De drie prinsen van Serendip/Novella 2 - Dinsdag
← Novella 1 - Maandag | De omzwervingen van drie jonge zonen van de koning van Serendip. (1557) door M. Cristoforo Armeno, vertaald door Mark van Roode, Translatihan, vertaling Wikisource | Novella 3 - Woensdag → |
[ 30v ]Novella 2 - Dinsdag
IN de oude stad Beni Suef was eens een grote en machtige Koning, aan wie veel landen en provincies onderworpen waren. En omdat hij een machtig man was, liet hij een prachtig kasteel in het midden van deze stad bouwen als zijn residentie die 's nachts bewaakt werd door honderd woeste en dolle honden, die onder andere de ter dood veroordeelden verslonden.
Deze Koning had een enige zoon, die, hoewel hij begiftigd was met vele andere deugden, altijd alle anderen van zijn leeftijd overtrof met boogschieten. En aangezien hij een enig kind was, besloot de vader hem een vrouw te geven, om van hem kinderen te kunnen zien, die zijn troonopvolgers zouden zijn. Toen hij hem op een dag bij zich roep en hem zijn beslissing duidelijk maakte, vertelde hij hem dat hem vele dochters van grote vorsten waren voorgesteld.
In reactie daarop vertelde de zoon hem dat hij bereid was om aan al zijn wensen te voldoen, en hij voegde eraan toe dat hij hem maar om één ding dringend smeekte, dat aangezien hij de echtgenoot moest zijn, het hem zou behagen als de keuze aan hem werd overgelaten. Omdat als hij een vrouw moest nemen met wie hij de hele tijd van zijn leven moest doorbrengen, hij er een wilde nemen die aangenaam was voor zijn ogen en geen ander. De vader stemde hiermee in, maar er kon niemand worden gevonden die de zoon accepteerde. Dit was buitengewoon pijnlijk voor de vader, en omdat hij niet wist waar hij zich voor advies kon wenden, werd zijn leven ellendig en neerslachtig. [ 31r ]Nu, had zijn raadgever een wijze en heel mooie dochter, en haar gouvernante die een waardige vrouw was, wist toevallig dat er geen jonkvrouw kon worden gevonden die de jongeman aardig vond. Ze dacht dat de dochter van de raadgever de jonge man welgevallig zou zijn vanwege haar grote schoonheid. Dus zocht ze naar een gelegenheid om bij hem te zijn en maakte hem duidelijk dat als hij de dochter van haar meester zag, wier behoedzaamheid en schoonheid die van iedereen van haar leeftijd overtroffen, ze er zeker van was dat hij haar tot vrouw zou nemen.
De jongeman luisterde naar haar en vroeg de gouvernante toegenegen om hem te laten weten hoe hij haar kon zien. Ze antwoordde hem als volgt: "De raadgever, mijn meester, stuurt gewoonlijk bijna elke zondag zijn dochter op jacht. Terwijl ze de hele week bezig is met deugdzame werken, heeft ze die dag in ieder geval geen verplichtingen. Daarom, als u haar wilt zien, kan dit gemakkelijk worden geregeld als u ons de volgende zondag naar het platteland wilt volgen." De jongeman was de gouvernante eindeloos dankbaar voor deze woorden.
Hij onthulde dit alleen aan een van zijn metgezellen met wie hij op zondag te paard ging, en op enige afstand begonnen ze de vrouwen van de raadgevers die op jacht gingen, te volgen.
Bijna drie mijl van de stad was een eerbiedwaardige en oude kerk, waar de jonkvrouw, die de jonge man herkende aan de tekens die de gouvernante hem had gegeven, met haar gezelschap stopte nadat ze twee duiven in de klokkentoren had gezien. [ 31v ]En met een katapult in haar hand, wilde ze ermee schieten. Maar de jonge man, terwijl hij op enige afstand van haar was, zag dit. Hij schoot plotseling met de katapult in zijn hand voordat zij het deed, en een van de duiven die hij doodde met zijn schot, viel op de grond. En de ander die bang werd en wegvloog, werd ook in de lucht gedood door de katapult van de jonkvrouw.
