De hut van Oom Tom/Hoofdstuk 19
Publiek Domein |
---|
Deze bron (De hut van Oom Tom/Hoofdstuk 19) is (gedeeltelijk) afkomstig van Project Gutenberg.
Bronnen afkomstig van Project Gutenberg zijn in het publiek domein. |
Dit is een verkorte uitgave van het beroemde boek van Harriet Beecher Stowe. De bewerker is niet bekend.
HOOFDSTUK 19
Vrijheid voor George en Eliza
Tom Loker lag te woelen in het schone, comfortabele bed in de boerderij van de Quakers. Een vriendelijke, oude Quakervrouw, met wit haar en een lief gezicht, verzorgde hem. Tom Loker vond het niet leuk ziek te zijn en in bed te liggen. Hij schopte tegen de dekens, gromde en gebruikte scheldwoorden.
"Thomas Loker, ik moet u verzoeken die taal achterwege te laten," zei de vriendelijke vrouw terwijl ze zijn lakens rechtlegde en zijn bed weer gemakkelijk voor hem maakte.
"Dan niet, opoe, als ik het kan nalaten," antwoordde hij; "maar het is hier zo vreselijk heet, daar moet je wel van vloeken." Hij zei weer een lelijk woord en schopte de dekens en lakens weer door elkaar.
"Ik denk dat die George en dat meisje Eliza hier zijn," zei hij met een knorrige stem, na een paar minuten stilte.
"Ja, ze zijn hier," zei de oude vrouw.
"Ze moeten er maar vandoor gaan over het meer," zei Tom Loker, "hoe eerder hoe beter."
"Dat zullen ze ook wel doen," zei de oude vrouw, die rustig verderging met breien.
"Maar hoor eens," zei Tom Loker, terwijl hij opgewonden werd. "Er zijn mensen die voor ons de boten bewaken. Het kan me niet schelen dat ik het nu zeg. Ik hoop dat ze zullen ontsnappen, dat ze niet worden gepakt door die schoften die mij in het ravijn lieten liggen – die rotzakken, die..."
"Thomas Loker!" zei de oude vrouw.
"Ik zeg je, opoe, als je vindt dat ik mijn woede moet opkroppen, dan barst ik een keer," zei Tom Loker. "Maar over Eliza – zeg haar dat ze zich moet verkleden zodat ze niet herkend wordt. We hebben een signalement gestuurd naar de stad waar de boot vertrekt. Ze wordt gepakt als ze zich niet vermomt."
"Dank u, Thomas Loker," antwoordde de vrouw met de gebruikelijke kalmte. We zullen daaraan denken. Dank u." Toen ging ze naar George en Eliza om te zeggen wat Tom Loker had gezegd.
Daar waren ze hem inderdaad heel dankbaar voor. En ze waren ook blij dat ze hem niet in het ravijn hadden achtergelaten, zoals zijn eigen vrienden, zodat hij langs de weg was doodgegaan.
De volgende dag knipte Eliza haar mooie zwarte haren af en trok ze de kleren van een jongen aan.
"Zie ik er niet als een aardig jongetje uit?" vroeg ze aan George, terwijl ze tegelijk lachte en bloosde.
"Je bent altijd mooi en lief," zei George ernstig, "doe maar wat je wilt."
"Waarom ben je zo ernstig?" vroeg Eliza. Ze knielde op een knie en legde haar hand op de zijne. Het is nog geen 24 uur naar Canada, zeggen ze. Een dag en een nacht op het meer, en dan – o dan...!"
"O Eliza," zei George, terwijl hij haar vasthield. "Dat is het juist. We zijn zo dicht bij de vrijheid, bijna in het zicht... als het nu nog mis mocht gaan. O Eliza, ik zou sterven."
"Wees niet bang," zei Eliza hoopvol. "De goede Heer zou ons niet zo ver gebracht hebben als Hij ons niet wilde redden. Ik voel dat Hij bij ons is, George."
Dus George kuste zijn vrouw en vatte weer moed. De vriendelijke oude vrouw kwam binnen met Harry, die gekleed was als een meisje. En een erg leuk meisje zelfs. Ze noemde hem Harriet, dat leek erg veel op Harry en was makkelijk te onthouden.
Harry herkende zijn mamma niet, zoals ze nu gekleed was, en bleef liever bij de oude vrouw, in plaats van bij de vreemde jonge man. Dat was wel zo goed, want hij was te klein om te begrijpen waar die verkleedpartij voor diende en hij zou alles bedorven hebben als hij "Mamma" had gezegd tegen de jonge man. De oude vrouw zou meegaan en doen alsof ze de tante was van het kleine meisje.
Toen alles klaar was, stapten ze in een wagen en reden naar de aanlegplaats. De twee jonge mannen, naar het leek, stapten uit, Eliza hielp de oude vrouw en het kleine meisje terwijl George op de bagage lette.
Terwijl hij bij het kantoortje was om kaartjes te kopen, hoorde George twee mannen praten.
"Ik heb op iedereen gelet die aan boord kwam," zei de een. "Ze zijn er niet bij."
"Maar de vrouw is vrijwel blank," zei de ander. "En de man ziet er ook als een blanke uit. Hij is te herkennen aan de letter H die in zijn hand is gebrand."
De hand waarmee George de kaartjes en het wisselgeld aannam, beefde een beetje, maar hij draaide zich rustig om, keek naar de spreker en liep langzaam naar de plaats waar Eliza op hem wachtte.
Het was een vreselijk angstig moment, maar na een tijdje werd de bel geluid en kwam de boot in beweging. George en Eliza haalden opgelucht adem toen ze zagen dat ze zich steeds verder van de kust verwijderden.
Het was een mooie dag. De blauwe golven van het Erie-meer dansten en fonkelden in het zonlicht. Uur na uur stoomde de boot verder.
Het werd nacht en de volgende ochtend zagen ze de kust van Canada. Wat een prachtig land leek het.
George en zijn vrouw stonden arm in arm terwijl de boot bij het stadje kwam waar ze aan land zouden gaan. Zijn adem werd dik en gehaast, er was een waas voor zijn ogen. Hij kneep zachtjes in de kleine hand die op zijn arm lag.
De bel werd geluid. De boot stopte.
George zag nauwelijks wat hij deed toen hij de bagage bij elkaar zocht.
Ze stonden op de oever, zonder te bewegen, terwijl de boot weer wegvoer.
Met tranen van vreugde knielden de man en de vrouw, met hun verbaasde kleine jongetje in hun armen. Ze verhieven hun harten tot God en dankten Hem. Ze waren vrij.