of tooneelbewerking en in het algemeen iedere geheele of gedeeltelijke bewerking of nabootsing in gewijzigden vorm, welke niet als een nieuw, oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt.

Artikel 14.

Onder het verveelvoudigen van een werk, dat door middel van het gehoor kan worden waargenomen, wordt mede verstaan het vervaardigen van rollen, platen en andere voorwerpen, bestemd om het geheel of een gedeelte van het werk langs mechanischen weg ten gehoore te brengen.

§ 6. De beperkingen van het auteursrecht.

Artikel 15.

Als inbreuk op het auteursrecht op een nieuwsblad of tijd[ 6 ]schrift wordt niet beschouwd het overnemen van daarin ver­schenen artikelen, berichten of andere stukken door een andernieuwsblad of tijdschrift, mits daarbij het nieuwsblad of tijd­schrift, waaruit zij overgenomen zijn, op duidelijke wijzegenoemd wordt.

Echter mogen romans en novellen, in nieuwsbladen of tijd­ schriften verschenen, zonder toestemming van den maker of van zijne rechtverkrijgenden niet worden overgenomen.

Gelijke toestemming is vereischt ten aanzien van andere nieuws­blad- of tijdschriftartikelen, indien de maker of de redactie in hetzelfde nummer van het nieuwsblad of tijdschrift, waarin het artikel verschenen is, eene uitdrukkelijke verklaring heeft doen opnemen, waarbij het overnemen verboden wordt. Bij tijd­schriften is het voldoende, indien dit verbod in algemeene bewoordingen aan het hoofd van ieder nummer voorkomt.

Het verbod, bij het voorgaande lid bedoeld, kan niet worden gesteld ten aanzien van artikelen, politieke geschilpunten betreffende, nieuwstijdingen of gemengde berichten.

De bepalingen van dit artikel zijn mede van toepassing ten aanzien van het overnemen in eene andere taal dan die van het oorspronkelijk artikel.

Artikel 16.

Als inbreuk op het auteursrecht op een openbaar gemaakt werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd het overnemen van enkele korte gedeelten daarvan of van enkele korte opstellen of gedichten in bloemlezingen en andere werken bestemd voor het onderwijs of een ander wetenschappelijk doel, alsmede in aankondigingen en beoordeelingen in nieuwsbladen en tijdschriften, mits bij het overgenomen ge­ deelte, opstel of gedicht, of bij de aankondiging of beoordeeling, het werk genoemd wordt, waaruit het overgenomen is, en de maker, voor zoover deze op of in het werk is aangeduid, wordt genoemd. Deze bepaling is mede van toepassing ten aanzien van het overnemen in eene andere taal dan die van het oorspronkelijke.

Waar het geldt een werk, als bedoeld bij artikel 10, 6°, kan onder dezelfde omstandigheden en voorwaarden het gansche werk worden verveelvoudigd, mits die verveelvoudiging door hare grootte of door de werkwijze, volgens welke zij vervaardigd is, een duidelijk verschil vertoont met het oorspronkelijk werk; wanneer van deze werken twee of meer vereenigd openbaar [ 7 ]zijn gemaakt, is die verveelvoudiging slechts ten aanzien van één daarvan geoorloofd.

Van eene in het openbaar gehouden mondelinge voordracht, welke niet reeds in druk is verschenen, kan de zakelijke inhoud als verslag in een nieuwsblad of tijdschrift worden medegedeeld, mits daarbij vermeld wordt degene, die de voordracht gehouden heeft.

Artikel 17.

Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd de verveelvoudiging, welke beperkt blijft tot enkele exemplaren en uitsluitend dient tot eigen oefening, studie of gebruik, en die, waar het geldt een werk, als bedoeld bij artikel 10, 6°, door hare grootte of door de werkwijze, volgens welke zij vervaardigd is, een duidelijk verschil vertoont met het oorspronkelijk werk.

Deze bepaling is niet van toepassing ten aanzien van het nabouwen van bouwwerken.