De koningszoon had er grote bewondering voor, en als blijk van erkenning van haar geweldige schot stuurde hij zijn palfrenier om haar de duif te presenteren die hij had gedood met de boodschap dat ze het verdiende omdat ze het betere schot had. Maar de jonkvrouw, die de edelmoedige daad van de jongeman zag, kon niet accepteren dat zij door iemand in grootmoedigheid van geest werd overtroffen, en vroeg de palfrenier om zijn meester namens haar te bedanken voor de hoffelijkheid van het geschenk en ook om hem de hare te geven. De palfrenier voerde deze taak uit.
De zoon van de Koning die de moed en behoedzaamheid van de jonkvrouw in overweging nam, en hoewel hij haar gezicht niet had gezien, werd vurig verliefd op haar. Omdat hij hoe dan ook haar gezicht wilde zien, steeg hij van zijn paard af en verstopte zich achter een struik, niet ver van het gezelschap van de vrouwen. Er was een heel mooie en heldere fontein in de buurt. De jonkvrouw die erg dorstig was van de vermoeidheid van de lange jacht, ontblootte haar gezicht en goot het water in een kruikje. [ 32r ]Dus toen de jongeman haar zag, was hij er zeker van dat de gouvernante hem de waarheid over haar schoonheid en deugd had verteld. En hij besloot haar tot vrouw te nemen, en wilde dit onmiddellijk aan zijn vader vertellen.
Dit maakte de Koning ongelofelijk blij en opgewekt, want hij had de hoop al verloren, dat zijn zoon een vrouw zou vinden die hem zou bevallen. Hij riep zijn raadgever bij zich en vertelde hem de wens van de jongeman. In het geheim gingen ze akkoord met het huwelijk en besloten de openbare aankondiging voor een geschikt tijdstip te reserveren. Doch de jongeman, die de jonkvrouw vurig beminde, was met wonderbaarlijke vreugde vervuld en wilde niets liever dan het huwelijk onmiddellijk vieren. Maar zoals het God behaagde, was het kort daarna dat de Koning werd overvallen door een ernstige ziekte en stierf.
Vanwege zijn dood volgde de zoon hem op in de regering van het koninkrijk. Na de belangen van de stad en zijn vazallen te hebben behartigd, werd het huwelijk aangekondigd met een groot feest en werd de nieuwe echtgenote naar het koninklijk paleis geleid. En nadat de bruiloft plechtig was gevierd, wilde hij met het meisje intiem gaan worden. “Sire,” zei ze, “ik weet heel goed dat ik aan u onderworpen ben en dat het mij past om met uw wens in te stemmen. Toch wil ik u, voordat u naast me gaat liggen, een oprecht verzoek doen, namelijk dat, aangezien u mij tot uw vrouw hebt genomen, mijn naam naast de uwe aan de munten van uw koninkrijk toe te voegen.” [ 32v ]Maar de Koning oordeelde dat zijn eer hem niet toestond aan haar verzoek te voldoen. “Mevrouw,” zei hij tegen haar, "als een van de Koningen die mij voorafgingen dit in het verleden had gedaan, kunt u er zeker van zijn dat ik vanwege mijn grote liefde jegens u niet alleen hiermee maar ook met andere dingen, die misschien nog belangrijker zijn, zou instemmen, en u kunt dit gemakkelijk vaststellen als u mij dit aan u laat bewijzen. Maar omdat het ongehoord is dat dit ooit in dit of in een ander rijk gebeurd is, moet u mijn eer respecteren, die belangrijker is dan wat dan ook. Daarom kan ik niet instemmen met uw verzoek."
In antwoord op deze woorden antwoordde ze: "Sire, ik zou werkelijk nooit hebben geloofd dat u de eerste gunst die ik van u vroeg me zou onthouden. Maar omdat ik echt weet dat ik u niet erg dierbaar ben, en dat u niet bereid bent om mijn oprechte verlangen te bevredigen, moet u weten, dat ik ook eerder dood zou willen zijn voordat ik u naast mij laat liggen. Als het, zoals u hebt gezegd, terecht is, is dat u uw eer voor ogen moet houden, dan moet ik ook rekening houden met mijn eer.
