De hut van Oom Tom/Hoofdstuk 1
Publiek Domein |
---|
Deze bron (De hut van Oom Tom/Hoofdstuk 1) is (gedeeltelijk) afkomstig van Project Gutenberg.
Bronnen afkomstig van Project Gutenberg zijn in het publiek domein. |
Dit is een verkorte uitgave van het beroemde boek van Harriet Beecher Stowe. De bewerker is niet bekend.
HOOFDSTUK 1
Oom Tom en kleine Harry worden verkocht
Lang geleden, in de 19e eeuw, hadden de mensen geen dienaren om voor ze te werken, maar slaven. Deze slaven kregen geen loon. Hun meester gaf ze alleen eten en kleding voor het werk dat ze deden.
Als iemand een slaaf nodig had, ging hij naar de markt om er een te kopen, zoals we tegenwoordig een paard of koe, of een tafel en een stoel kopen.
Werden de arme slaven gekocht door vriendelijke mensen, dan konden ze best gelukkig zijn. Ze zouden gewillig werken voor hun meesters en meesteressen en ze zelfs liefhebben. Maar vaak werden slaven door wrede mensen gekocht. De slaven kregen dan slaag en werden op veel manieren slecht behandeld.
Het was heel slecht om mensen te kopen en te verkopen alsof ze vee waren. Maar zelfs christenen deden het en veel mensen die anders goed en vriendelijk waren, zagen er niets verkeerds in om hun arme slaven wreed te behandelen. "Het zijn immers maar negers" zeiden ze dan. "Negers voelen de dingen heel anders dan wij." Dat was niet vriendelijk, want negers kunnen net zo goed pijn lijden als blanken.
Een van de droevigste dingen voor de arme slaven was dat ze nooit lang als gelukkige familie bij elkaar konden blijven – vader, moeder en kinderen – want op elk moment kon de meester de vader, de moeder of een van de kinderen aan iemand anders verkopen. Gebeurde dat, dan hadden de achtergebleven familieleden verdriet – nog wel meer dan als een familielid gestorven was.
Oom Tom was ook een slaaf. Hij was een heel trouwe en eerlijke dienaar en zijn meester, meneer Shelby, was vriendelijk voor hem. De vrouw van Oom Tom was Tante Chloe. Zij was de kokkin van de familie Shelby, en ze kon uitstekend koken. Niemand in de buurt kon zulke lekkere taarten en koeken ballen als Tante Chloe.
Oom Tom en Tante Chloe woonden in een klein houten huisje, vlak bij het grote huis van de familie Shelby, in de Amerikaanse staat Kentucky.
Het kleine huisje was begroeid met klimrozen en de tuin stond vol met mooie gekleurde bloemen en prachtige fruitbomen.
Oom Tom en Tante Chloe waren al veel jaren gelukkig in hun huisje, dat meestal de hut werd genoemd. De hele dag werkte Oom Tom op het land, terwijl Tante Chloe bezig was in de keuken van de familie Shelby. 's Avonds gingen ze terug naar de hut en hun kinderen en maakten ze samen plezier.
Meneer Shelby was een goede man en hij was vriendelijk voor zijn slaven, maar hij paste niet zo goed op zijn geld. Toen hij alles uitgegeven had, wist hij niet hoe hij meer kon verdienen. Uiteindelijk leende hij geld van een man die Haley heette en hij hoopte het spoedig terug te kunnen betalen.
Maar dat gebeurde niet. Haley werd ongeduldig en zei: "Als u me niet gauw uw schuld terug betaalt, laat ik uw huis en uw land verkopen om de schuld vergoed te krijgen."
Dus verkocht Meneer Shelby alles wat hij kon missen en hij probeerde op alle denkbare manieren geld bijeen te krijgen, maar dat leverde nog steeds niet genoeg op.
Toen zei Haley: "Geef me dan die slaaf die Tom heet. Hij is veel geld waard."
Maar Meneer Shelby wist dat Haley geen aardige man was. Hij wist ook dat Haley Tom niet zelf als knecht wilde hebben, maar hem alleen wilde doorverkopen om meer geld te verdienen. Dus zei Meneer Shelby: "Nee, dat kan ik niet doen. Ik wil mijn slaven niet verkopen, en Tom helemaal niet. Hij is hier al sinds hij een kleine jongen is."
"Nou, goed dan," zei Haley. "Dan moet u uw huis en uw land verkopen, zoals ik al zei."
Meneer Shelby moest daar niet aan denken, dus uiteindelijk gaf hij toe en zei dat Haley Tom mocht hebben. Haley moest hem wel beloven dat hij Tom alleen aan een vriendelijke meester zou verkopen.
"Goed," zei Haley. "Maar Tom is net niet genoeg, ik wil nog een tweede slaaf."
Net op dat moment kwam er een klein jongetje in de kamer waar Meneer Shelby en Haley zaten te praten. Het was een leuk, vrolijk kereltje, de zoon van de slavin Eliza, het dienstmeisje van Mevrouw Shelby.
"Kijk eens," zei Haley, "doe dat jongetje erbij en dan zeg ik niets meer over het geld dat u me schuldig bent."
"Dat kan beslist niet," zei Meneer Shelby. "Mijn vrouw is erg op Eliza gesteld en ze zal nooit goedvinden dat Harry verkocht wordt."
"Nou, goed dan," zei Haley nogmaals. "Dan moet ik uw huis verkopen."
En weer gaf Meneer Shelby toe. Haley vertrok met de belofte dat hij de volgende ochtend Oom Tom en kleine Harry kon komen ophalen, en die zouden dan zijn slaven zijn.