Artikel 18.

Als inbreuk op het auteursrecht op een werk, als bedoeld bij artikel 10, 6°, hetwelk blijvend op of aan den openbaren weg zichtbaar is gesteld, wordt niet beschouwd de verveelvoudiging, welke door hare grootte of door de werkwijze, volgens welke zij vervaardigd is, een duidelijk verschil vertoont met het oorspronkelijk werk, en zich, wat bouwwerken betreft, tot het uitwendige daarvan bepaalt.

Artikel 19.

Als inbreuk op het auteursrecht op een portret wordt niet beschouwd de verveelvoudiging daarvan door, of ten behoeve van, den geportretteerde of, na diens overlijden, zijne nabestaanden.

Bevat eene zelfde afbeelding het portret van twee of meer personen, dan staat die verveelvoudiging aan ieder hunner ten aanzien van andere portretten dan zijn eigen slechts met toestemming van die andere personen of, gedurende tien jaren na hun overlijden, van hunne nabestaanden.

Onder nabestaanden worden verstaan de ouders, de echt­genoot en de kinderen. [ 8 ]

Ten aanzien van een fotografisch portret wordt mede niet als inbreuk op het auteursrecht beschouwd het openbaar maken daarvan in een nieuwsblad of tijdschrift door of met toestem­ming van een der personen, in het eerste lid genoemd, mits daarbij de naam des makers, voor zoover deze op of bij het portret is aangeduid, vermeld wordt.

Dit artikel is slechts van toepassing ten aanzien van por­tretten, welke vervaardigd zijn ingevolge eene opdracht, door of vanwege de geportretteerde personen, of te hunnen behoeve aan den maker gegeven.

Artikel 20.

Tenzij anders is overeengekomen is degene, wien het auteursrecht op een portret toekomt, niet bevoegd dit openbaar te maken zonder toestemming van den geportretteerde of, gedurende tien jaren na diens overlijden, van diens nabestaanden.

Bevat eene zelfde afbeelding het portret van twee of meer personen, dan is ten aanzien van de gansche afbeelding de toestemming vereischt van alle geportretteerden of, gedurende tien jaren na hun overlijden, van hunne nabestaanden.

Het derde en het laatste lid van het voorgaand artikel zijn van toepassing.

Artikel 21.

Is een portret vervaardigd zonder daartoe strekkende opdracht, den maker door of vanwege den geportretteerde, of te diens behoeve, gegeven, dan is openbaarmaking daarvan door dengene, wien het auteursrecht daarop toekomt, niet geoorloofd, voor zoover een redelijk belang van den geportretteerde of, na zijn overlijden, van een zijner bloedverwanten of aangehuwden in den tweeden graad, zoo in de rechte linie als in de zijlinie, of van zijn echtgenoot zich tegen de openbaarmaking verzet.

Artikel 22.

In het belang van de openbare veiligheid alsmede ter op­ sporing van strafbare feiten mogen afbeeldingen van welken aard ook door of vanwege de justitie worden verveelvoudigd en openlijk tentoongesteld en verspreid.

Artikel 23.

Tenzij anders is overeengekomen is de eigenaar van een [ 9 ]teeken-, schilder-, bouw- of beeldhouwwerk of van een werk van op nijverheid toegepaste kunst gerechtigd dat werk zonder toestemming van dengene, wien het auteursrecht daarop toekomt, in het openbaar ten toon te stellen of, met het oogmerk het te verkoopen, in een catalogus te verveelvoudigen.

Artikel 24.

Tenzij anders is overeengekomen blijft de maker van eenig schilderwerk, niettegenstaande de overdracht van zijn auteurs­recht, bevoegd gelijke schilderwerken te vervaardigen.

Artikel 25.

Geene wijziging mag in eenig werk, genoemd in artikel 10, 1°. tot en met 9°., met uitzondering van bouwwerken, worden aangebracht zonder toestemming van dengene, wien het auteurs­recht daarop toekomt. Heeft de maker zijn auteursrecht overgedragen, dan is desniettemin gedurende zijn leven zijne toestemming mede vereischt.