De beslissing van de Koningin irriteerde de Koning enorm, en hij dacht dat hij, als hij slim kon opereren, ze met het verzoek zou ophouden. "Mevrouw, aangezien u werkelijk mijn vrouw bent, beledigt u mij zeer, als u niet naast mij wilt liggen als uw naam niet naast de mijne op munten is gegraveerd. [ 33r ]Maar zodat u er zeker van bent dat ik u op alle mogelijke manieren een plezier wil doen, wil ik dat u begrijpt dat als u bewijst dat u net zo bekwaam kunt zijn met de pijl en boog als ik, uw naam zeker op de munten gegraveerd zal worden." En omdat ze zeer bedreven was in boogschieten, aangezien ze deze vaardigheid als kind voortdurend had beoefend, was ze bereid het voorstel van de Koning te accepteren.
Op een avond had hij haar na het eten naar een grote zaal geleid, aan het einde waarvan hij een vrij klein bassin had neergezet dat hij haar eerst liet zien. Nadat hij haar had verteld dat er drie pijlen in moesten worden geschoten, trok hij zich met haar terug naar de andere kant van de kamer en beval dat de lichten gedimd moesten worden. Hij trok aan de enorme boog en schoot er drie pijlen in. Het geluid was duidelijk te horen toen het bassin werd geraakt. Nadat ze dat had gedaan, nam de Koningin haar boog in de hand en schoot ze ook drie pijlen af. Men kon het geluid van de eerste horen, maar niet het geluid van het tweede en derde schot. De Koning was daar buitengewoon blij mee, aangezien hij geloofde dat de tweede en derde pijl het bassin niet hadden geraakt, en hij zei tegen zichzelf: “Nu ik mezelf heb bevrijd van de zware eis van de vrouw, zal ik geen last meer van haar hebben in de toekomst en ze zal me niet kunnen weigeren als ik van haar wil genieten."
En hij onthulde de lichten en keek naar zijn eigen drie pijlen, waarvan het geluid was gehoord, toen ze door drie delen van het bassin gingen. [ 33v ]De eerste pijl die de Koningin had geschoten, was in het midden van het bassin geraakt en de andere twee waren op elkaar geschoten, bovenop de eerste pijl.
Hij bewonderde dit zeer, maar het maakte hem ook zeer verward en het deed hem pijn. Maar dus, na alles wat was afgesproken, kon hij nog steeds niet geloven dat de Koningin zo geweldig had geschoten. Toch wilde hij op de een of andere manier niet aan haar verlangen voldoen. En in de wetenschap dat, terwijl hij niet deed wat hij zijn vrouw had beloofd, deed hij iets dat niet in overeenstemming was met zijn eer; de volgende dag deed hij alsof hij door een of andere ziekte was overweldigd. De Koningin, die wijs en discreet was, wilde hem geen problemen bezorgen en viel hem op dat moment niet lastig door erop aan te dringen om op munten gegraveerd te worden, maar was volledig toegewijd aan zijn gezondheid.
Nu gebeurde het in die dagen, dat nieuws kwam uit enkele naburige steden van dat koninkrijk, dat een groot aantal gevleugelde eenhoorns op hun grondgebied aanwezig was en grote schade had aangericht. De sluwe Koning vroeg zich af of dit een goede gelegenheid was om zich te bevrijden van zijn verplichting jegens de Koningin. En hij deed alsof hij enigszins hersteld was van zijn ziekte, en vertelde de Koningin dat hij, nu hij beter was geworden, met haar mee wilde gaan naar de plek waar de eenhoorns waren om te zien of het op een of andere manier mogelijk was om ze uit het gebied te verdrijven. En dus, niet lang nadat hij had laten zien dat hij volledig hersteld was, stond hij de volgende dag op uit zijn voorgewende zwakte, en verkondigde in zijn hof aan dat iedereen binnen drie dagen klaar moest zijn omdat hij naar de steden wilde rijden die door de eenhoorns geteisterd waren. [ 34r ]Daarom, toen iedereen na die tijd was voorbereid, ging hij, samen met de Koningin, en het hele hof op pad en het ongemak van de reis werd verzacht met zoetigheid en aangename conversatie, en in korte tijd waren ze aangekomen in het gebied waar de eenhoorns waren. En nadat ze twee dagen in een van die steden hadden doorgebracht om uit te rusten en zich op te frissen van de vermoeidheid van de reis, beval de Koning al zijn mannen om tenten op te zetten, omdat ze de eenhoorns niet in de stad maar daarbuiten moesten verdrijven uit de streken waar ze waren.
