Hoofdstuk II Psyche (1898) door Louis Couperus

Hoofdstuk III

Hoofdstuk IV
Uitgegeven in Amsterdam door L.J. Veen.
[ 7 ]
 

III.


Emeralda, zoo heette haar oudste zuster.

Overglanzende mooi was Emeralda, schitterend schoon als geen vrouw in het rijk, geen prinses in andere rijken. Zij was heel groot en vorstelijk van gestalte; zij liep heel recht en fier en trotsch; zij wàs heel trotsch, want na den dood van den koning zoû zij heerschen op den troon van het Rijk van het Verleden. IJverzuchtig op al de macht, die haar deel zoû zijn, wees zij af alle de prinsen, [ 8 ]die dongen om hare hand. Zij sprak nooit anders dan om te bevelen, en alleen voor haar vader boog zij het hoofd. Zij droeg altijd zwaar brokaat, zilver- of goud-, en bezaaid met gesteente, en lange mantels van ruischend sindaal met breed hermelijn omzoomd; een diadeem van de eêlste juweelen flonkerde steeds in haar rossiggoud haar, en ook haar oogen waren juweel: twee prachtige groene smaragden, waarin een zwarte karbonkel was de pupil; en men fluisterde geheimzinnig, dat haar hart was geslepen uit én enkelen reuzerobijn.

O, Psyche was zo bang voor haar!

Als Psyche dwaalde door het kasteel en zij eensklaps Emeralda zag komen, met twee pages vooruit, flambouwen, schildknapen, jonkvrouwen, die droegen haar sleep, en een twintigtal hellebaardiers, dan sloeg haar de angst naar de keel, en ijlings verborg zij zich achter een deur, een behang, waar ook maar, en ruischte dan Emeralda voorbij met een groot gekraak van satijn en van goud, en al het voetstapgedaver van haar gevolg, dan klopte Psyche's hartje heel hoog, als een klokje, tik, tik, tik-tik, tot zij meende flauw te vallen... Dan kneep zij de oogen dicht om niet te ontmoeten den kouden trotschen blik van Eme[ 9 ]ralda's groene smaragden, die priemden door de gordijnen heen, en wel zagen Psyche, maar deden of ze niet zagen. En was Emeralda dan weg, dan vluchtte Psyche naar buiten, naar boven, hoog op de tinnen, dan haalde zij heel diep adem, prangde de handjes van de borst, en hare wiekjes sidderden nog lang na, van angst.

Astra, zoo heette de tweede prinses.

Zij droeg een levende star op het hoofd; zij was heel wijs en geleerd; zij wist veel meer dan alle wijsgeeren en geleerden van het rijk, dij bij haàr kwamen om raad. Zij bewoonde den hoogsten toren van het kasteel en soms, langs haar vensterbogen, zag zij wolken trekken als geesten van mist. Zij verliet haar toren nooit. Zij zat omringd van rollen perkament, reusachtige globen, die zij draaien liet met een druk van haar vinger, en na uren van bespiegeling beschreef zij met groote passers, op een bord, van marmer zwart, cirkel na cirkel, of rekende lange sommen uit; met getallen zóó groot, dat geen mensch ze uit konde spreken. Soms zat zij omringd van de wijzen des lands, en de koning zelfs kwam tot haar en hoorde zijn dochter aan, als zij met langzame, zekere stem verklaarde. Maar [ 10 ]omdat al de wijsheid der aarde haar deel al was, minachtte zij heel de wereld, en had zij zich bouwen laten op het terras van haar toren een mijlenlange telescoop, die zich richtte in de oneindigheid van het grenzenlooze luchtruim. En waren de wijzen dan weg, en was zij alleen, dan ging zij op het terras en tuurde door het gevaarte, dat zij wendde naar alle punten des ruims. Door de glazen van diamant, zonder facetten geslepen, zag zij nieuwe sterren, die de menschen niet kenden, en noemde zij ze met namen. Door de glazen van diamant zag zij zonnestelsels, spiralen van vuur, zich kronkelen door de mateloosheid des heelals... Maar zij tuurde altijd door, want achter die zonnestelsels, wist zij, waren weêr andere sferen, empyrea, en daar héel achter, eindeloos achter, was de Mystieke Roos, die zij nooit kon zien...

Soms als Psyche dwaalde rond door het slot, klopte zij angstvallig, nieuwsgierig aan bij Astra, die haar genadiglijk binnen liet komen. Heel ernstig, als Astra stond voor het bord, en rekende sommen uit, keek Psyche naar hare zusters star, die levend flonkerde op haar hoofd, tusschen haar ravenzwarte haren. Of Psyche ging op het terras, en tuurde [ 11 ]door den telescoop, maar zij zag niets dan heel hel licht, en hare oogen deden er pijn van...

Afkomstig van Wikisource NL, de Vrije Bron. "https://nl.wikisource.org/w/index.php?title=Psyche/III&oldid=173185"