Hetzelfde geldt ten aanzien van de benaming van het werk en van de aanduiding van den maker, voor zoover deze op of in het werk voorkomen. Is echtereen werk niet onder den waren naam des makers openbaar gemaakt, dan is degene, wien het auteursrecht daarop toekomt, na het overlijden des makers bevoegd den waren naam des makers op of in het werk te vermelden, indien deze hem daartoe heeft gemachtigd.

De bepaling van het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van wijzigingen van zoodanigen aard, dat de maker of zijne rechtverkrijgenden te goeder trouw hunne toestemming daartoe niet zouden mogen weigeren. Ook behoudt de maker, al heeft hij zijn auteursrecht overgedragen, de bevoegdheid, zoodanige wijzigingen in het werk aan te brengen als hem naar de regels van het maatschappelijk verkeer te goeder trouw geoorloofd zijn.

HOOFDSTUK II.
DE HANDHAVING VAN HET AUTEURSRECHT EN
BEPALINGEN VAN STRAFRECHT.

Artikel 26.

Indien aan twee of meer personen een gemeenschappelijk [ 10 ]auteursrecht op een zelfde werk toekomt, zal de uitoefening en handhaving van dat recht geschieden hetzij door alle recht­ hebbenden gezamenlijk, hetzij te hunnen behoeve door dengene, die daartoe is aangewezen door de rechthebbenden bij onderling goedvinden of, bij gebreke van overeenstemming, op verzoek van den meest gereeden belanghebbende, door den voorzitter der arrondissements-rechtbank van diens woonplaats.

Zijn aldus door twee of meer voorzitters van arrondissements­rechtbanken aanwijzingen gedaan, dan heeft alleen de eerst gedane rechtsgevolgen.

Tegen de aanwijzing door den voorzitter staat geene hoogere voorziening open.

De rechthebbenden zijn bevoegd bij onderling goedvinden den door den voorzitter aangewezene ter zijde te stellen of door een ander te vervangen.

Artikel 27.

Niettegenstaande de geheele of gedeeltelijke overdracht van zijn auteursrecht blijft de maker bevoegd eene rechtsvordering ter bekoming van schadevergoeding in te stellen tegen dengene, die inbreuk op het auteursrecht heeft gemaakt.

Artikel 28.

Het auteursrecht geeft de bevoegdheid voorwerpen, in strijd met dat recht openbaar gemaakt, zoomede niet geoorloofde verveelvoudigingen, in beslag te nemen op de wijze en met inachtneming van de bepalingen, voorgeschreven voor het beslag tot revindicatie van roerende goederen, en hetzij dezelve als zijn eigendom op te vorderen, hetzij de vernietiging of onbruikbaarmaking daarvan te eischen. Gelijke bevoegdheid tot inbeslagneming en opvordering bestaat ten aanzien van het bedrag der toegangsgelden, betaald voor het bijwonen van eene voordracht, eene op- of uitvoering of eene tentoonstelling of voorstelling, waardoor inbreuk op het auteursrecht wordt gemaakt.

Indien afgifte wordt gevorderd van de zaken, in het eerste lid bedoeld, zal de rechter kunnen gelasten, dat die afgifte niet zal geschieden dan tegen eene bepaalde, door den eischer te betalen vergoeding.

De beide voorgaande leden van dit artikel zijn uitsluitend van toepassing ten aanzien van roerende zaken en van de [ 11 ]zaken, die door bestemming onder onroerende zaken begrepen worden.

Ten aanzien van andere onroerende zaken dan de in het voorgaand lid bedoelde, waardoor inbreuk op auteursrecht wordt gemaakt, kan do rechter op de vordering van den gerechtigde gelasten, dat do gedaagde daaraan zoodanige wijzigingen zal aanbrengen, dat de inbreuk op het auteurs­recht wordt opgeheven, met veroordeeling van den gedaagde tot eene bepaalde som gelds als schadevergoeding in geval binnen een bepaalden tijd niet aan 'srechters bevel is voldaan.