Het bevel werd prompt door iedereen uitgevoerd en ze gingen allemaal de velden in, en op bevel van de Koning doodden verschillende eenheden te paard een groot aantal eenhoorns met pijlen.
Nu gebeurde het op een dag dat hij en de Koningin op het veld waren en ze een mannetje en een vrouwtje van deze dieren samen zagen, en omdat de jonge Koning erg sluw was, bedacht hij dat dit het juiste moment was om zichzelf te bevrijden van de verplichting om de naam van zijn vrouw op de munten van het koninkrijk te laten graveren. Dus wendde hij zich tot haar en zei: “Mevrouw, ik weet dat ik verloor toen we de pijlen in het bassin schoten, en ik ben verplicht om uw naam op de munten te laten graveren. Maar ik heb mijn schuld tot op heden niet kunnen aflossen vanwege de ziekte waar ik nu overheen ben en het plotselinge vertrek naar deze regio. [ 34v ]Ik beloof u dat, als u met uw intelligentie kunt bedenken hoe het mannetje van dat dier dat we voor ons zien een vrouwtje kan worden en het vrouwtje een mannetje kan worden, dan wanneer we naar onze hoofdstad zijn teruggekeerd, zal ik niets anders doen tot dat ik mijn schuld aan us op passende wijze heb betaald.
De Koningin antwoordde dat als hij wist wat te doen waarnaar ze zocht, ze ook onmiddellijk zou doen wat hij haar had gevraagd te doen met de eenhoorns. Als het anders gebeurde, gaf ze toe hem te bevrijden van de schuld aan haar.
De Koning was daar onmetelijk opgewekt en blij mee en antwoordde haar dat hij instemde met de hem voorgestelde voorwaarden. Hij nam de boog in zijn hand, en met zijn eerste pijl schoot hij het vrouwelijke dier in de staart en van de pijn begon ze in de lucht te schoppen en onmiddellijk schoot hij haar in de navel met zijn tweede pijl, die het lichaam in het midden binnendrong en er aan de andere kant uitkwam zodat het op een viriel orgaan van zo'n dier leek. Daarna doorboorde hij onmidellijk het mannetje met een pijl op de plaats waar het vrouwelijke orgaan zich natuurlijk zou bevinden en door de opening van de wond leek het op het vrouwelijk orgaan. Toen wendde hij zich tot de Koningin en zei: "Nu is het aan u, mevrouw, om te proberen of u beter kan schieten dan ik."
Toen hij dat had gezegd, nam ze de boog in haar hand en de eerste pijl die op het mannetje was gericht, wierp zijn hoorn op de grond en met de tweede doorboorde ze het voorhoofd van het vrouwtje. [ 35r ]Op deze manier leek het vrouwtje op het mannetje en het mannetje op het vrouwtje, dat van nature geen hoorn heeft.
Toen de Koning zo'n schot zag en daarom wist dat hij zijn vrouw niet langer kon ontzeggen haar naam op de munten te laten graveren, wat hij op geen enkele manier wilde doen vanwege zijn eer, werd hij overwelmd door grote woede toen hij zag dat zij hem overtrof hem in bekwaamdheid en intelligentie en besloot een manier te vinden om haar te laten sterven. Maar hij maakte zijn gedachten voorlopig niet bekend, keerde terug naar zijn tent en beval in het geheim een van zijn raadgevers om de volgende nacht de tent van de Koningin binnen te gaan, haar vast te binden en haar naar de koninklijke stad te brengen om haar daar onmiddellijk voor de honderd wilde en woedende honden te werpen die hij 's nachts in de seraglio van het kasteel hield, zodat ze zou worden verslonden. Het bevel werd prompt uitgevoerd door de raadgever en hij leidde de ongelukkige jonge vrouw heimelijk naar de koninklijke stad om haar door de honden te laten verslinden, zoals de Koning wreed bevolen had.
Maar zijn wrede idee faalde omdat de honden haar herkenden, want toen ze zijn vrouw werd, gaf ze ze te eten als onderdeel van haar huishoudelijke taken. Ze streelden haar uitbundig en ze verwijderde een steen over een put met greppels en vluchtte de stad uit, ongedeerd en veilig. En ze liep tot zonsopgang en in een dorp niet ver van de stad bereikte ze het huis van een arme boer die met een aap de kost verdiende voor zijn gezin. [ 35v ]En toen haar werd gevraagd naar haar situatie, antwoordde ze dat ze een arme vreemdeling was die op zoek was naar een meester in de buurt. De boer werd tot mededogen bewogen en omdat hij bemerkte dat de jonge vrouw aantrekkelijk was, ontving hij haar gewillig, en omdat hij elke dag haar vele bekwaamheden zag, begon hij veel van haar te houden en accepteerde haar als een dochter. En hij ging met zijn aap naar de dorpen om de kost te verdienen en onderhield haar liefdevol samen met zijn gezinsleden.
Nu, niet lang daarna, keerde de Koning terug naar de koninklijke stad en hoorde van de raadgever dat zijn bevel was uitgevoerd. Hij had reeds grote spijt gehad van zijn wreed bevel en zijn leven ging voorbij in ellende en verdriet en hij werd overvallen door een ernstige ziekte waarvoor geen remedie kon worden gevonden en tekenen van een onvermijdelijke dood werden duidelijk.
Dit nieuws werd bekend in de dorpen in de buurt van de stad en bereikte de oren van de Koningin die in het huis van de boer woonde. Omdat ze wist dat zij de reden was voor alles wat er was gebeurd met de Koning, haar man, van wie ze zielsveel hield, dacht ze dat ze een remedie voor hem wilde vinden. En ze maakte de boer duidelijk dat ze wilde dat de Koning herstelde en dat hij daarmee een grote som geld kon verdienen.
“Ga naar het hof,” zei ze tegen hem, “en maak het duidelijk aan de baronnen dat, hoewel er tot nu toe geen remedie voor zijn ziekte is gevonden, u hem zeker terug zult brengen tot zijn vorige gezondheidstoestand.” [ 36r ]En toen de boer haar vroeg welke remedie hij hem moest bieden," zei ze tegen hem: "Ik ben er zeker van, uit wat er in het openbaar is gecommuniceerd, dat zijn ziekte geen andere reden heeft dan dat het voortkomt uit veel melancholie en diep nadenken."
Dus het enige dat hij nodig heeft, is opvrolijken. Zodra u in zijn aanwezigheid bent, zegt u tegen hem: "Sire, ik ken heel goed de aard van uw ziekte, en ik heb grote hoop dat ik u met Gods hulp ervan kan bevrijden.
Rondom de dorpen van uw stad zijn er een groot aantal mooie en heerlijke tuinen. Kies de mooiste ervan, en laat daar in een zomerhuis accommodatie voorbereiden. Nadat u bent uitgerust, laat u zich daarheen leiden met alles wat u nodig hebt. Ik zal u daar onverwijld volgen om een remedie voor uw ziekte te vinden.
"Nadat u hem dit hebt verteld," voegde de Koningin aan de boer toe, "en hij heeft uw advies opgevolgd, neemt u uw aap daarnaartoe en laat hem zijn gebruikelijke spelletjes spelen op een amusante manier en hij zal zijn vorige gezondheidstoestand volledig terugkrijgen."
De boer begreep deze woorden en ging zonder verdere discussie naar de stad en zei tegen de Koning wat de jonge vrouw hem had verteld. De Koning antwoordde dat, als wat hem werd verteld, hem van zijn ziekte kon verlossen, hij onmiddellijk zou doen wat nodig was. [ 36v ]En hij ontbood zijn majordomo en beval hem onverwijld een zomerhuis voor hem te maken in een van de mooiste tuinen in de buurt van de stad.