Alles onverminderd de strafvervolging wegens inbreuk op het auteursrecht en de burgerlijke rechtsvordering ter bekoming van schadevergoeding.

Artikel 29.

Het recht, bij het eerste lid van het voorgaand artikel vermeld, kan niet worden uitgeoefend ten aanzien van voorwerpen, onder personen berustende, die niet in soortgelijke voorwerpen handel drijven en die voorwerpen uitsluitend tot eigen gebruik hebben verkregen, tenzij door hen zelf inbreuk op het des­betreffend auteursrecht is gepleegd.

De vordering, bedoeld bij het vierde lid van het voorgaand artikel, kan slechts worden ingesteld tegen den eigenaar of bezitter van het onroerend goed, die schuld heeft aan den inbreuk op het desbetreffend auteursrecht.

Artikel 30.

Indien iemand zonder daartoe gerechtigd te zijn een portret openbaar maakt gelden ten aanzien van hot recht van den geportretteerde dezelfde bepalingen als in de artikelen 28 en 29 met betrekking tot het auteursrecht zijn gesteld.

Artikel 31.

Hij die opzettelijk inbreuk maakt op eens anders auteurs­ recht, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf duizend gulden.

Artikel 32.

Hij die een werk, waardoor hij weet dat inbreuk gemaakt wordt op eens anders auteursrecht, verspreidt of openlijk te [ 12 ]koop stelt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste twee duizend gulden.

Artikel 33.

De misdrijven in de beide voorgaande artikelen omschreven, worden niet vervolgd dan op klachte van den maker van het werk, of van dengene, die bevoegd is tot handhaving van het auteursrecht op te treden, of, indien twee of meer personen bevoegd zijn, van een hunner.

Artikel 34.

Hij die opzettelijk in eenig werk van letterkunde, wetenschap of kunst, waarop auteursrecht bestaat, in de benaming daar­ van of in de aanduiding van den maker wederrechtelijk eenige wijziging aanbrengt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf duizend gulden.

Het werk kan, indien het den veroordeelde toebehoort, worden verbeurd verklaard.

Het misdrijf wordt niet vervolgd dan op klachte van den maker van het werk of van dengene, wien het auteursrecht daarop toekomt.

Artikel 35.

Hij die zonder daartoe gerechtigd te zijn een portret in het openbaar ten toon stelt of op andere wijze openbaar maakt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste tweehonderd gulden.

Het feit wordt beschouwd als eene overtreding.

Artikel 36.

De door den strafrechter verbeurd verklaarde verveelvoudi­ gingen worden vernietigd; echter kan de rechter bij het vonnis bepalen, dat zij aan dengene, wien het auteursrecht toekomt, zullen worden afgegeven, indien deze zich daartoe ter griffie aanmeldt binnen eene maand nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.

Door de afgifte gaat de eigendom van de verveelvoudigingen op den rechthebbende over. De rechter zal kunnen gelasten, dat die afgifte niet zal geschieden dan tegen eene bepaalde, door den rechthebbende te betalen vergoeding, welke ten bate komt van den Staat, [ 13 ]

HOOFDSTUK III.
DE DUUR VAN HET AUTEURSRECHT.

Artikel 37.

Het auteursrecht vervalt door verloop van 50 jaar, te rekenen van den dag van het overlijden des makers van het werk, behoudens het bepaalde bij de volgende artikelen van dit hoofdstuk.

De duur van het gemeenschappelijk auteursrecht op eenzelfde werk, aan twee of meer personen als gezamenlijke makers daarvan toekomende, wordt berekend van den dag van het overlijden van den langstlevende hunner.

Artikel 38.

Het auteursrecht op een werk, waarop of waarin de maker niet is aangeduid, of niet op zoodanige wijze, dat zijn ware naam daardoor bekend is, vervalt door verloop van 50 jaar, te rekenen van den laatsten dag van het kalenderjaar, waarin de eerste openbaarmaking van het werk door of vanwege den rechthebbende heeft plaats gehad.

Hetzelfde geldt ten aanzien van werken, waarvan ingevolge artikel 7 of artikel 8 eene openbare instelling, eene vereeniging, stichting of vennootschap als maker wordt aangemerkt, als­ mede ten aanzien van werken, die voor de eerste maal open­ baar gemaakt zijn na het overlijden des makers.

Artikel 39.

Het uitsluitend recht om een in druk verschenen werk te vertalen vervalt door verloop van 10 jaar, te rekenen van den laatsten dag van het kalenderjaar, waarin de eerste uitgave van het werk door of vanwege den rechthebbende heeft plaats gehad, ten opzichte van die talen, waarin niet door den maker of met diens toestemming eene vertaling van het werk is uitgegeven in een der Staten, aangesloten bij de Internationale Unie voor de bescherming van letterkundige en kunstwerken.

Het uitsluitend recht om in het openbaar voordrachten te houden of voorstellingen, op- of uitvoeringen van eenig werk te geven in eene andere taal dan die van het oorspronkelijke, duurt even lang als het uitsluitend vertalingsrecht. [ 14 ]

Artikel 40.

Het auteursrecht op fotografische en kinematografische werken zoomede op werken, volgens gelijksoortige werkwijzen ver­ vaardigd, vervalt door verloop van 50 jaar, te rekenen van den laatsten dag van het kalenderjaar, waarin de eerste open­ baarmaking van het werk door of vanwege den rechthebbende heeft plaats gehad.

Artikel 41.

Voor de toepassing der bepalingen van de voorgaande drie artikelen worden werken, bij afleveringen verschenen, geacht eerst bij het verschijnen der laatste aflevering te zijn open­ baar gemaakt.

Ten aanzien van werken, samengesteld uit twee of meer deelen, nummers of bladen, op verschillende tijdstippen in druk verschenen, zoomede ten aanzien van verslagen en berichten, uitgegeven door genootschappen of door particulieren, wordt ieder deel, nummer, blad of verslag en bericht, als een afzonderlijk werk aangemerkt.

Artikel 42.

In afwijking voor zooverre van de bepalingen van dit hoofd­ stuk kan in het Rijk in Europa of in Nederlandsch-Indië geenerlei beroep worden gedaan op auteursrecht, waarvan de duur in het land van oorsprong van het werk reeds verstreken is.

HOOFDSTUK IV.
WIJZIGING VAN DE FAILLISSEMENTSWET EN VAN HET WETBOEK VAN STKAFRECHT.

Artikel 43.

In artikel 21, 1°, der Faillissementswet worden de woorden „en het auteursrecht;" vervangen door: „en het auteursrecht in de gevallen, waarin het niet vatbaar is voor beslag;".

Artikel 44.

Het Wetboek van Strafrecht wordt gewijzigd als volgt: [ 15 ]

Tusschen de artikelen 326 en 327 wordt een nieuw artikel 326bis ingevoegd, luidende als volgt:

„Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geld­ boete van ten hoogste vijf duizend gulden wordt gestraft:

1°. hij die op of in een werk van letterkunde, wetenschap, kunst of nijverheid valschelijk eenigen naam of eenig teeken plaatst, of den echten naam of het echte teeken vervalscht, met het oogmerk om daardoor aannemelijk te maken, dat dat werk zoude zijn van de hand van dengene, wiens naam of teeken hij daarop of daarin aanbracht;

2°. hij die opzettelijk een werk van letterkunde, wetenschap, kunst of nijverheid, waarop of waarin valschelijk eenige naam of eenig teeken is geplaatst, of de echte naam of het echte teeken is vervalscht, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, ten verkoop in voorraad heeft of binnen het Rijk in Europa invoert, als ware dat werk van de hand van dengene, wiens naam of teeken daarop of daarin valschelijk is aangebracht. Het werk kan, indien het den veroordeelde toebehoort, worden verbeurd verklaard."

De artikelen 349bis, 349ter en 349quater vervallen.

HOOFDSTUK V.
VERBINDENDE KRACHT VOOR NEDERLANDSCH-INDIË.

Artikel 45.

Met uitzondering van de artikelen 31, 32, 33, 34, 43 en 44 is deze wet ook verbindend voor Nederlandsch-Indië.

In Nederlandsch-Indië zijn voorts van kracht de navolgende bepalingen:

A. Hij die opzettelijk inbreuk maakt op eens anders auteurs­recht, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.

De aan den veroordeelde toebehoorende, door middel van het misdrijf verkregen verveelvoudigingen, alsmede platen, steenen, vormen, matrijzen en cliché's, die tot het plegen van het misdrijf gediend hebben, kunnen worden verbeurd verklaard.

B. Hij die een werk, waardoor hij weet dat inbreuk gemaakt [ 16 ]wordt op eens anders auteursrecht, verspreidt of openlijk te koop stelt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste twee duizend gulden.

De aan den veroordeelde toebehoorende, door middel van inbreuk op het auteursrecht verkregen verveelvoudigingen kunnen worden verbeurd verklaard.

C. De misdrijven in de beide voorgaande bepalingen omschreven, worden niet vervolgd dan op klachte van den maker van het werk, of van dengene, die bevoegd is tot hand­ having van het auteursrecht op te treden, of, indien twee of meer personen bevoegd zijn, van een hunner.

D. Hij die opzettelijk in eenig werk van letterkunde, wetenschap of kunst, waarop auteursrecht bestaat, in de benaming daarvan of in de aanduiding van den maker weder­ rechtelijk eenige wijziging aanbrengt, wordt gestraft met geld­ boete van ten hoogste vijf duizend gulden. Het werk kan, indien het den veroordeelde toebehoort, worden verbeurd verklaard. Het misdrijf wordt niet vervolgd dan op klachte van den maker van het werk of van dengene, wien het auteurs­ recht daarop toekomt.

E. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste vijf duizend gulden wordt gestraft:

1°, hij die op of in een werk van letterkunde, wetenschap, kunst of nijverheid valschelijk eenigen naam of eenig teeken plaatst, of den echten naam of het echte teeken vervalscht, met het oogmerk om daardoor aannemelijk te maken, dat dat werk zoude zijn van de hand van dengene, wiens naam of teeken hij daarop of daarin aanbracht;

2°, hij die opzettelijk een werk van letterkunde, wetenschap, kunst of nijverheid, waarop of waarin valschelijk eenige naam of eenig teeken is geplaatst, of de echte naam of het echte teeken is vervalscht, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, ten verkoop in voorraad heeft of binnen Nederlandsch-Indië invoert, als ware dat werk van de hand van dengene, wiens naam of teeken daarop of daarin valschelijk is aangebracht.

Het werk kan, indien het den veroordeelde toebehoort, worden verbeurd verklaard.

Poging tot deze misdrijven is strafbaar. [ 17 ]

HOOFDSTUK VI.
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN.

Artikel 46.

Bij het in werking treden van deze wet vervalt de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad n°. 124), tot regeling van het auteursrecht.

Echter blijft artikel 11 van laatstgenoemde wet van kracht ten aanzien van werken en vertalingen, vóór bedoeld tijdstip ingezonden.

Artikel 47.

Deze wet is van toepassing op alle werken van letterkunde, wetenschap of kunst, welke hetzij vóór, hetzij na haar in werking treden voor de eerste maal door of vanwege den maker zijn uitgegeven in het Rijk in Europa of in Nederlandsch-Indië, alsmede op alle zoodanige niet uitgegeven werken, welker makers zijn Nederlanders of andere Nederlandsche onderdanen.