De majordomo voerde het verzoek onmiddellijk uit en de Koning werd er de volgende dag met een draagstoel naartoe gebracht. Toen hij daar aankwam, hoorde hij het gezang van nachtegalen en andere vogels in een heerlijke tuin waarvan hij scheen te genieten en binnen korte tijd vertoonde hij tekenen van grote verbetering.
Nu bracht de boer zijn aap daarheen en presenteerde zich voor de Koning. Hij merkte meteen dat de verandering van woonplaats zijn hart had opgefleurd en hij verzekerde hem dat hij zijn vorige gezondheidstoestand snel zou terugkrijgen. En de Koning lachte verschillende keren toen zijn aap verschillende trucs uitvoerde in zijn aanwezigheid.
Vervolgens bracht hij de aap naar de keuken die buiten was en bond hem vast bij een raam van het zomerhuis. Daarna keerde hij terug naar de Koning en voerde een luchthartig gesprek met hem. Op deze manier ging de tijd rustig voorbij, totdat hij wat lawaai in de keuken leek te horen. En toen hij naar het raam ging, zag hij de aap, die daar alleen was, een pot op het vuur naderen, waarin twee grote kapoenen kookten voor het genoegen van de Koning. De aap keek om zich heen, en aangezien niemand het zag, deed hij de pot open en haalde een van de kapoenen eruit. [ 37r ]En toen de aap ging zitten om te eten, zag een grote kiekendief de prooi en dook naar beneden. Hij rukte de kapoen uit de handen van de aap en vloog ermee weg de lucht in, en liet de aap uiterst bedroeft achter. De aap besloot stilletjes in een hoek van de keuken te blijven om zich danig te wreken als de kiekendief zou terugkeren. Na een tijdje keek de aap op en zag hem door de keuken vliegen. En de scherpzinnige en listige aap naderde de pot weer en nam de andere kapoen eruit en deed alsof hij ging zitten om hem op te eten. De kiekendief kwam toevallig terug en vloog over de aap in de overtuiging dat hij hem ook van de tweede kapoen kon beroven. Maar de aap ving de kiekendief snel en doodde hem. En omdat hij er niet tevreden mee was hem te hebben gedood, plukte de aap de kiekendief zo goed als hij kon, en stopte hem in de pot op het vuur samen met de tweede kapoen die hij er eerder had uitgehaald. De Koning had grote bewondering voor de scherpzinnige aap en het vermaak, dat hij verschafte vrolijkte hem helemaal op.
Even later keerde de kok terug naar de keuken om te zien hoe het met het diner van de Koning ging. Hij naderde de pot en vond tot zijn grote verbazing dat deze open was. Terwijl hij de pollepel in zijn hand nam, in de overtuiging dat hij de kapoenen eruit ging halen, vond hij er de ongelukkige kiekendief in. Hij maakte er zich grote zorgen over en was in tranen omdat hij niet wist hoe het had kunnen gebeuren. En hij was helemaal verward omdat hij zich niet kon zich voorstellen wat voor voedsel hij kon bereiden voor zijn meester de Koning, die vanwege zijn ziekte alleen kapoenen kon eten. [ 37v ]De Koning die de hele episode door het raam zag, was zo opgetogen dat hij, verlost van zijn melancholie, werkelijk wist dat hij zijn vorige gezondheid herwonnen had. En omdat hij niet kon niet tolereren dat de kok zich zorgen moest blijven maken, vertelde hij hem vanaf het begin over de scherpzinnigheid van de aap en het ongeluk met de kiekendief en liet hem snel een ander gerecht bereiden.
Dus nadat hij een aantal dagen van het goede leven had doorgebracht temidden van vogelgezang en aapspel in de voortdurende aanwezigheid van de boer, had hij zijn vorige kracht geheel herwonnen en begon erover te denken om naar de stad terug te keren. En hij riep de boer bij zich en vroeg hem welke methode hem het geheim van gezondheid had gebracht. De boer antwoordde dat het iets was dat hij al lang wist. De Koning geloofde het niet omdat de man onwetend leek en een lage status had. Hij dwong hem de waarheid te onthullen en hem werd verteld dat hij het geheim had geleerd van een jong meisje dat op zoek was naar een meester in zijn dorp en die toevallig naar zijn huis kwam.