Een werk is uitgegeven in den zin van dit artikel, wanneer het in druk is verschenen of, in het algemeen, wanneer verveelvoudigingen daarvan openbaar gemaakt zijn; de opvoering van een tooneelwerk of dramatisch-muzikaal werk, de uitvoering van een muziekwerk, de tentoonstelling van een kunstwerk en het bouwen van een bouwwerk wordt niet als eene uitgave in dien zin aangemerkt.

In afwijking van het eerste lid kunnen geene rechten en bevoegdheden tot handhaving van het auteursrecht worden uitgeoefend ter zake van feiten, welke op het tijdstip, waarop zij plaats vonden, noch krachtens eenige wetsbepaling, noch krachtens tractaat, onwettig waren.

Artikel 48.

Deze wet erkent geen auteursrecht op werken, waarop het auteursrecht op het tijdstip van haar in werking treden krachtens een der artikelen 13 of 14 der wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad n°. 124), tot regeling van het auteursrecht, was vervallen, noch op werken, waarvan op bedoeld tijdstip het kopijrecht vervallen was krachtens artikel 3 der wet van den 25sten Januari 1817 (Staatsblad n°. 5), de rechten bepalende die in de Nederlanden, ten opzichte van het drukken en uit­ geven van letter- en kunstwerken, kunnen worden uitgeoefend. [ 18 ]

Artikel 49.

Het auteursrecht, verkregen krachtens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad n°. 124), tot regeling van het auteursrecht, zoomede het kopijrecht of eenig recht van dezen aard, onder eene vroegere wetgeving verkregen en door genoemde wet ge­ handhaafd, blijft na hel in werking treden van deze wet ge­ handhaafd.

Artikel 50.

Hij die vóór 1 September 1912, niet in strijd met de be­ palingen der wet van 28- Juni 1881 (Staatsblad n°. 124), tot regeling van het auteursrecht, noch met die van eenig tractaat, in het Rijk in Europa of in Nederlandsch-Indië,

hetzij eenige verveelvoudiging van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst heeft openbaar gemaakt,

hetzij in het openbaar eene voordraclu heeft gehouden, of eene op- of uitvoering, tentoonstelling of voorstelling van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van eenige verveelvoudiging daarvan, heeft gegeven, verliest door het in werking tieden van deze wet niet de bevoegdheid om de vóór dat tijdstip openbaar gemaakte verveelvoudigingen te verspreiden en te verkoopen, of om in het openbaar dezelfde voordrachten te houden, of op- of uitvoeringen, tentoonstellingen of voor­ stellingen te geven.

Dit artikel blijft gedurende twee jaren na het in werking treden van deze wet van kracht.

Artikel 51.

Alle akten en geschriften betreffende de geheele of gedeel­ telijke overdracht van auteursrecht of betreffende de vergunning tot uitoefening van eenige tot het auteursrecht behoorende bevoegdheid, die door den gerechtigde en den verkrijger of hunne wettelijke vertegenwoordigers te zamen of ieder afzon­ derlijk, hetzij in onderhandschen vorm, hetzij ten overstaan van een openbaren ambtenaar, zonder medewerking van derden, worden opgemaakt, zijn vrij van zegel en van de formaliteit van registratie of worden, indien deze formaliteit wordt gewenscht, kosteloos geregistreerd. Onder derden verstaat dit artikel niet de echtgenooten van partijen, indien deze gehuwde vrouwen zijn en die echtgenooten medewerken ten einde hunnen bijstand in de akte te verleenen. [ 19 ]

Artikel 52.

Deze wet kan worden aangehaald onder den titel „Auteurs­ wet 1912".

Artikel 53.

Deze wet treedt in het Rijk in Europa in werking op den eersten dag der maand volgende op die, waarin zij afgekondigd wordt.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauw­ keurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Soestdijk. den 23sten September 1912.

WILHELMINA.

De Minister van Justitie,
E. H. REGOUT.

De Minister van Koloniën,
DE WAAL MALEFIJT.

Uitgegeven den vijfden October 1912.
De Minister van Justitie,

E. B. H. REGOUT.