De Koning die er zo'n grote baat mee had gehad, beval de boer dat hij naar de stad moest terugkeren en haar de volgende dag zonder mankeren voor hem moest brengen waarna ze beiden tevreden en gelukkig naar hun dorp zouden worden teruggestuurd. [ 38r ]Dus, op bevel van de Koning, keerde de boer naar huis terug en vertelde de Koningin alles, en vroeg haar haar beste kleren te dragen wanneer hij haar de volgende dag voor de Koning, haar man, zou brengen.
Toen hij haar aandachtig aankeek, leek het hem dat ze in alle opzichten op zijn vrouw leek. "Ik bid je, vertel me bij je geloof," zei hij, "bescheiden jongedame, wie en wiens dochter je bent." Waarop ze als volgt antwoordde:
“Ik ben, Sire, uw ongelukkige vrouw, degene die u voor de dolle honden had gegooid, die' s nachts uw paleis bewaken, en u hebt altijd geloofd dat ik door hen werd verslonden. Ze hebben me op geen enkele manier kwaad gedaan, maar in plaats daarvan gestreeld, want vanaf het moment dat ik uw vrouw werd, leerde ik ze te kennen toen ik ze voedde. Ik ontsnapte door een opening in de grotten van het paleis buiten de stad. En ik kwam toevallig aan bij het huis van deze goede boer die zo vriendelijk was om mij als zijn dochter te accepteren.
Nadat ik daar een tijdje had gewoond, hoorde ik het nieuws van uw ziekte. Nadat ik mijn best had gedaan om de omstandigheden nauwkeurig te begrijpen, begon ik te geloven dat u misschien berouw had over de wrede straf waartoe u mij had veroordeeld, en dat u daarom zo'n ernstige en gevaarlijke ziekte had opgelopen. Ik dacht dat er geen andere manier te vinden was dan u gelukkig te maken. Hoewel ik u niet meer kon ontmoeten omdat u me tot een wrede dood had veroordeeld, probeerde ik u te bevrijden van een zeker gevaar voor uw leven. [ 38v ]En mijn beloning is dat u door deze goede man de gezondheid hebt herwonnen die u had verloren.
De Koning kon zijn tranen niet bedwingen na wat de Koningin had gezegd. Hij omhelsde de jonge vrouw en vroeg vergeving voor zijn ernstige fout. Hij gaf toe dat hij zijn leven aan haar te danken had; ontving haar als zijn vrouw en liet haar naam op de munten van het koninkrijk graveren, en niet alleen vanwege haar hoge en nobele intelligentie, maar ook omdat hij haar raad wilde hebben bij het beheer van al zijn zaken. En hij beval een groot feest om de Koningin, zijn vrouw en zijn herstel te vieren. En de boer ontving het hele dorp waar hij woonde als een geschenk. Hiervoor bedankte de boer de Koningin eindeloos en hij keerde gelukkig, een rijke man, naar zijn dorp terug.
Beramo was zeer verheugd en ook verbaasd over de verschillende gebeurtenissen in het verhaal dat de verteller had verteld. En hij bleef lachen om de sluwheid van de aap en het ongeluk dat de kiekendief had getroffen. De baronnen waren onmetelijk gelukkig vanwege de grote verbeteringen die de prins dagelijks liet zien, en ze gaven namens hem de opdracht dat iedereen de volgende ochtend op woensdag naar het derde paleis moest gaan dat versierd was met verschillende kleuren. Dus de hele hof gehoorzaamde het bevel en, gekleed in kleding die overeenstemde met de kleuren van het paleis, vertrokken ze voor zonsopgang. [ 39r ]En daar aangekomen genoot Beramo geruime tijd van een plezierig gesprek met de jonkvrouw, die hij daar aantrof. Na het eten nam hij een korte rustpauze en liet de derde verteller bij zich komen om zijn verhaal te vertellen. En hij begon als volgt: