Opstellen over de Wereldtaal

Opstellen over de Wereldtaal door T.C. Winkler
[ Titel ]

OPSTELLEN
OVER
DE WERELDTAAL

overgedrukt uit het „Nieuws van den dag

DOOR
Dr. T. C. WINKLER
professor der wereldtaal; eerelid en correspon-
derend lid van vele wereldtaal-verenigingen;
lid der wereldtaal-akademie voor Nederland.



LALTÜGS

VOLAPÜK
pelovebüköl se gased „Nulikos dela

FA

dl. WINKLER, T. C.

plofed vpa; stimakopanal e kopanal spodöl
vpaklubas mödik; kademal plo Nedän.



[ 1 ]Alle voorstanders en liefhebbers van de wereldtaal worden verzocht dit boekje te laten lezen, aan allen die de wereldtaal nog niet kennen.

De ondervinding heeft bewezen, dat daardoor velen worden aangespoord om de wereldtaal te leren - en dat is het doel van den schrijver van dit boekje, dat aangeboden wordt aan allen, die in de schoone uitvinding van Schleyer een grooten zegen zien voor de hele menschheid - E. M. E. T!



Cifs e löfans valik volapüka pageboms mekön bukili at palilädön fa pösods valik, kels no nogs sevoms vpi.

Plak eblöfom das dub atos mödiks pästigoms al lenadön vpi. — e atos binos disein lautela de bukil at, paloföl valikes, kels logoms ai in datuv jönik de Schleyer läbadi gletik plo menad lölik - M. B. P. B!



[ 3 ]

VOLAPÜK.



Slechts tien jaar geleden, in 1879, is het woord Volapük voor het eerst uitgesproken. In 1879 maakte een in de wereld onbekend Roomsch-Katholiek pastoor van een vergeten dorpje in Baden, Johann Martin Schleyer, te Litzelstetten bij Konstanz, bekend, dat hij een taal had uitgevonden, bestemd om het algemeen verstaanbare middel tot wisseling van gedachten te worden voor alle menschen op aarde, en die hij daarom noemde volapük, dat is de wereldtaal. In de eerste drie of vier jaren na 1879 slechts langzaam, heeft die wereldtaal in de laatste vijf jaren zulke verbazende vorderingen gemaakt, dat nu reeds volapük een van de merkwaardigste verschijnselen op maatschappelijk intellectueel gebied van onzen tijd geheeten mag worden, en dat het een feit is, dat tegenwoordig Schleyer's schoone uitvinding haar baan breekt door de beschaafde wereld heen, sneller en triomfantelijker dan zelfs haar grootste vereerders hadden durven hopen. In Frankrijk, Duitschland, Italie, Nederland, Belgie, Rusland, Denemarken, Zweden, Spanje, Portugal, Roumanie, Turkije, [ 4 ]Noord- en Zuid-Amerika, ja zelfs in China en Japan neemt het getal beoefenaars van volapük van dag tot dag toe. Een jaar of vier geleden schreef een nederlandsch taalgeleerde nog een boekje, getiteld: „Heeft volapük een toekomst?“ en nog in het vorige jaar heeft een andere nederlandsche geleerde in 't openbaar gezegd: „geen ernstig man gelooft aan de toekomst van volapük“, en zie, nu reeds telt men de beoefenaars van volapük bij honderdduizenden - volgens eene matige schatting meer dan 1,200,000. En onder die honderdduizenden zijn vele ernstige mannen, die vastelijk gelooven aan de toekomst van volapük: professoren, doctoren, leeraren, schoolmeesters, taalmeesters. Voor wie meeleeft met de groote menschelijke maatschappij, voor den beschaafden man, past het tegenwoordig niet meer zich te houden alsof er geen volapük bestaat, of wel met schouderophalen en een medelijdenden glimlach neder te zien op wie volapük leert en oefent. Zeker, het denkbeeld van een algemeene taal, dat reeds meer dan twee eeuwen lang den geest bezig hield van mannen als Leibnitz, Descartes, Thomas Burnet, is een levend feit geworden - volapük bestaat en zal bloeien en vooruitgaan tot zegen voor de menschheid!

Gelijk elke nieuwe uitvinding, werd volapük met wantrouwen, met ongeloof, met minachting, ja zelfs met verachting ontvangen. De menschelijke natuur verloochende zich ook niet ten opzichte van volapük. Lieden, die nooit de moiete hadden genomen een blik te werpen in een leerboek voor volapük; lieden, die niet eens hun eigen moedertaal kenden; geleerden, professoren en kostschoolmeisjes, studenten en hulponderwijzers, bijna iedereen die het woord volapük hoorde, gaf ongevraagd als zijn gevoelen te kennen, dat het niet mogelijk was een taal te maken; dat een [ 5 ]taal wel gemaakt kon worden door wat men noemt „de spraakmakende gemeente“ - sjouwerlui, schaapherders, matrozen? - maar dat een geleerde als Schleyer, een man die gedurende vijf en veertig jaren van zijn leven vele talen heeft gestudeerd, die meer dan vijftig talen verstaat, en daarvan acht en twintig schrijft en spreekt, dat zulk een man een taal zou kunnen maken, verstaanbaar voor iedereen, die de moeite wil nemen haar te leeren, och kom! En zoo kwam het dat zij die zoo spraken, onkundigen en jaloerschen, den spot dreven met wie volapük studeerden, en critiek oefenden over dingen, waarvan zij geen verstand hadden.

Er is echter één omstandigheid, die min of meer tot verontschuldiging voor dat eerste ondoordachte oordeel kan strekken: Schleyer heeft zijn uitvinding in de wereld gebracht, gewapend met een spreuk, luidende: Menade bal, püki bal, dat is voor ééne menschheid, ééne taal, unam unui generi humano linguam. Daaruit begreep men dat het zijn doel was, te trachten dat alle menschen op de geheele aarde eenmaal slechts een enkele taal zouden spreken, en wel de zijne, volapük; en dat daaruit zou volgen dat volapük alle andere talen zou overvleugelen, uitroeien, doen vergeten. Nu, dat zou immers een groote dwaasheid zijn, zoo iets zou eenvoudig onmogelijk wezen. Geen volk zou ooit afstand doen van zijn moedertaal en daarvoor volapük aannemen - een volk dat zijn taal vergeet, verliest zijn volksaard en houdt op een volk, een natie te zijn - terecht luidt de spreuk der Vlamingen in Belgie: „de taal is gansch het volk.“ Neen, volapük is bestemd een internationale taal te worden, een taal bestaande nevens de nationale idiomen. Daarom is het dat een der eerste beoefenaars [ 6 ]van Volapük, Dr. M. Obhlidal, te Weenen, Schleyer's zinspreuk heeft aangevuld, door op het Einer Menschheit, eine Sprache, te laten volgen: , of in het volapük:

Menade bal, püki bal,
Nen däm plo pük lomik!



Op een volgende bladzijde zullen wij zien hoe het met volapük is gegaan, sedert den dag waarop Schleyer voor het eerst te München eene voorlezing hield over zijne uitvinding. Nu hier slechts het volgende over den tegenwoordigen toestand. De meer dan 1,200,000 beoefenaars van volapük vormen thans een wel georganiseerd corps, aan welks hooofd Schleyer staat met den titel van datuval. Gesteund wordt hij door een in 1887 op het congres te München gestichte academie, kadem volapüka, welker taak het is uitspraak te doen over vraagstukken van taalkundigen aard. Die academime bestaat uit 18 leden van verschillenden landaard, die den titel voeren van kademal. Voorzitter van de academie is Prof. Aug. Kerckhoffs, te Parijs, met den titel van dilekel kadema. Beoefenaars van volapük, die door Schleyer zijn geëxamineerd (schriftelijk) en van hem een diploma hebben ontvangen, zijn er van verschillende graden. Tegenwoordig (1 Mei 1888) zijn er:

Examinatoren (xamels) 8.
Hoofden (cifs) 181.
Opperhoofden (cifels) 8.
Professoren (plofeds) 37.
Hoofdonderwijzers (löpatidels) 135.
Onderwijzers (tidels) 725. [ 7 ]

Onder deze meer dan 1100 gediplomeerde volapükisten vindt men professoren, doctoren, roomsch-katholieke, protestantsche en israëlietische geestelijken, schoolmeesters, officieren, letterkundigen, taalleeraars enz. Al die mannen zijn ijverig in het verspreiden van volapük, door het stichten van clubs, het houden van voorlezingen, het geven van onderwijs, het schrijven van leerboeken, het uitgeven van tijdschriften, enz. Doch op dit alles komen wij terug. Ten besluite voor heden een pas verschenen geestig rijmpje uit het nieuwe engelsche Volapük-Journal, Mei 1888 No. 1.

Take a teaspoonful of English,
A modicum of Dutch,
Of Italian just a trifle,
And of Gaelic not too much;
Some Russian and Egyptian,
Add then unto the whole,
With just enough to flavour,
Of the lingo of the Pole.
Some Cingalese and Hottentot,
A soupçon, too, of French,
Of native Scandinavian,
A pretty thorough drench;
Hungarian and Syrian,
A pinch of Japanese,
With just as much Ojibbeway,
And Turkish as you please.
Now stir it genty, boil it well,
And, if you've decent luck,
The ultimate residuum
You'll find is ..... Volapük!



[ 8 ]

Wij hebben gezien, dat volapük bestemd is om de internationale taal voor de geheele aarde te worden. Doch waarom een nieuwe taal gemaakt? Waarom voor zulk een internationale taal niet een der bestaande levende talen genomen? Waarom, bij voorbeeld, daartoe niet het engelsch gekozen, de taal die van alle talen het verst over de aarde verspreid en bovendien het gemakkelijkst te leeren is? Om op deze vragen te antwoorden, kunnen wij de geschiedenis laten spreken. Immers, er zijn reeds verschillende talen geweest, die min of meer op den naam van wereldtaal konden roemen. In oude tijden was het grieksch de wereldtaal: de trotsche Romein zelfs boog zijn hoofd voor het grieksch; hij leerde grieksch! Er is een tijd geweest waarin er aan alle kusten der Middellandsche zee grieksch werd gesproken en geschreven; doch de macht van Athene zonk, Rome verhief zich hoe langer hoe meer, en de taal der Romeinen, het latijn, verspreidde zich over de geheele toenmalige beschaafde wereld; ja zelfs nog in de middeneeuwen was het latijn de wereldtaal. Doch ook voor het latijn kwam een tijd van ondergang: langzamerhand werd het verdrongen door het fransch. Wie voor een beschaafd man wenschte gehouden te worden, moest fransch verstaan; wetenschap en kunst, diplomatie en verkeer gebruikten het fransch als wereldtaal. En wat er met grieksch en latijn en fransch is gebeurd, zou ook zeker het lot worden van het engelsch, ja van elke andere bestaande taal, indien men zou trachten daarvan de wereldtaal te maken. Staatkundigen, handeldrijvenden, ja allen bij wein het nationaliteitsgevoel niet is verdoofd, zijn te jaloers om lang te kunnen dulden, dat de taal van een vreemde natie de heerschende kan blijven - een volk dat zijn taal verliest, houdt op een volk te zijn! [ 9 ]

Doch gesteld, men zou trachten een der bestaande talen te verheffen tot internationale taal, met behoud van de moedertaal. Ook dat zou weldra blijken een onmogelijkheid te zijn. Immers, alle bestaande talen, zonder uitzondering, bevatten voor hem, die hen moet leren, zooveel moeielikjheden van orthografischen, grammatikalen en syntactischen aard, dat er aan een algemeene invoering niet te denken is. De orthografie van alle hedendaagsche beschaafde talen is zoo incosequent, dat het een zeer groote mooeite kost goed schrijven en goed lezen te leeren. De 25 of 26 letters van het alphabet worden in Europe op ten minste 80 verschillende wijzen gelezen of uitgesproken. En hoeveel uitzonderingen heeft elke taal! De stelregel: „geen regel zonder uitzondering“, is de eenige regel die geen uitzondering heeft. In het fransch heeft meen 310 verschillende uitgangen in de vervoeging der regelmatige werkwoorden; 1755 verschillende uitgangen in de onregelmatige werkwoorden en 200 in de hulpwerkwoorden, dus een getal van 2265 uitgangen, die allen van buiten geleerd moeten worden. In het duitsch regeert bijna elk voorzetsel een anderen naamval, en over mir en mich zijn heele boeken en lijsten geschreven, doch zelfs duitsche taalmeesters weten er soms den weg niet in te vinden. En welk een moeielijkheid in de uitspraak der woorden; maar vooral welk een begripsverwarring in alle bestaande talen! Zoo beteekent, om enkele voorbeelden te noemen, het woord Preis in het duitsch: prijs, bedrag, belooning, lof, premie, waarde; het engelsche bill beteekent: wetsontwerp, voorstel, rekening, wissel; het fransche coup kan beteekenen: slag, stoot, schok, bons, houw, hak, steek, klap, schop, trap, veeg, streep, worp, gooi, schot, greep, trek, beet, prik, val, enz. En verder: de Italiaan [ 10 ]heeft 900 lesuren noodig om zijn taal goed te leeren schrijven, namelijk zonder spelfouten te maken; de Duitscher echter heeft 1500, en de Engelschman zelfs 2500 lesuren noodig! Geen wonder ook, als men bedenkt hoe het engelsch geschreven en uitgesproken wordt; de Engelschman schrijft judge, en spreekt hit uit dsjodsj; hij schrijft ewe, en zegt joe; hij schrijft lieutenant, en zegt leftenen. Ja, spotvogels zeggen: een Engelschman schrijft Boz, en spreekt het uit Dickens.

En zulk een taal nu zou de wereldtaal kunnen worden? Onmogelijk. Doch als een der levende talen daarvoor niet deugt, waarom dan niet een der doode talen, latijn of grieksch bij voorbeeld? Eilieve, die talen zijn voor goed dood; de begrippen, die de hedendaagsche volken behoeven, zijn er niet in. Door het invoeren in die talen van de noodzakelijke moderne begrippen en denkbeelden, zouden zij bedorven worden, zij zouden ontaarden en hun klassieke waarde verliezen. Neen! beter is een geheel kunstmatige, een gemaakte taal, die uitblinkt boven alle talen door lichtelijk te leeren te zijn, door zinrijke kortheid, onweersprekelijke consequentie, gezonde logica en voldoend ewelluidendheid; beter zulk een taal, dan een verknoeide, moeielijk aan te leeren en doode taal. En zulk een voortreffelijke taal is volapük: wat ik hier later wensch te bewijzen.



[ 11 ]Nog iets: wij zeiden het reeds, de zinspreuk van volapük is:

Voor ééne menschheid, ééne taal,
Zonder schande voor de moedertaal!

Er bestaan reeds een paar zulke talen, kunstmatige talen om zoo te zeggen, die gesproken worden zonder schade voor de moedertalen; ik bedoel het maleisch en de lingua franca. Het is bekend, dat in geheel onze indische bezittingen het maleisch de taal is, die de zoo verschillende volken van Insulinde tot algemeen middel van verkeer dient. De Javaan spreekt dáar maleisch met den Arabier; de Chinees met den Nederlander; de Soendanees met den Engelschman; de Balinees met den Madoerees; maar onderling spreken al die volken hun moedertalen. - Langs de geheele kust der Middellandsche zee spreekt men de lingua franca, eene taal slechts verstaanbaar voor visschers, schippers en wie verder die kusten bewonen; een taal, samengesteld uit woorden en uitdrukkingen, afkomstig uit alle talen, welke rondom die zee worden gesproken, spaansch, fransch, italiaansch, greitksch, turksch, arabisch, enz. Beide talen, het maleisch en de lingua franca, zijn zeer gebrekkig, maar men behelpt er zich mede, en zeer verschillende volken kunnen elkander hun gedachten mededeelen, zonder dat de een de geringste kennis heeft van de moedertaal van den ander. Verbeeld u eens dat er een internationale lingua franca bestond; een lingua franca verstaanbaar voor elken aardbewoner, welke moedertaal hij ook mag spreken; een lingua franca, niet uitgedacht en gemaakt door onbeschaafde visschers en strandbewonders en zeeroovers, maar een taal, gemaakt door een taalreus, een taalgenie, zoo groot als de [ 12 ]geschiedenis slechts enkelen weet aan te wijzen - welnu, zulk een ineternationale taal bestaat, haar naam is Volapük!




Zoo even heb ik aangetoond, waarom volapük, boven alle levende en doode talen, de wereldtaal zal worden. Volapük zal dit vooral worden omdat, zooals Francisque Sarcey zoo terecht heeft gezegd, deze taal genoemd mag worden une langue sémaphorique à l'usage de l'oreille. Zijn bedoeling is deze: Alle volken hechten de zelfde beteekenis, den zelfden zin, het zelfde begrip aan de cijfers, ofschoon zij er, elk in zijne eigene taal, verschillende woorden voor gebruiken. Neem, bij voorbeeld, het cijfer 4. Een Franschman zal lezen quatre; een Engelschman four; een Nederlander vier; een Spanjaard cuatro; een Rus tsjetiré. Doch geen van allen zal zich in dat cijfer bedriegen: 4 is 4 in alle talen en in alle landen der wereld.

Zoo is het ook met de seinvlaggetjes der zeelieden: het seinen door middel van bepaalde vlaggetjes en het daarbij gebruiken van een woordenboek, waarin de beteekenis der seinen vermeld staat, is het algemeen aangenomen middel, waardoor de meest verschillende volken op zee met elkander van gedachten kunnen wisselen, hoewel zij zeer verschillende talen spreken: elk vlaggetje stelt een bepaald cijver voor; het cijfer in het woordenboek wijst de phrase aan. De seinvlaggen, waaruit de Engelschman leest, where are you bound for? zeggen den Nederlander: waar gaat de reis heen? enz.

En zooals het is met de cijfers en de seinvlaggetjes, is het eveneens het geval met de muzieknoten, met de teekens die in de wiskunde, de meetkunde, de algebra, [ 13 ]de scheikunde en andere wetenschappen worden gebruikt. Zij worden over de geheele aarde verstaan, en ofschoon alle volken er andere woorden voor gebruiken, het teeken is overal het zelfde.

Nu, zulk een langue sémaphorique - niet voor het gezicht alleen, zooals de boven besprokene cijfers en teekens - zulk een langue sémaphorique voor het gehoor is volapük, omdat haar eerste grondstelling is:

elke klank slechts éen teeken,
elke teeken slechts éen klank.

Doch volapük heeft, behalve deze grondstelling, nog zooveel andere voortreffelijke beginselen, dat ik niet kan nalaten hier nog eenigen op te sommen.

Volapük kent geen uitzonderingen; elke vast gestelde regel is geldig in alle opzichten.

Volapük wordt geschreven met het latijnsche schrift - geen gotisch, russisch, grieksch schrift: het latijnsche schrift is het schrift van de volken, die thans op den hoogsten trap van ontwikkeling staan.

Elk word in volapük, dat twee of meer lettergrepen heeft, heeft altijd den toon, den nadruk of het accent op de laatste lettergreep.

Elk begrip heeft slechts éen woord; elke geschreven of gesproken word heeft slechts éen begrip; elk woord heeft slechts éen beteekenis. Het duitsche woord Preis, dat ik boven als voorbeeld aanhaalde, en dat in die taal bedrag, lof, loon, premie en waarde beteekt, is in volapük suäm en niets meer: maar lof is plied, loon is meted, premie is präm, en waarde is völad.

Alle zelfstandige naamwoorden zijn geslachtloos, onzijdig; slechts woorden die natuurlijk een geslacht of sekse aanduiden, zijn mannelijk of vrouwelijk - een man is mannelijk, een vrouw is vrouwelijk, maar een [ 14 ]inktkoker, een plank, een huis, een denkbeeld, enz. zijn allen onzijdig.

Al het overtollige moet vervallen: daarom geen lidwoorden, bepalende zoowel als onbepalende.

De zelfstandige naamwoorden, bijvoegelijke naamwoorden, bijwoorden en werkwoorden kunnen door een enkel voor- of achtervoegsel vergroot, verkleind en slecht gemaakt worden, en ook het tegenovergestelde aanduiden. Een paar voorbeelden: a. Zelfstandige naamwoorden: tidel = onderwijzer, löpatidel = hoofdonderwijzer; söl = heer, sölil = heertje; dom = huis, ledom = paleis, ludom = hut, ludomil = hutje; b. Bijvoegelijke naamwoorden: gudik = goed, van gud = goedheid; läbik = gelukkig, van läb = geluk; c. Bijwoorden: gudiko = wel; läbiko = gelukkiglijk.

Uit elk zelfstandig naamwoord kan men een werkwoord, een bijvoegelijk naamwoord en een bijwoord vormen. Tot een voorbeeld nemen wij het woord pük, taal. Dit woord pük is het engelsche speak, vervormd of, om zoo te zeggen, gevolapükiseerd naar de volgende beginselen: de s is volkomen overtollig, blijft peak; de ea is een tweeklnak - volapük kent geen tweeklanken - dus voor ea een ü = pük. Ziehier hoe volapük gebruik makt van dit stamwoord pük:

Pük, taal, spraak; pükik, de taal betreffend; pükatidel, taalleeraar; pükapök, taalfout; pükön, spreken; pükönibid, spreekwijze; pükönamod, manier van spreken; motapük, moedertaal; volapük, wereldtaal.
pükat, redevoering; pükatil, redekaveling; pükatön, een redevoering houden; pükav, taalwetenschap; pükavik, taalgeleerd.
püked, spreuk; pükedik, spreukachtig; pükedavöd, spreekwoord; pükedavödik, spreekwoordelijk; vödapüked, [ 15 ]zinspreuk; pükel, redenaar; pükelik, als een redenaar; möpükel, talenkenner.
püköf, welsprekendheid; püköfik welsprekend; püköfav, redeneerkunde: püköfavik, redeneerkundig; pükot, gesprek; pükotik, spraakzaam; pükotöf, spraakzaamheid; okapükot, alleenspraak; telapükot, samenspraak.
bepük, bespreking; bepükön, bespreken.
bipük, voorrede.
depük, redetwist; depükön, redetwisten.
gepük, antwoord; gepükön, antwoorden.
lepük, verzekering; lepükön, verzekeren; lepüked, kenspreuk.
lenpük, toespraak; lenpükön, toespreken, aanspreken.
libapük, vrijspraak; libapükön, vrijspreken.
lupük, gesnap; lupükel, babbelaar; lupükön, babbelen; lupükem, babbelarij; lupükot, gebabbel; lupüklam, gestamel; lupüklel, stamelaar; lupüklön, stamelen.
mipük, verspreking; mipükön, zich verspreken.
nepük, het stilzwijgen; nepükik, zwijgend; nepükön, zwijgen.
sepük, uitspraak; sepükik, uit te spreken; sepükad, beslissing; sepükam, uitspreking; sepükön, uitspreken.
tapük, tegenspraak; tapükal, geest van tegenspraak; tapükön, tegenspreken.




Later hoop ik nog eenige bewijzen van de voortreffelijkheid van volapük te geven. Nu nog een paar nieuwe berichten.

Volgens no. 13 van het te Milaan verschijnend maandblad Volapük, is de koningin van Italie een [ 16 ]enthousiastische bewonderaarster van volapük: zij beschouwt deze taal als een van de grootste uitvindingen der tegenwoordige eeuw. Daar de koningin zeer bedreven is in de wetenschap der talen, heeft zij volapük in zeer korten tijd geleerd.




Het is bekend dat reeds in het vorige jaar door een bloemist te Erfurt een telegram in volapük uit China werd ontvangen. Het blijkt dat de beoefening van volapük in China thans zulke vorderingen maakt, dat het uitgeven van een maandblad in die taal dáar mogelijk en noodig is. Volgens La Revista del ateneo caracense y centro volapükista español, het maandblad van de spaansche Zenodaklub volapükik, is de titel van dat chineesche volapükblad: Van kuo t'ung hua tzu tien, en wordt het te Amoy uitgegeven.




Te Yokohama, Japan, verschijnt thans een blad in volapük en japansch, onder den titel van Yomi Uri jimbrum.



[ 17 ]

Volapük en de pers, zou de titel kunnen zijn van dit opstel, als de ruimte in dit boekje mij toeliet uitvoerig aan te toonen, welk een groote rol volapük thans reeds in de periodieke pes speelt. Ik bepaal mij hier slechts tot het volgende lijstje, de titels enz. bevattende van de periodieke geschriften in volapük, die op dit oogenblik (Juli, 1888) worden uitgegeven:

Amerika - Timabled volapükik, redactie H. Rodeck, Porto-Rico, Antilles. Volaspodel, redactie C. Sprague, New Orleans.

Belgie - Nogan volapükik, redactie A. Heyligers, Antwerpen.

China - Van kuo 't ung hua tzu tien, redactie P. Poletti, Amoy.

Denemarken - Volapükabled dänik, redactie J. C. Aaen, Aabybro.

Duitschland - Volapükabled zenodik, redactie J. M. Schleyer, Konstanz, Baden. Cogabled volapüka, redactie H. Schnepper, München, Beieren. Volapükaklubs, redactie J. Fieweger, Breslau, Silezie. Musam, redactie M. Schumm, Halle, Saksen. Spodel volapükik, redactie R. Böger, Hamburg.

Engeland - The volapük-journal, redactie M. Hain, Londen.

Frankrijk - Le volapük, redactie A. Kerckhoffs, Parijs.

Italie - Volapükabled tälik, redactie V. Amoretti, Turyn. Il volapük, redactie C. Assio, Milaan.

Japan - Yomi Uri Jimbrun, redactie? Tokio.

Nederland - Volapükel nedänik, redactie J. Braakman, Hillegom.

Oostenrijk - Volapükagased, redactie M. Obhlidal, Weenen-Meidling. Rund um die Welt, redactie S. Lederer, Weenen. [ 18 ]

Spanje - El volapük, redactie F. Iparraguirre, Guadalajarra.

Zweden - Volapükisten, redactie K. Säterstrand, Stockholm. Bevünetiks nüns konfidik, redactie A. Nilson, Gefle.

Zwitserland - Volapükaflen jveizik, redactie C. Schmid, St. Gallen.

Dus 22 tijdschriften, die om de maand of om de veertien dagen uitkomen. De volgende dag- en weekbladen geven bij elk nummer een bijvoegsel geheel aan volapük gewijd. „Il Giovedi,“ „Wiener Allgemeine Zeitung,“ „Flensburger Zeitung,“, „Schweizer Familien-Wochenblatt,“ „L'étincelle électrique“, „The English Mechanic“, „Stenography“, „Phonographie Magazine,“ „The Amoy Gazette and Shipping Report,“ „The Voice,“ „El Instructor.“

En onder onze nederlandsche dagbladen zijn er ten minste drie, die nu en dan opstellen over volapük opnemen, namelijk: „De Nieuwe Rotterdamsche Courant,“ „De Arnhemsche Courant,“ „Het Nieuws van den Dag.“




Boven heb ik gezegd hoe volapük in het eerst werd begroet met bespotting, met minachting, met vooroordeel. Nog is die periode van miskenning niet voorbij: den 14den April ll. is er in een geleerd genootschap in ons land door een professor gezegd: „dat volapük hem eigenlijk de moeite niet waard was om er zich mede bezig te houden,“ ten minste indien de verslagen in de couranten zijn woorden juist hebben [ 19 ]weergegeven. Die woorden lezende, dacht ik aan hetgeen Prof. H. Schnepper in de Bayerische Verkehrsblätter, Maart 1887, schrijft, betreffende de uitvinding van de stoommachine op spoorwegen in Engeland. - Toen Stephenson zijn locomotief in 't aanzien riep, verscheen er in The Quarterly Review van het jaar 1819 een opstelletje dat dus luidt: „Wij zijn geen voorstanders van phantastische plannen met betrekking tot nuttige instellingen. Wij bespotten het denkbeeld van een spoorweg als practisch onuitvoerbaar. Is er wel iets belachelijkers en ongerijmders te bedenken dan een stoomwagen, die tweemaal zoo snel zou loopen als onze postwagens? Het is eerder te verwachten, dat men zich in de artilleriewerkplaats te Woolwich door middel van een congrevischen vuurpijl zal laten vervoeren, dan door de genade van een dubbel zoo snel als onze postwagen loopenden locomotief.“ Dit gezegde uit de Quarterly Review hangt tegenwoordig, achter glas en in een lijst gevat, aan den eersten door Stpehenson gemaakten locomotief, welke in het South-Kesington Museum te Londen wordt bewaard, en alle bezoekers van dat museum, die dat gezegde lezen, lachen er om! Men ziet, zooals thans nog volapük wordt geminacht en bespot, zoo is het indertijd ook gegaan met den locomotief, den telefoon, de stoomboot en vele andere groote en goede dingen. Dit tot troost voor wie gelooven aan de toekomst van volapük!




Een jaar of vier geleden was er in ons land een taalgeleerde, die vele grieven tegen volapük had. Een dier grieven was, dat er geen heldendicht in volapük [ 20 ]bestond! Nu, volapük was toen slechts vier of vijf jaar oud, en geen wonder dat zijn eerste beoefenaars niet in eens aan het dichten gingen van een Epos. En zelfs tegenwoordig, nu volapük reeds tien jaren bestaat, is er, eilacy! nog geen poëet opgestaan, die volapük heeft gebruikt tot het dichten van een heldenzang. Doch, en desespereert niet! zeggen wij met Jan Pietersz. Koen: de dageraad van dien gelukkigen dag, waarop de menschheid zich zal kunnen verlustigen in het genieten van een jamepev volapükik breekt reeds aan: een groot gedeelte van de Odyssee van Homerus is reeds vertaald in volapük. Volgens een brief van Dr. Waldemar Rosenberger te St. Petersburg aan Dr. S. Lederer te Weenen, heeft Prof. Dr. Arthur von Oettingen te Dorpat thans een vertaling van dat heldendicht onder handen. De twee eerste verzen van de Odyssee luiden in volapük:

Musof mani nemolös: etävom mödiko, mödikuno,
Eipölivegom pos distuk Troya kaseda.

Dat is in onze taal:

Verhaal mij, muse, van den veelbereisden man, die, nadat hij de heilige stad Troje had verwoest, heinde en ver (letterlijk: zeer veel) omzwierf.

En in het duitsch volgens de vertaling van Dr. Lederer:

Melde den Man mir, Muse, den vielgereisten, der vielfach umgeirrt, als Troja, die heilige Stadt, er zerstöret.

Ziehier nu nog den griekschen tekst met latijnsche letters:

Andra moj ennepe musa polytropon, hos malapolla
Planchthe epej Trojes hieron ptoliethron epersen. [ 21 ]

En nu een verzoek. Lieve lezer, wees zo goed en lees de twee regels volapük en de twee regels grieksch hardop. Het zal u blijken dat volapük even goed klinkt als het heerlijke grieksch. En nog iets: ik geloof dat men iemand die geen grieksch verstaat en tevens een tegenstandre is van volapük, zeer gemakkelijk kan wijsmaken, dat de volapük-vertaling het oorspronkelijke grieksch is. Leest men hem nu de grieksche verzen voor alsof zij volapük waren, dan wil ik wedden, dat zijn eenmaal opgevat vooroordeel volkomen in staat is hem het grieksch afschuwelijk klinkend en voor een beschaafd oor onverdragelijk te doen vinden. Men neme de proef!




De 14de Mei 1888 was voor de beminnaars van volapük in Nederland een merkwaardige dag. Zij hebben toen het oordeel kunnen hooren, dat vier nederlandsche taalgeleerden, alle vier professoren, uitspraken over volapük. Men weet wat ik bedoel: een amerikaansche vereeniging van taalkundigen vroeg de medewerking van het hoogste letterkundige genootschap in Nederland, om middelen te beramen, ten einde de beletselen op te ruimen, die de algemeene verspreiding van volapük nog in den weg staan. De voorzitter benoemde een commissie van drie leden, om het antwoord aan die amerikaansche geleerden op te stellen. Bekend is het, dat een van drieën voor die opdracht bedankte, „omdat volapük hem de moeite niet waard was om er zich mede te bemoeien.“ In zijne plaats werd een andere professor benoemd, en eenige weken later spraken de [ 22 ]drie professoren als hun gevoelen uit: de eerste, „dat het latijn wel de wereldtaal kon worden, en er dus geen volapük noodig was“; de tweede, „dat men daarvoor liever het engelsch moest verkiezen“; en de derde, „dat de beoefening van volapük voor de wetenschap geen vrucht kon opleveren, maar wel voor de praktijk.“ Men besloot toen de zaak maar blauw blauw te laten, en daarmede uit! Ik kan mij voorstellen hoe de praktische Amerikanen op het ontvangen van dat bericht, het noodige zullen zeggen over de slaapmutsen, de trekschuiten en de Skidam van den Dutchman!

Als voorstander van volapük moet ik iets zeggen over de uitspraken der drie laatste geleerden. Over de kernachtige uitspraak van den professor, die het niet de moeite waard rekende zich met volapük te bemoeien, is het ons, volapükisten, wederkeerig de moeite niet waard te spreken, na hetgeen ik in een vorig opstel daarover heb verteld, naar aanleiding van Stepehnson's stoommachine. Dat het latijn nooit de wereldtaal zal worden, heb ik reeds vroeger met een enkel woord aangetoond; ik voeg er nu bij: Het latijn is eenmaal reeds mooi op weg geweest om de wereldtaal te worden: in vorige eeuwen was het latijn de taal der wetenschap in de geheele beschaafde wereld. Waarom is het latijn niet de wereldtaal gebleven, waarom bemoeit niemand zich tegenwoordig meer met het latijn, behalve de letterkundigen en de taalkundigen, dat is de geleerden die het latijn nog noodig hebben voor hunne studiën? Omdat het latijn is een doode taal; omdat het latijn zich niet mede heeft ontwikkeld, geen gelijken tred heeft gehouden met de menschheid; omdat de menschelijke maatschappij het latijn zeer ver heeft achter zich gelaten. Wie zou het tegenwoordig in zijn hoofd krijgen in 't latijn te schrijven of te spreken over [ 23 ]stoomboot en telefoon, over gaskrachtmachines en doorgravingen van landengten, over gloeilampjes en naaimachines? Waarom schrijven de hedendaagsche technici, physici, scheikundigen, palaentologen, geologen, astronomen, in 't fransch, of in 't duitsch, of in 't engelsch, en niet in het latijn? Omdat zij in die doode taal niet de woorden en uitdrukkingen vinden voor de begrippen, die hun levende wetenschappen noodig hebben; omdat die doode taal hen niet meer kan dienen. En zulk een taal zou tot wereldtaal, tot de taal van handel en verkeer worden geproclameerd! Och, al zegt een professor dat er geen volapük noodig is, omdat het latijn wel tot wereldtaal kan worden verkozen - daarom gebeurt het nog niet: volapük zal, mits het ook geen doode taal worde, bestaan blijven en bloeien, tot het latijn niet slechts een doode, maar een fossiele taal zal geheeten worden.

Dat het engelsch nooit de wereldtaal zal kunnen worden, heb ik ook reeds aangetoond, en daarin vooral gewezen op de onzinnige wijze, waarop de woorden dier taal worden uitgesproken. Zie, als het engelsch geschikt was om de wereldtaal te worden - waarom is het dat dan niet reeds? Het engelsch bestaat immers reeds sedert vele honderde jaren, en de Engelschen hebben hun taal immers mede genomen, overal op de geheelde aarde waar zij koloniën hebben gesticht en landen hebben veroverd en volken onder het juk gebracht. Overal waar Engelschen leven, spreken de menschen op hun manier engelsch; het eigenbelang dier lieden brengt mede dat zij de taal hunner overheerschers leeren. Maar het is mij dan ook een engelsch wat in vreemde landen gesproken wordt! Indiërs, Australiërs, Chineezen, zij trachten engelsch te spreken, maar het gelukt hun niet, want hun denkbeelden en gewaarwordingen [ 24 ]kunnen zij niet uitdrukken in die vreemde taal: zij spreken een taal die zij niet kunnen begrijpen, een taal, waarin de woordvorming en de woordvoeging zoo geheel anders zijn als in hun moedertaal. Neem tot een voorbeeld China. Het engelsch, dat in de havenplaatsen van dat groote land wordt gesproken, bestaat uit ongeveer 500 woorden, waarvan een groot gedeelte chineesch of verengelscht chineesch zijn, en wordt daar pitsjen-english genoemd (pitsjen is namelijk het engelsche woord business, uitgesproken op zijn chineesch). De Chinees vindt dat woord pitsjen zoo mooi, dat hij het bij alle mogleijke gelegenheden gebruikt. Als hij wil zeggen: gij liegt, dan zegt hij: joe meki lai pitsjen - gij doet leugenbezigheid. Hij spreekt ook van liefdesbezigheid, love pitsjen, en van godaanbiddingsbezigheid, tsjin tsjin joss pitsjen. Een Chinees, die in het huis van een Engelschman komt, vraagt den knecht: mister N. N. hab got? - is de heer N.N. tehuis? Het antwoord zal zijn: Hab got topside, of inside, of downside - Mijnheer is boven, of binnen, of beneden. Iemand die, na een lang verblijf in Europa, te Kanton terugkwam, werd door zijn chineesche vrienden verwelkomd, sprekende in de sierlijkste pitsjentaal. Na de gewone complimenten vroeg een der vrienden: catchee littie chilo? - hebt gij een klein kind gekregen? Antwoord: no catchee - niet gekregen. Vraag: wahtfore no catchee he? - waarom niet gekregen? Antwoord: this belong joss pitsjen, he no pay me - dat is Gods bezigheid, Hij heeft mij geen betaald (dat is, geen gegeven). Een van de chineesche bezoekers vroeg toen aan een ander: catchee how muchee chilo? - Hoeveel kinderen hebt gij? - Fouli - Vier. - How muchee boys? - Hoeveel jongens? - Allo bull chillo, kow chilo no meki count of - Allemaal bulkinderen (jongens) koekinderen (meisjes) reken ik niet mee. [ 25 ]Een mooie wereldtaal, dat pitsjen-engelsch! Als het engelsch ooit een wereldtaal had kunnen worden, zou het tegenwoordig in China wel anders gesproken worden; de Chineezen, die in vier- of vijfhonderd jaar geen engelsch hebben geleerd, hebben in vier of vijf jaar volapük geleerd!

Dit alles bedenkende, kunnen de volapükisten, dunkt mij, vrij gerust zijn, dat de bovengemelde professorale uitspraken geen kwaad zullen doen aan de zaak van volapük; het latijn zal nooit weer de wereldtaal worden, en het engelsch zal nooit wereldtaal kunnen worden.

Nu nog een enkel woord over de uitspraak van den geleerde en professor, die beweerde dat volapük geen vrucht zou opleveren voor de wetenschap, maar dat wel kon doen voor de praktijk of het verkeer. Vergeten wij niet, dat voor dezen geleerde de wetenschap is de taalwetenschap en geen andere, dan zeker moeten wij toestemmen, dat zijn uitspraak over volapük juist is - trouwens, van dien professor was ook geen ander oordeel te wachten. Voor de taalwetenschap is volapük niets en kan ook niets zijn, want volapük is niets anders als de vrucht van de taalwetenschap van een man, die vele talen kent en die de vruchten van zijn studiën heeft bijeen verzameld en gerangschikt. Dat volapük een aoristus heeft, is een vrucht van het grieksch; dat het geen lidwoorden kent, is een vrucht van het latijn; dat het de persoonlijke voornaamwoorden hecht aan het werkwoord, is een vrucht van het kroatisch-serbisch; dat het door voor- en achtervoegsels de beteekenis der woorden verandert, is een vrucht van het spaansch; dat het logisch zijn volzinnen bouwt, is een vrucht van het fransch, enz. De man der taalwetenschap behoeft dat alles niet door volapük te leeren; [ 26 ]hij wist dat alles reeds lang voordat volapük bestond, hij was dus ook geen vrucht hebben van de beoefening van volapük. Maar anders is het met den man die leeft en werkt in de groote menschelijke maatschappij; met den man die handle drijft met vreemde volken; met den man die leeft te midden van spoorwegen en telegrafen en telefonen; met den man die verkeert in de wereld der bedrijvigheid, der praktijk. Voor hem zal volapük het middel zijn, dat hem ontslaat, met opoffering van tijd en moeite en geld, verschillende vreemde talen te leeren; voor hem zal volapük het middel zijn tot mededeeling van zijn denkbeelden en behoeften aan vreemden, die hem zonder dat nooit zouden leeren verstaan. Schleyer zegt: „Volapük ist die Förderin des allgemeinen Verständnisses der Menschen, des Völkerfriedens, der Menschenverbrüderung,”, en Professor Bauer van Agram, Kroatie, zegt: „Volapük ist das vollkommenste Product der sprachwissenschaftlicehn kombinatorik, und ist das Friedensband für allen Völker der Erde.”

Men ziet, als er in Nederland geleerden zijn, die volapük verachten, in andere landen zijn er geleerden die in die uitvinding zien een zegen voor de menschheid, en daarom roepen wij uit: menad bal, pük bal!




Op een vorige bladzijde heb ik gezegd: „er was eens een geleerde die vele grieven tegen volapük had.” Ik zou bijna de zelfde woorden nogmaals willen gebruiken. Immers, die zelfde geleerde heeft in der tijd [ 27 ]een zeer geestig opstel geschreven tegen volapük, en daarin verklaard, dat hij het er voor hield, dat alle vertalingen in volapük eigenlijk niets anders zouden blijken te zijn als woordelijke overzettingen in volapük van alle mogelijke - ismen, dat is: germanismen, hollandismen, anglicismen, idiotismen, enz. Om recht duidelijk te maken, voor wie misschien niet begrijpen wat men onder die ismen bedoelt, geeft de schrijver van dat opstel een zeer vermakelijk voorbeeld van een zinsnede met een paar hollandismen, en vertaalt die in het fransch, namelijk deze: zij nam onder de hand het huishouden waar - elle prenait sous la main la maison tenir vrai. Hoe aardig bedacht ook, toonde de schrijver toch, door dat zeggen, dat hij behoorde tot een van de vele tegenstanders, die volapük in de eerste jaren van zijn bestaan te dulden had, welke een oordeel uitspraken over een taal, die zij niet eens de moeite genomen hadden te bestudeeren, ja , dat hij niet eens de grondbeginselen had gelezen, waarop die taal door haar uivinder is gebouwd. Immers Schleyer zegt uitdrukkelijk in zijn geschrift, getiteld: Vorzüge und Vorteile der Weltsprache Volapük: Volapük fördert ein scharfes, logisches Denken. Es darf im Verkere mit fremden Nationen nicht national, sondern nur allgemein menschlich, einfach und klar geschrieben werden. Die weltsprachlichen Säze dürfen und können nie etwas anderes sagen, als man eben damit ausdrücken will. Hand in Hand mit diesem Punkte geht das abstreifen aller ismen, d. h. aller jener sonderbaren nationalen Ausdrukweisen, die dem Lernenden so viel Gedächtnisarbeit verursachen und das Lesen fremdsprachlicher Werke, besonders der Zeitungen, so sehr erschweren (Germanismen, Gallicismen, Anglicismen u. s. w.). Het blijkt dus, dat onze geleerde criticus iets onderstelde, 't welk eenvoudig [ 28 ]onmogelijk was: de volapükist vertaalt geen -ismen; hij zet hen om, door scharfes logisches Denken, in phrasen die allgemein menschlich, einfach und klar zijn, zoodat zij nooit iets anders zeggen, als hetgeen voor elk mensch op aarde verstaanbaar is, mits hij volapük heeft geleerd. Een paar voorbeelden slechts; een paar vrij onschuldige hollandismen: voor den dag halen en van kant maken. Als een hollandsche volapükist vertaalde: „zijn beurs voor den dag halen,” met: deblinön sakili okik bi del, zou een Turk misschien daaruit begrijpen: hij haalde zijn beurs uit den zak voordat het dag werd; en als hij vertaalde „hij maakte zijn hond van kant” met: ämekom de tiep dog okik, zou een Chinees waarschijnlijk begrijpen, dat die hond gemaakt was van kantwerk. Nu, geen volapükist die logisch denkt, zooals hij behoort te doen, kan zulke dwaasheden schrijven; hij zou het eerste vertalen met: deblinön sakili okik se pok, en het twede met: äfunom dogi okik, en dat wordt verstaan door Arabieren en Engelschen, door Japanezen en Duitsers, door Russen en Spanjaardne, mits zij volapük hebben geleerd. Volapük en -ismen zijn twee zulke heterogene dingen, dat het elken volapükist verwondert, dat er zelfs in volapük éen volapükisme bestaat, of eigenlijk dat er germanisme vertaald in volapük is opgenomen, en dat vel door den datuval, Schleyer, zelven. Een goed bewijs zeker voor de waarheid van het gezegde van pater Abraham à Santa Clara: „de godzaligste man kan een dut hebben.” Schleyer zegt in zijn Wörterbuch; gefälligst - plidiküno. Nu, als er ooit een echt germanisme bestaad, is het val wel dat schmeichlende gefälligst! Als volapükist is mijn afkeer van dat vertaalde germanisme dan ook zoo groot, dat ik het nooit gebruik, maar in plaats daarvan: if plidos oli = [ 29 ]als het u behaagt or belieft. Ook Heyligers, in zijn Sjabloon:S enz., sprekende over ismens, die hij zoo goed genoemd heeft taaleigens, zegt, dat zij streng geweerd moeten worden.

Doch dit alles kon onze criticus en jaar of vier gelden niet weten, en blijkt het, dus dat hij toen een oordeel velde over een taal, die hem onbekend was. Ik twijfelt niet of hij oordeelt nu anders als toen over volapük. En verder mag ik hier ook verklaren dat alle volapükisten zich trouwelijk aan het door Schleyer gestelde beginsel - „geen ismen” - houden. Ik heb sedert vier jaren gecorrespondeerd in volapük met personen uit alle europeesche natiën, doch nooit een isme ontmoet: alle brieven en brief kaarten die ik ontvangen heb, waren allgemein menschlich, einfach und klar. Wie scharfes logisches Denken wil leeren - hij leere volapük.




In Volapükan nedänik no. 3 leest men een hartroerende klacht over de vele veranderingen en verbeteringen, die sommige volapükisten willen maken in het volapük van Schleyer, een klacht, waarmede De Tijd insteemt: veranderingen, zoo groot dat daardoor de grondslagen van volapük zouden kunnen worden ondermijnd. Laat ons zien wat er van aan is.

Er zijn niet slechts nog altijd vele tegenstanders van volapük, er zijn ook daartegenover reeds een groote menigte oprechte voorstanders van volapük, optimistisch gestemden, die zich door de groote voortreffelijkheid, eenvoudigheid en klaarheid van volapük zóo hebben laten inpakken, dat zijn meenen das die taal reeds een [ 30 ]volkomen afgerond geheel, een volmaakt kunststuk is, waaraan niets meer te veranderen of te verbeteren valt. Zij verketteren terstond elken andreen volapükist, die slechts een kleine verandering of wijziging voorslaat. Zij zijn streng conservatief, en hangen met zulk hartroerende trouw aan het oude en oorsrponkelijk volapük van 1879, dat zij daardoor voor de verwezenlijking van de wereldttaal-idee veel gevaarlijker zijn dan sommige professorale pessimisten, die volapük zoo vijandig zijn, dat zij verklaren dat die taal hen eigenlijk niet eens de moeite waard is om er zich mede te bemoeien. Die optimisten zien in het bestaande volapük de quintessence van den menschelijken geest, en elk tornen daaraan in hun een gruwel!

Gelukkig zijn er echter ook vele oprechte volapükisten, die de zaak koelbloedig beschouwen, die de wereldtaal-idee zuiver objectief behandelen. Zij zijn volkomen overtuigd van de zeer groote waarde van volapük, doch zij zijn tevens ijverig bezig die taal op te bouwen en te ontwikkelen, opdat zij eenmaal haar doel volkomen bereike. In het Nogan volapükik No. 8, heb ik reeds het volgende gezegd, sprekende over de vele veranderingen enz. in volapük, die er van verschillende kanten worden voorgesteld: „Oko, atos binos vemo gudik; ibo binos velatik das pük at no mütom vedön pük nelifik. No! mütom blibön lifik e liflik e in mufam as sibinel noganik e lisälik, e dub atos polefulnom e pokulivom ko menad valik;“ dat is in onze taal: „Op zich zelf beschouwd, is zulks zeer goed; want het is waar, dat die taal geen doode taal moet worden. Neen, zij moet levend en levendig blijven en in beweging, zooals elk georganiseerd en verstandelijk wezen, en daardoor zal zij volmaakter worden en zich ontwikkelen met de geheele menschheid.“ En De Vogüé zegt ongeveer het [ 31 ]zelfde in de Revue des Deux Mondes, 15 Mars 1888: Une oeuvre d'art, si elle naît viable, est un organisme comme les autres, qui se développe, grandit et fructifie avec le temps. Zeker, er is geen twijfel aan of volapük zal blijven bestaan, maar het moet zich blijven ontwikkelen, het moet volmaakter worden, om na verloop van tijd een onberispelijk kunstwerk te mogen heeten.

Volapük, zooals het door de hand van Schleyer aan de menschheid is gegeven, is te vergelijken bij een bronzen standbeeld: de tegenwoordige echte volapükisten, mannen als Kerckhoffs, Runström, Schnepper, Herold en vele anderen, zijn het die met beitel en hamer werken, om de vormen en lijnen van het standbeeld, die bij het gieten gebrekkig zijn aan 't licht gekomen, te verbeteren en te wijzigen; zij zijn het die de doffe plekken door schuren en poetsen glad maken'; zij zijn het die niet moede worden te doen wat zij kunnen, om het kunstwerk te maken tot een prachtstuk.

Volapükan nedänik en De Tijd en met die bladen allen die in het volapük van Schleyer gelooven, zij kunnen gerust zijn: volapük zal niet vergaan en zijn grondslagen niet worden ondermijnd, door hetgeen er aan verbeterd en veranderd mag worden door de bovengenoemde echte objectieve volapükisten; integendeel, zij zijn het juist die met hart en ziel uitroepen: volapük lifomös, flolomös, glofomös! dat is, zooals wij latinisten zeggen: vivat, floreat, crescat volapük!



[ 32 ]

Op een vorige bladzijde hebben wij gesproken over de houding der afdeeling Letterkunde van de Kon. Akademie der Wetenschappen tegenover volapük. De kranten vermeldden in Mei ll. dat het genoemde geleerde lichaam een uitnoodiging had ontvangen van een amerikaansch taalkundig genootschap, ten einde mede te werken tot het opheffen der beletselen, die de verspreiding van volapük nog in den weg staan. Het blijkt mij nu, dat dit krantenbericht zeer onnauwkeurig was, en dat de uitnoodiging van het amerikaansche genootschap iets geheel anders bedoelde. Van den vice-president der Philological Society te Londen heb ik 't laatst van Augustus een opstel ontvangen, hetwelk een geheel ander licht op deze zaak werpt, en dat ik nu kortelijk wensch te bespreken. In dit opstel, den 15 Juni 1888 in de vergadering van de Philological Society voorgelezen, komt de brief voor, die door de American philosophical Society of Philadelphia, U. S., aan all learned bodies, with which this Society is in official relations, is gezonden, en derhalve ook het onderwerp van de beraadslagingen der afdeeling Letterkunde van de Akademie is geweest. Het is bekend dat, volgens de kranten, door het zoo even genoemde geleerde lichaam is besloten zich met die zaak niet te bemoeien: omdat de een volapük niet de moeite waard vond er zich mede op te houden; omdat een ander lid liever latijn, een derde liever engelsch of italiaansch zou willen hebben, enz., doch dit alles hebben wij boven reeds besproken en zullen wij nu maar zeggen: Schwamm d'r über! Het blijkt thans, dat die brief uit Amerika een uitnoodiging bevatte, niet om den weg voor volapük gemakkelijk te maken, maar dat hij de medewerking verzocht van genootschappen en personen, om een taal voor [ 33 ]geleerde en handelszaken te vormen, gegrond op de arysche woordenlijkst en spraakkunst in hun eenvoudigsten vorm, en te dien einde het houden van een internationaal congres voorstelde, welks eerste zitting te Parijs of te Londen zou worden gehouden. Het woord volapük wordt in dezen brief in het geheel niet genoemd, en hoe onze professoren er dus toe gekomen zijn, bij het behandelen van dien brief, met minachting te spreken over volapük, is voor een gewoon mensch niet helder. Trouwens, als wij in het bovengenoemde opstel van den vice-president der Philological Society, Alex. J. Ellis, F. R. S., de geschiedenis van dien brief lezen, wordt het eenigszins begrijpelijk, dat men er aanleiding in vond, ook over volapük een woordje te zeggen. Ziehier wat de genoemde taalkenner zegt;

„De bovengenoemde brief was gegrond op het verslag van een commissie van drie leden, benoemd om de wetenschappelijke waarde van volapük te onderzoeken. Het blijkt dus, dat die commissie niet geroepen was om een plan voor een algemeene taal in 't algemeen te bespreken, maar wel de wetenschappelijke waarde van een bepaald voorstel te behandelen. Die commissie ging dus veel verder dan haar was opgedragen. Na een inleiding, waarin de wenschelijkheid, ja zelfs de noodzakelijkheid van een internationale taal werd aangetoond, vooral met het oog op de thans bestaande babylonische verwarring in de verhandelingen van genootschappen, die door de American philosophical Society werden ontvangen, en dus in 't bijzonder voor geleerde doeleinden, ging de commissie over tot een onderzoek naar de vereischten van een taal, waardig om de aanbeveling van de Society [ 34 ]te verdienen. Vervolgens besprak zij kortelijk, en ongelukkig niet altijd juist, Schleyer's schema van een universeele taal, genaamd volapük, en kwam tot het besluit, dat klaarblijkelijk haar eigen schema en dat van Schleyer met elkander in volkomen tegenspraak waren, zoodat zij volapük niet kon aanbevelen als een taal, geschikt voor de behoeften van modern thought.

Die brief noodigde dus de geleerden uit tot medewerking in het scheppen van een taal voor geleerde en handelsdoeleinden, met de bepaling, dat zij zou worden gegrond op de arysche woordenlijkst en spraakkunst. Deze bepaling sluit dus volapük geheel uit, en bedoelt het vormen van een nieuwe taal, met het doel volapük te benadeelen, en het te verklaren volkomen ongeschikt voor geleerde en handelsdoeleinden. „Maar”, zegt A. J. Ellis, „volapük is het eenige schema, hetwelk zijn aanhangers ooit bij honderdduizenden heeft kunnen tellen. Volledige leerboeken voor volapük zijn uitgegeven in elke europeesche taal, zelfs in het hongaarsch en het turksch; zijn spraakkunst is kortelijk verklaard in twee en twintig talen, en de vierde uitgaaf van zijn woordenboek bevat meer dan 20,000 woorden. Indien ooit een schema van een universeele taal besproken zou worden, zou volapük wel het eerst recht hebben op een onderzoek, in plaats van vooraf te worden uitgesloten. Daarom zal ik dan ook aan het einde van mijn verslag”, zegt Ellis, „voorstellen, dat the Philological Society eerbiedig bedanke voor de uitnoodiging van de American philosophical Society. Immers, die uitnoodiging luidt om deel te nemen aan besprekingen, ten einde een schema te volmaken, 't welk nog niet eens een voor bespreken vatbaren vorm heeft verkregen, doch zeer onbepaald gesteld wordt als te zijn „gegrondvest op een arysche woordenlijst en spraak[ 35 ]kunst”, alsof er zulke dingen bestonden. Een schema moet zijn wel doordacht, wel bepaald en algemeen aangenomen en goedgekeurd, voordat het rijp is om er op een congres over te spreken. In het vorige jaar is te München een voorloopig congres gehouden van voorstanders van volapük, en er is toen ee nakademie gegrondvest, waarvan de uitvinder van volapük, Schleyer, voorzitter en Prof. A. Kerckhoffs, te Parijs, directeur is. Die akademie, thans bestaande uit 27 leden, vertegenwoordigende 15 landen: Belgie, Denemarken, Duitschland, Engeland, Frankrijk, Italie, Nederland, Noord-Amerika, Oostenrijk, Portugal, Roumanie, Rusland, Spanje, Syrie en Zweden, maakt zich gereed een internationaal congres te houden, te Parijs, in het volgende jaar, bij gelegenheid van de algemeene tentoonstelling. Als dan het congres, door de amerikaansche Philosophical Society voorgesteld, ook dáar bijeenkomt, zal het er zeker niet zeer vriendschappelijk toegaan. „In deze omstandigheden” zegt Ellis, „is het, naar mijne meening, een nutteloos verkwisten van tijd en van denkbeelden, deel te nemen aan zulke beraadslagingen als door het amerikaansche genootschap worden geopperd.”

Het zou ons hier te ver voeren, als ik Ellis verder volgde in zijn overige beschouwingen over de andere zoogenoemde wereldtalen, die sedert de geboorte van volapük als paddestoelen zijn opgeschoten; over de onmogelijkheid om een doode of een levende taal tot wereldtaal te verheffen; over het vormen van nieuwe wortels der woorden; over het oordel van de amerikaansche commissie over volapük van Schleyer en over spelin van Bauer; over Schleyer's beginselen van volapük, en vele andere belangrijke zaken meer; misschien kom ik later op dit alles terug. [ 36 ]Na al die zoo belangrijke onderwerpen uitvoerig en grondig besproken te hebben, geeft de engelsche geleerde de redenen op, waarom hij voorstelt de uitnoodiging van de American philosophical Society niet aan te nemen; zij zijn dezen:

Vooreerst, omdat het onderwerp niet geschikt is op een congres te worden behandeld, zelfs niet al werd een volledig programma ter bespreking voorgesteld.

Ten tweede, omdat de uitnoodiging eenzijdig is, en het in geenen deele helder uit het verslag blijkt, wat bedoeld wordt met „de arysche woordenlijst en spraakkunst in hun eenvoudigsten vorm;” ook is het in 't geheel niet duidelijk, a priori, dat een arysche grondslag wenschelijk is, en dit zou eerst uitgemaakt en aangenomen moeten worden.

Ten derde, omdat er reeds een universeele taal bestaand: volapük, 't welk een groote menigte aanhangers in alle deelen der wereld heeft en volkomen ontwikkeld is in zijn spraakkunst en woordenlijst, doch geheel gevormd is zonder eenige betrekking tot het aryismus.

Ten vierde, omdat de geheele waarde van een universeele taal bestaat in het feit, dat zij algemeen is aangenomen, terwijl een poging om een tegenovergesteld schema te vormen, met behulp van alle geleerde genootschappen, op een onmogelijken grondslag, al was zulks mogelijk, den vooruitgang van volapük zou tegenhouden of zou schaden.

Ik neem dus de vrijheid de volgende motie voor te stellen:

Dat onze secretaris, Dr. Furnivall, beleefdelijk worde verzocht de uitnoodiging van de American philosophical Society te beantwoorden, en te zeggen dat de Philological Society van Londen, na de uitnoodiging en de daarbij gezondene verslagen ernstig te hebben overwogen, be[ 37 ]sloten heeft in deze zaak niet mede te doen. (to take no action in the matter).

Deze motie werd ondersteund door Prof. Rieu, Dr. Furnivall en den voorzitter Mr. H. Bradley, en werd met algemeene stemmen aangenomen, terwijl besloten werd het verslag van den vice-president in extenso te drukken en te verspreiden.

En eindelijk, in zijn conclusion, zegt Ellis: „Een zorgvuldig onderzoek van volapük leidt mij tot het besluit, dat het wel geschikt is voor het doel waartoe het bestemd is, en dat het zeer schrander is gevormd. Volapük alleen heeft tegenwoordig the ear of the public en is in het bezit van een krachtige organisatie; de meer dan 1,200,000 tegenwoordige beoefenaars van volapük zijn volijverig om het te doen vooruitgaan, en te maken dat het wordt wat zijn naam te kennen geeft: de taal der wereld, volapük. Volapük heeft dus de grootste aanspraak op onze aandacht, en allen, die het tot stand komen verlagen van dit „phantoom van een algemeene taal,” dat zoovelen voor den geest heeft gezweefd sedert de dagen van den Toren van Babel, moeten, dunkt mij, hun stem voegen bij de vele duizenden, die met geestdrift uitroepen: volapük lifomös! lang leve volapük!”



Sedert volapük in de wereld is, leest men gedurig in de kranten over nieuwe wereldtalen, onder de namen van Kosmos, Lingua, Pasilingua, Nal Bino, Spelin, enz. Zoo dikwijls leest men zelfs zulke berichten, dat het Handelsblad daaruit aanleiding nam on te beweren, dat weldra elk land, behalve zijne eigene taal, ook [ 38 ]nog een wereldtaal zou bezitten; en dat De Tijd zei, dat er, door al die wereldtalen, de klad zou komen in volapük, gelijk de vele winkels van gemaakte kleeren de klad hadden gebracht in den handel in die dingen. Beide kranten gaan daarbij uit van het denkbeeld, alsof die nieuw geboren talen werkelijk concurrenten zouden kunen zijn van volapük. Het lijkt er niet maar! Evenmin als de paddestoelen, die aan den voet van een jongen eikeboom opschieten, concurrenten zijn of schade kunnen doen aan dien boom, even weinig heeft volapük te vreezen van die Linguas en Pasilinguas. Om dit te bewijzen, willen wij nu kortelijk zien, hoe het met de voormalige en hedendaagsche would-be-wereldtalen is gegaan: ik doe het vooral om de vele volapükans nedänik, die misschien geschrokken zijn door die uitingen van Handelsbald en De Tijd, een hart onder den riem steken.

Leibnitz (1646-1716) is, zoo ver bekend is, de eerste, die getracht heeft een wereldtaal te maken. In zijn werk, getiteld: De arte combinatoria, ontwikkelt hij zijn denkbeelden om de menschheid in zoo verre te vereenigen, dat iedereen zich door bepaalde teekens verstaanbaar kan maken. Dat het hem niet is gelukt, behoeven wij niet te zeggen. Doch het denkbeeld van een wereldtaal was door die proeve van Leibnitz geboren, en in de volgende eeuwen werden er, in onderscheidene landen van Europa, vóor en na, wel vijftig andere wereldtalen geschapen, doch die allen reeds bij hun geboorte de kiem des doods in zich droegen, daar alle systemen te samengesteld, te onpraktisch waren, en dus misschien voor enkele geleerden, maar geenszins voor het groote publiek geschikt. Het zou de moeite niet loonen hier wijdloopig over al die nu vergeten wereldtalen te spreken; slechts de namen der voor[ 39 ]naamste uitvinders mogen hier een plaatsje vinden. In de 17e eeuw: Leibnitz, Descartes, Becker, Wilkins; in de 18de eeuw: Berger, De Cornel, Vater, De Marmieux, Budef, Chambers, Sicard; in de 19e eeuw: Näther, Niethammer, Stein, Sinibaldo, de Mas, Parat, Moses Paic, Gablenz, Pizo, Sudre, Ochando, Holmar, Caumont, Lambert, Letellier, Steiner Backmeier, Einstein, Bauer, en eindelijk Schleyer, die in de lente van 1879 zijn volapük aan de wereld schonk.

Niet lang was volapük in de wereld of weldra kwamen er naäpers. Een van de eersten was P. Steiner, die in 1885 een wereldtaal verkondigde, onder den naam van Pasilingua. Laat ons eens zien in hoe ver die Pasilingua een concurrent van volapük kan zijn. Ik heb de moeite genomen die pasilingua te bestudeeren, en mij is gebleken, dat Steiner een neutrale grammatica wil scheppen, een grammatica, waarin elk volk zijn eigene woorden vindt, doch eindigende in door hem bepaalde uitgangen. Om nauwkeurig te spreken: woorden uit elke taal juist niet, maar wel de stammen der woorden en daaraan de Steinersche uitgangen. Bij voorbeeld: als een Duitscher een brief wil schrijven aan een Franschman, neemt hij een duitsch-fransch woordenboek; zoekt het fransche woord op; neemt den stam daarva, en hagt er een Steinerschen uitgang aan; de Franschman behoeft dan slechts die uigangen te kennen, en hij verstaat wat de Duitscher hem in dat Steinersche fransch zegt. Een Nederlander, die aan een Rus of een Griek wil schrijven, moet eveneens eerst de russische of grieksche stammen der woorden opzoeken, er de neutrale uitgangen aan hangen, en ... klaar is hij! Ja wel, mits hij eerst russisch of grieksch heeft geleerd, en wel zoo veel om de stammen der woorden te kunnen onderscheiden. En zo met Engel[ 40 ]schen, Zweden, Italianen, Chineezen, ja met de geheele wereld. Doch het spreekwoord zegt te recht: „leeringen wekken, maar voorbeelden trekken“; laten wij daarom een paar voorbeelden geven. Wij nemen hiertoe uit Steiner's werk de volgende zinsnede en voorbeelden over, waarbij de woordstammen en de Steinersche uitgangen door verschillende drukletters duidelijk zijn gemaakt. Steiner zegt:

„Wij gaan nu tot eenige praktische proeven in verschillende talen over. Ik geef daartoe een gedeelte van het allervolmaaktste gebed, zonder te vreezen, dat men mij het misbruiken van den heiligen tekst zal verwijten; want ook pasilingua heeft de strekking om elkander te verstaan, om de verchristelijking, de liefde tot vrede en de verbroedering der menschen te bevorderen. Vooraf herinner ik nog, dat de uitgang o'het mannelijke, e het vrouwelijke, en a en u het onzijdige of zakelijke geslacht aanduiden; dat s het teeken van het meervoud is; dat de verbuiging door de uitgangen de, bi, n gevormd wordt; dat er (zijn) met de nevenvormen ar, ir en or de grondslagen der vervoegingen vormen; dat de persoonlijke voornaamwoorden zijn: mi, ik; , gij; il, hij; el, zij; al, het; en dat to, te, ta de lidwoorden: de (mann.), de (vrouw.) en het (onzijd.) beteekenen.“

Het engelsche Onze Vader in pasilingua:

Fathero miso quo er in heavena; hallowore nama tüa; kingdoma tüa comire; williu tüa donore sür eartha uti in heavena; givare misbi misan dailyan breadan; kai forgivare misbi misas debtas, uti mis forgivar tasce misosbi debtorobsi etc. [ 41 ]

Het fransche Onze Vader in pasilingua:

Pero miso quo er cielain; noma tüa sanctifiore; tüa regna arrivire: kai voluntia tüa fairore sür ta terra uti in ciela; donnare misbi misan painas omnade jourade; pardonnare misas offensas, uti mie pardonnar tasce illosbi, quos mis offensafar, etc.

Zooals dus de Rus het engelsche of de Duitscher het fransche Onze Vader zou moeten schrijven, namelijk met engelsche of fransche woorden en pasilinguistische uitgangen, zou ook een Franschman of een Zweed het hollandsch moeten schrijven: hij zou namelijk een hollandsch woordenboek moeten nemen, daaruit de stammen der hollandsche woorden zoeken en er de uitgangen van Steiner's pasilingua aanhangen. Laat ons eens zien, hoe het hollandsche Onze Vader er in pasilingua zou uitzien:

Vadero miso quo er in hemela; tüu naama heiligore; tüa koningrijka komere; tüa williu schiedere sür aarda uti in hemela; geefe misbi misan broodan dagelijkan; kai vergevare misbi misas schuldas, uti mis vergevar tasce misosbi schuldenarosbi, etc.

Lieve lezer, wat dunkt u van zulk een wereldtaal? Ik stel mij voor, dat gij een Nederlander of een Deen of een Chinees of en Rus zijt, en behoefte gevoelt aan een wereldtaal, omdat gij geen andere taal kent dan uw moedertaal. Om pasilingua te leeren, moet gij vooraf latijn, grieksch, duitsch, russisch en nog veel andere talen kennen, en dan nog zult gij niet eens verstaan het volgende versje, waarvan Steiner zegt: „das nach unserer Meinung einem Engländer, einem Deutschen [ 42 ]und einem Franzosen, oder vielmehr allen Germanen und Romanen bis auf sehr weniges gleich verständlich sein soll, sofern er die Grammatik kennt, und selbst wenn er sie noch nicht kent.” Hier is het:

LORELEY
van H. Heine.

Mi ignorar, quan signifare,
quod era mi ita tristo,
quod wortas de una legenda
non quittar min sensis sorro.

Het duitsch van Heine is zoo algemeen bekend, dat ik het hier niet behoef te geven: Ich weiss nicht was soll es bedeuten, enz. Wie niet wist dat dit een vertaling in pasilingua is, zou haast denken, dat het italiaansch of latijn of roemaansch was: op duitsch of deensch of een anderen germaanschen taaltak lijkt het, met uitzondering van het eene woord wortas, al bijzonder weinig. Wij nemen maar afscheid van die wereldtaal van Steiner, waarvan een bevoegd beoordeelaar zegt: „Sie setzt die Kenntnis von mindestens vier bis fünf Sprachen voraus, während Volapük nur die Kenntnis der Muttersprache voraussetzt.” In elk geval, een concurrent van volapük wordt pasilingua nooit!

Later misschien een woordje over andere zoogenoemde concurrenten van volapük, Lingvo, Kosmos, Nal bino, Spelin, enz.


[ 43 ]Een van de hoofdredenen, waarop de bewering steunt, dat volapük eenmaal de internationale taal der geheele wereld zal worden, is deze, dat die taal zoo gemakkelijk te leeren is. Ja, men kan zeggen, zij is zelfs bespottelijk licht te leeren. Men behoeft niet de gaaf om vlug een taal te leeren, te bezitten - wie slechts een weinig geheugen en oordeel heeft, leert volapük in eenige uren. Ik spreek bij ondervinding. Zes uren had ik besteed aan het bestudeeren van Schleyer's Grammatik der Universalsprache, toen ik mij in staat gevoelde, niet slechts om eenige opstellen over volapük te schrijven in het Volapükabled, maar ook om iets in volapük te doen, wat ik niet kon doen in het nederlandsch, mijn moedertaal, of in een andere taal, namelijk: een vers vertalen op rijm en in de maat. In het genoemde maandblad 1884 no. 7 kan men mijne vertaling in volapük lezen van het eerste couplet van het fransche volkslied. Een jongen van 11 jaar te Arnhem heeft in vijf uren zoo goed volapük geleerd, dat hij briefkaarten in die taal heeft geschreven, en dezen gezonden aan vele beoefenaars van volapük in Frankrijk, Engeland, Duitschland en zelfs in Syrie, en overal heeft men zijn daarin gedaan verzoek begrepen en er aan beantwoord. Een van de eerste beoefenaars van volapük in ons land van een man van 84 jaar, de heer L., te Rotterdam: in een der eerste nummers van het Volapükabled vindt men een onberispelijk gestyleerd opstel van zijn hand. Eene dienstbode uit Noord-Brabant zendt een opstel over Jeanne D'arc, in volapük, ter beantwoording van een prijsvraag, uitgeschreven door de Association française pour la propagation du volapük, en dit opstel wordt met een medaille bekroond. Prof. Schnepper, te München, schrijft in de Bayerische Verkehrblätter van April 1887, dat een envoudige wever [ 44 ]hem een brief in volapük heeft geschreven, betreffende het Cogabled, en zegt: dieser Mann schreibt volapük ganz gut. Ook een baanwachter, dus zeker een man, die slechts weinig gewoon schoolonderwijs heeft genoten, beherrscht volapük ebenfalls vollständig.

Laat mij kortelijk aantoonen waarom volapük zoo gemakkelijk te leeren is.

Een hoofdregel van volapük is: „er zijn geen uitzonderingen.” Door dit streng volgehouden beginsel worden zeer vele moeilijkheden weggenomen. In volapük worden regelen gesteld, niet om daarna zoo en zoo veel uitzonderingen te moeten onthouden, neen, als de regel eenmaal gesteld is, geldt hij overal en altijd.

Volapük heeft slechts éen verbuiging en slechts éen vervoeging, en beiden zijn zoo eenvoudig mogelijk: beiden zijn gegrond op het gebruik maken van de klinkers. Om een zelfstandig naamwoord te verbuigen, voegt men slechts de klinkletters a, e, i, bij het stamwoord, en in het meervoud bovendien nog, als standvastig meervoudteeken, een s, en men heeft de heele deklinatie. Nemen wij tot een voorbeeld het woord flen, de vriend.

Enkelvoud.
1ste naamv.    flen,   de vriend.
2de    " flenA, van den vriend.
3de    " flenE, aan den vriend.
4de    " flenI, den vriend.
Meervoud.
1ste naamv.    flenS,   de vrienden.
2de    " flenAS, van de vrienden.
3de    " flenES, aan de vrienden.
4de    " flenIS, den vrienden.

Zóó worden alle worden verbogen, zelfstandige naamwoorden, bijvoegelijke naamwoorden, voornaam[ 45 ]woorden, in éen woord, alle voor verbuiging vatbare woorden. En die verbuiging leert men in één minuut!

Even gemakkelijk is de vervoeging der werkwooren. Om de tijden aan te duiden, worden de klinkletters a, e, i, o, u voor aan het stamwoord gehecht, en om de personen, die handelen, aan te duiden, worden de persoonlijke voornaamwoorden er achter aangehecht - ziedaar de heele conjugatie.

Tot voorbeeld neem ik het zelfde woord pük, taal, spraak, waarover ik boven reeds heb gesproken. Ik heb toen gezegd, dat men een werkwoord maakt door ön te hechten aan het zelfstandig naamwoord; dus: pükön, spreken. De persoonlijke voornaamwoorden zijn: ob, ik; ol, gij; om, hij; obs, wij; ols, gij; oms zij. Zie hier nu een schema van alle conjugatiën in volapük:

Tegenw. tijd, pükOB,    ik spreek,
pükOL, gij spreekt,
pükOM, hij spreekt,
pükOBS, wij spreken,
pükOLS, gij spreekt,
pükOMS, zij spreken.
Onvolm. verl. tijd, Äpükob, äpükol, etc. ik sprak; gij spraakt, enz.
Volm. verl. tijd, Epükob, epükol, etc. ik heb gesproken; gij hebt gesproken, enz.
Meer dan volm. verl. tijd, Ipükob, ipükol, etc. ik had gesproken; gij hadt gesproken, enz.
Toekomende tijd, Opükob, opükol, etc. ik zal spreken; gij zult spreken, enz.
Volmaakt toek. tijd, Upükob, upükol, etc. ik zal hebben gesproken; gij zult hebben gesproken, enz.
[ 46 ]Even gemakkelijk maakt men den lijdenden vorm, het passivum, der werkwoorden. Deze onderscheidt zich van den bedrijvenden vorm, het activum, slechts hierdoor, dat men een p plaatst vóor de klinkers, die de tijden aangeven, a, ä, e, i, o, u. Tot voorbeeld hier het woord selön, verkoopen, van sel, verkoop en ön.
PAselob, ik word verkocht,
selob, ik werd verkocht,
PEselob, ik ben verkocht geworden,
PIselob, ik was verkocht geworden,
POselob, ik zal verkocht worden,
PUselob, ik zal verkocht geworden zijn.

Ziedaar de heele conjugatie van alle werkwoorden in bedrijvenden en in lijdenden vorm, en deze leert men in 10 minuten! En als dit zoo is, zou men dan niet willen gelooven, dat men, door zich eenige uren, 8 of 10, te oefenen in volapük, volkomen in staat is volapük te schrijven en te lezen? Zeker! Doch men zal zeggen: het woorden leeren moet toch ook gebeuren; hoe veel tijd is er wel nodig om de 20,000 woorden van Schleyer's Wörterbuch van buiten te leeren! Natuurlijk, wie slechts gedurende 8 of 10 uren zijn volapük-grammaire heeft bestudeerd, moet vlijtig gebruik maken van de dictionnaire, als hij een opstel in volapük wil schrijven; doch indien hij eenmaal een woord heeft opgezocht en het van buiten kent, kent hij meteen ook ehet groote getal van woorden, waarin dat grondwoord een rol speelt. In een vorig opstel heb ik reeds aangetoond, welk een uitgestrekt gebruik er gemaakt wordt van het woord pük, namelijk door het met andere woorden te verbinden, maar vooral door de vast bepaalde voor- en achtervoegsels, die aan dat woord zoo veel verschillende beteekenissen geven. Over die schrander bedachte voor- en achter[ 47 ]voegsels in volapük, wensch ik op een volgende bladzijde te spreken.

Een phrase uit een brief van Dr. F. Bollinger, M. A. headmaster of Brixton High School, S. W: om aan te toonen, dat ook deze geleerde het gemakkelijk aanleeren van volapük bij ondervinding heeft.

Speaking as a professor of languages, I may say that Volapük was brought to my notice a short time ago, and that I mastered the grammar of the system in ten minutes; that I am thoroughly convinced of the immense benefits that will accrue, and that volapük only requires to be better known to be appreciated, and, moreover adopted, as the readiest means of the union of the universe, and as the LANGUAGE OF THE FUTURE.



Het is een merkwaardig feit, dat volapük slechts in twee gedeelten der wereld vijanden kent, namelijk in Amerika en in Nederland, terwijl overal elders de voormalige tegenstanders van volapük reeds ijverige voorstanders zijn geworden. Schleyer schrijft in het Volapükabled zenodik no. 92 het volgende: „Als zekere tegenstanders van volapük in Amerika en Nederland met verachting spreken over volapük, zonder dat zij deze taal hebben onderzocht, gevoelen ook wij slechts verachting voor hen. Want rechtvaardige mannen onderzoeken een ding onpartijdig en zonder nijd, vóor dat zij er over oordeelen. Allen, die volapük eerlijk hebben onderzocht, zijn er vrienden van geworden. En het oordeel van den grooten taalkundige Max Müller, [ 48 ]te Oxford[1], over volapük, is ons en allen eerlijken mannen meer waard dan de onrechtvaardige vitterij van nijdige mannen in Amerika en Nederland, hoe groot hun trots en hun opsnijderij ook mogen zijn.“ Wat de oorzak mag wezen van die verachting van volapük door sommige geleerden in Nederland, verklaar ik niet te kunnen begrijpen. Zou het zijn: spijt, dat zij niet de uitvinders konden zijn van een wereldtaal; zou het zijn: nijd, over de uitvinding van een eenvoudig dorpspastoor; zou het zijn: jaloerschheid, op den roem van een ander?

Doch niet alle tegenstanders van volapük zijn spijtig, nijdig of jaloersch, - er zijn er ook, die volapük eerlijk hebben bestudeerd, en nu met hunne opmerkingen en bezwaren voor den dag komen.

Een van die eerlijke tegenstanders van volapük is waarschijnlijk een italiaansch geleerde, ofschoon zijn geschrift in het fransch is geschreven; hij schrijft onder het pseudoniem NNag.

Ik meen den lezer van dit boekje aangenaam te zijn, door hier eenige zinsneden uit het bedoelde geschrift te vertalen. Eerlijke pessimisten verdienen meer achting, dan vooringenomen optimisten, in elk geval meer dan bevooroordeelde verachters. NNag zegt:

„Waarom zou men niet een der hedendaagsche talen als internationale taal aanemen? Volgens Prof. Kerckhoffs zijn er twee motieven, die zich tegen zulk een aaneming verzetten: de nationale ijverzucht en de moeielijkheden van allerlei aard, die de studie van elk [ 49 ]hedendaagsch idioom aanbiedt. Doch er is meer. Iedereen heeft een zeer groote neiging om te gelooven, dat zijn taal de schoonste van allen is. Dit is te begrijpen, wat het algemeen betreft. Maar er zijn ook geleerden, die éen of meer vreemde talen verstaan, die vervuld zijn van het vooroordeel, dat hun taal voortreffelijker is dan alle anderen. Zouden zij, als 't niet anders kon, er in toestemmen, dat een der hedendaagsche talen door het lot werd aangewezen om de internationale taal te worden? Wel, zij zouden zelfs de onpartijdigheid van zulk een loterij betwijfelen.

Slechts ten deele zou men de nationale ijverzucht ontwijken, door een doode taal als internationale aan te nemen, zooals ook al is voorgeslagen. Maar dan: waarom zijn de doode talen dood? Uit gebrek aan levenskracht of door uitwendige oorzaken? Behalve de haar eigen moeielijkheden, grooter misschien dan die van vele hedendaagsche talen, zouden zij zich in 't geheel niet of zeer gebrekkig leenen - daar zij, om zoo te zeggen, gefossiliseerd zijn - tot de wijzigingen, die noodig zijn om hen te buigen naar de behoeften van den stoffelijken en geestelijken vooruitgang, die zoo oneiding ver het punt overschrijdt, waar men die talen heeft laten staan.

De eenige practische oplossing dus is: het vormen van een kunstmatige taal, een strikte, strenge navolging van de hedendaagsche talen, die, ondanks hare grove fouten, welke men moet vermijden, toch bij slot van rekening het resultaat van de behoefte en de ondervinding zijn.

Nu, heeft de uitvinder van volapük waarlijk de nationale jaloeziën ontzien? Uit het noorden afkomstig zijnde, heeft hij een sterk sprekende voorkeur voor de noordsche talen, waaruit hij groote grepen doet. Vol[ 50 ]gens Kerckhoffs verdienen slechts het fransch, het engelsch, het duitsch en het russisch voor modellen te worden genomen. Alle overige talen zijn buiten gesloten.

Als een taal, gemaakt door een beschaafde natie en in welke de waarneming, de wetenschap en de ondervinding van zoo veel generatiën is opgenomen, niet veel kans zou hebben om te worden aangenomen, zal men dan een taal aannemen, gemaakt door een enkel mensch? Men zal zeggen: volapük is reeds zeer verspreid. Welnu, dit bewijst dat zijn uitvinder den spijker op den kop heeft geslagen, en dat een kunstmatige taal het vraagstuk kan en moet oplossen. Maar zal volapük uitsluitend en algemeen worden aangenomen? Ik weet het niet; ik weet slechts, dat, wat er ook gebeure, het gelukkige initiatief van den uitvinder resultaten zal hebben.

Zonder nieuwigheden is er geen vooruitgang denkbaar, en desniettemin hebben nieuwigheden en uitvinders van nieuwigheden altijd vijanden gehad. Dit is een bekende zaak, doch die hier niet behoeft verklaard te worden. Om die vijandschap te voorkomen - niet volkomen, want dat zou onmogelijk zijn, maar zoo veel mogelijk - dunkt mij, dat het beste middel zou zijn, iedereen, die wilde en er lust toe had, te laten medewerken tot het vormen van een kunstmatige taal. Een andere oplossing ken ik niet.

Men heeft beweerd, dat een algemeene taal een onmogelijkheid is, en dit is waar, indien men daaronder verstaat een taal die de bestaande talen kan onderdrukken. Zoo iets zou inderdaad en practische ongerijmdheid zijn. Doch dit is de vraag niet. Men moet een kunstmatige taal hebben, die voor de internationale betrekkingen worde wat het latijn geweest is in den [ 51 ]romeinschen tijd, wat het later geweest is voor de geleerden van alle landen, en wat het nog is voor de katholieke geestelijkheid bij zeer vele volken ;een kunstmatige taal, die worde wat het fransch is voor de diplomatie en meer nog; een kunstmatige taal, die worde wat elke nationale taal is voor haar idiomen, haar dialecten en haar patois, die allen medegewerkt hebben om haar te vormen.

De behoefte aan zulk een internationale taal wordt tegenwoordig meer dan ooit gevoeld. De uitvinder van volapük heeft bewezen, dat zij mogelijk en te maken is. De vraag is nu: hoe zal zij zoo goed mogelijk gemaakt worden?

Overigens, of er een internationale taal gemaakt worde of niet, zij zal er toch komen. De zoogenoemde nationale talen zijn niets anders als echte, interprovinciale talen voor de provinciën van een zelfde natie. Een van de provinciale dialecten heeft zich verheven tot de eer van een nationale taal, door de activiteit, vooral de intellectueele, van de bewoners dier provincie, en zij handhaaft zich als zoodanig, omdat de andere dialecten haar blijven voeden. Zóó zal het vroeg of laat ook eens gaan met de nationale talen. Zal een van allen de baas worden? Zullen zij ineensmelten? Ik weet er niets van. Maar dit weet ik wel, dat elke taal zich reeds heeft toegeëigend en zich voortdurend toeëigent: min of meer gelukkige uitdrukkingen en wendingen van andere talen, tot wanhoop en ergenis der puristen, die evenwel deze langzame ineensmelting der idiomen niet kunnen verhinderen, zooals bewezen wordt door de vele in alle tallen bestaande Woordentolken of Dictionnaires voor vreemde of verkeerde woorden en uitdrukkingen: en wanhoop en ergernis, die wel te verontschuldigen zijn, daar de puristen zeer goed inzien, [ 52 ]dat er zoodoende eenmaal een vormloos amalgama zal ontstaan. En dit nu zal men slechts kunnen voorkomen, door een taal te maken, die waarlijk logisch en één is in hare wendingen en procédés, en daardoor duidelijk, helder en gemakkelijk te leeren is.“

EN DAT IS VOLAPÜK!




Op een vorige bladzijde heb ik aangetoond hoe gemakkelijk men volapük kan leren, daar men in éen minuut alle verbuigingen en in tien minuten alle vervoegingen kan kennen. Ik wensch in dit opstelletje aan te toonen, welk een korte, krachtige, handige taal volapük is, en hoe volapük een zeggenskracht en bondigheid bezit, die ten gevolge hebben, dat men tijd, geld en ruimte bespaart, door in die taal te schrijven en vooral te telegrafeeren. Immers, niet zelden kan men met éen woord volapük zeggen, waartoe men in andere talen zes of acht woorden noodig heeft. Bij voorbeeld: het volapükwoord puiselos zegt in onze taal; het zal op den duur verkocht geworden zijn. Ziehier hoe: p = het teeken van den lijdenden vorm der werkwoorden; u = het teeken van den futurum exactum; i = het teeken van den aoristus; sel = verkoop, stamwoord van het werkwoord selön, verkoopen; os = zakelijk voornaamwoord. Nog een voorbeeld: pailestimolös, in 't nederduitsch: gij, die bij voortduring hoog vereerd moggt worden. Ziehier de ontleding van dit eene woord pailestimolös: p = het teeken van den passieven vorm der werkwoorden; a = het teeken [ 53 ]van den tegenwoordigen tijd der onbepaalde wijs; i = het teeken van de voortduring der handeling, van den aorisutus; le = het teeken of partikel, waardoor de waarde van een begrip wordt verhoogd of vergroot; stim = eer, stamwoord van het werkwoord stimön, eeren, vereeren; derhalve lestimön, hoog vereeren; ol = persoonlijk voornaamwoord, tweede persoon enkelvoud; ös = het teeken van de optativus of wenschenden vorm.

Nu moet men niet meenen, dat elk volapükwoord zes of acht woorden duitsch, fransch, nederlandsch enz. vertegenwoordigt. Enkelvoudige woorden, zelfstandige naamwoorden, werkwoorden, voornaamwoorden enz. beantwoorden in volapük aan gelijke enkelvoudige woorden in andere talen; slechts in samenstellingen, in combinatiën van begrippen, vertoont volapük zijn onovertroffene kortheid, zeggenskracht en bondigheid. Heeft men derhalve een zinsnede, waarin, behalve enkelvoudige woorden, vele samenstellingen voorkomen, dan zal daaruit volgen, dat volapük met minder woorden het zelfde zegt, wartoe meer woorden noodig zijn in andere talen. Ik heb getracht dit te bewijzen, door een kleine taalstudie, die ik aan velen mijner volapükvrinden heb aangeboden: ik heb namelijk een brief in volapük in acht talen vertaald, om daardoor het bewijs te leveren van de zeggenskracht, la force de dire, van volapük. De brief in volapük is opgesteld door Prof. A. Kerckhoffs, te Parijs, en heeft gediend als een opstel ter vertaling in andere talen, als prijsvraag voor den jaarlijkschen wedstrijd van de fransche volapükvereeniging te Parijs, in April l.l. Die brief nu bestaat uit 83 woorden volapük, en door mijn vertalingen heb ik bewezen, dat men, om precies het zelfde te zeggen, noodig heeft: [ 54 ]

in het maleisch 103 woorden, dus 20 meer.
,, ,, deensch 113    ,, ,, 30  ,,
,, ,, nederlandsch   117    ,, ,, 34  ,,
,, ,, duitsch 122    ,, ,, 39  ,,
,, ,, friesch 130    ,, ,, 47  ,,
,, ,, fransch 133    ,, ,, 50  ,,
,, ,, engelsch 134    ,, ,, 51  ,,
,, ,, spaansch 135    ,, ,, 52  ,,


Ziedaar zeker het beste bewijs van sagavalüd volapüka!

Lieve lezer! dat woord sagavalüd vindt gij niet in uw dictionnaire, uw vödasbuk volapüka. 't Is een woord, dat ik gevormd heb uit twee anderen, vereenigd door het teken van den genitivus (a); een woordvorming, die een van de voortreffelijke eigenschappen van volapük is. Sag = het zegen, de rede; saga = van het zeggen; valüd = de kracht; sagavalüd = van het zeggen de kracht, dus: de zeggenskracht. Op die wijze maakt iedereen zooveel woorden als hij wil in volapük, mits hij niet uit het oog verlieze, dat een van de grondregels bij die woordvorming is: logisch denken.

Om een klein bewijs te geven van het genoegen, dat de beoefening van volapük schenkt, kom ik nog even op de boven aangehaalde vertalingen terug. Onder de vele goede vrienden en vriendinnen, door geheel Europa verspreid, die een briefwisseling in volapük mij heeft verschaft, mag ik wel in de eerste plaats twee russische dames noemen; hare vrindelijke en tevens zoo degelijke brieven te ontvangen, is mij telkens een groot genoegen. Het spreekt wel van zelf, dat ik ook aan die dames te St. Petersburg mijn boven vermelde vertaalde brieve heb gezonden. Eene daarvan is nu zoo vriendelijk geweest, mij een vertaling in het russisch, van den origineelen volapükbrief, te zenden, en daaruit [ 55 ]blijkt het, dat het russisch bijna even kort en bondig is als volapük, daar er in het russisch slechts 89 woorden nodig zijn, om het zelfde te zeggen wat volapük doet met 83 woorden.




In een vorig opstel heb ik getracht aan te toonen, hoe gemakkelijk het is volapük te leeren, en daartoe als voorbeeld een jongen te Arnhem aangehaald, die vijf uren les had gehad in volapük, en toen reeds in staat was briefkaarten in die taal te schrijven. In het Volapükabled tälik, No. 4, vinden wij melding gemaakt van: una prova irrefutabile della facilità con cui può impararsi il volapük.

Het is een brief, geschreven door een leerling uit de hoogste klasse van het gymnasium te Oneglia, die slechts éen dag een grammaire voor volapük had bestudeerd, en luidt aldus:

Oneglia, 1888, kilul, 25id.
Obik löfik blod,
Ädelo estudob buki olik: Metodo per imparare in sei ore la lingua universale Volapük, e adelo penob ati penedi obik. Begob oli potön obe vödasbuki volapüka, bi kanob-la sevön beno volapüki. Nog begob oli dunön obe sevön pükapökis, kelis binoms in at obik pened. Spelob das ovilol obe penön. Valiks glidoms oli. Lensumolös glidis oba.
Olik blod
A. GIUSEPPE
[ 56 ]Ziehier dien brief zooals de schrijver hem in zijn moedertaal heeft gedacht:
Oneglia, 25 Maggio 1888.
Mio caro fratello,

Ieri ho studiato il tuo libro: Metodo per imparare in sei ore la lingua universale Volapük, e oggi scrivo questa mia lettera. Ti prego spedirmi un dizionario di volapük perchè io possa conoscere bene il volapük. Ancora ti prego farmi conoscere gli errori di lingua che sono in questa mia lettera. Spero che mi vorrai scrivere. Tutti ti salutano. Accetta i miei saluti.

Tuo fratello
A. GIUSEPPE.

Voor wie volapük kent, blijkt het uit dezen brief, dat de jonge schrijver nog eenige fouten maakt, vooral gevolgen van een woordelijke vertaling, of liever: omdat hij denkt in 't italiaansch; b.v. in plaats van obik löfik blod had hij moeten schrijven: O blod löfik oba; in plaats van penob ati penedi obik, moest het zijn: penob penedi at obik; doch niettegenstaande die kleine fouten, die hij zeker wel zal afleeren, bewijst deze italiaansche jongen, dat men, door éen dag volapük te studeeren, reeds in staat is een brief te schrijven, die volkomen verstaan wordt door de omstreeks twee millioen volapükisten, die in Schleyers schoone uitvinding een zegen zien voor de menschheid.



[ 57 ]

Boven heb ik aangetoond, dat de taal niet is een zoogenoemd organismus, dat is: iets zelfstandigs, iets onafhankelijks van iets anders, maar eenvoudig is een uitvloeisel, een product, van den menschelijken geest en van de menschelijke spraakorganen. Als nu de taal gemaakt was door de uitnemendste geesten, door denkers, die met bewustzijn en op logische grondslagen de taal hadden uitgedacht en voortduren verbeterd en volmaakter gemaakt; als de taal het product was van een Socrates, een Descartes, een Spinoza, een Schopenhauer, een Comte, een Mezzofanti....... zekerlijk, wij zouden thans een taal hebben, waarmede men alle denkbeelden en begrippen bepaald en stellig en door de eenvoudigste en consequent gebruikte middelen zou kunnen uitdrukken en aan anderen mededeelen. Maar Fricke zegt te recht: „Alle talen zijn, vergeleken met het ideaal der taal, uiterst onbeholpen werktuigen om de wereld der menschelijke gedachten uit te drukken, en zij zullen het blijven, zoo lang de talen door den geesteloozen Usus alleen geschapen en geregeerd worden.” Usus, gebruik, gewoonte, zoo noemt Fricke het; onze nederlandsche taalkundigen noemen het de spraakmakende gemeente, en voor niet weinigen onder hen is die spraakmakende gemeente een soort van orakel, waarnaar zij luisteren, alsof in zijne uitspraken de hoogste taalwijsheid was opgesloten. Er zijn zelfs taalbeoefenaars, die boeken schrijven over baker- en kindermeid-rijmpjes; die met zorg de zinlooze liedjes opschrijven, door kwâjongens langs de deuren gegild op Sinte Maarten en Sint Niklaas; die met innig welgevallen opteekenen, als een soldaat, in plaats van: ga heen! kom, poets'm! of een matroos: allo snij er uit! of een policiediender: [ 58 ]ga jij der sakkerjuus van door! En zulke uitdrukkingen van de spraakmakende gemeente trachten die geleerden dan te doen voorkomen als reine uitingen van den geest der taal! Daarom zegt Tylor dan ook te recht: „De taal der beschaafden is niets anders als de taal der wilden, in haar wezen min of meer verbeterd, in haar woordenschat vrij wat uitgebreid, in de beteekenis der woorden meer bepaald; maar zij is een dier velden van geestelijke werkzaamheid, waarop wij nog slechts weinig boven den staat der wildheid zijn gekomen, en waarop wij zelfs nog tegenwoordig arbeiden met een door draaien of wrijven voortgebracht vuur.”

Zou 't niet goed zijn, als wij die taal der wilden, der soldaten, der matrozen, der straatjongens, der bakers en kindermeiden, maar lieten voor 't geen zij is; zou 't niet goed zijn, als wij, in plaats van naar die spraakmakende gemeente te luisteren, of, zooals het ook heet, een studie te maken van folk-lore, luisterden naar hetgeen er, eenige maanden geleden, zoo geod gezegd is in the American Philosophical Society? Ziehier: „de tijd is niet meer ver, waarin éen stelsel van maten, gewichten en munten, éen verdeeling van den tijd, éen plan van electriciteits-meting, éen wetboek van internationaal recht, éen wijze van quarantaine en hygiène, éen costuum zullen heerschen in de geheele beschaafde wereld, en met die eenheid van handeling moet en zal er komen éen taal. Dit is niet slechts wenschelijk; het is zeker, dat het zal gebeuren. Als verstandige, zelf-bewuste wezens, die zoowel vooruit als achteruit zien, past het ons onze vermogens te gebruiken om den stroom der dingen zóo te richten, dat die éene algemeene taal niet overgelaten worde [ 59 ]aan het blinde toeval, maar dat zij worde opgebouwd en aangenomen met overleg en met wijsheid.”

Nu, zulk een met overleg en met wijsheid opgebouwde, en thans reeds door ongeveer twee millioen denkende wezens aangenomen algemeene taal, is: volapük. Volapük is de vrucht van de studie en van het denken van een groot taalgeleerde, van een man, wiens geest als doortrokken is met den geest der menschelijke taal. Volapük is te vergelijken met de naaimachine, de schrandere uitvinding van Elias Howe. Ziehier hoe ik dit bedoel. In den steentijd misschien reeds, maar in elk geval in den tijd, toen de mensch nog in holen woonde en in Europa wilde dieren vervolgde met steenen bijlen en vuursteenen pijlspitsen, kwam een der schrandersten reeds op het denkbeeld om dierehuiden aaneen te naaien, door middel van vischgraten, die gebruikt werden om er gaatjes in te prikken. Naderhand, vele eeuwen later, toen de mensch reeds de kunst om metaal te bewerken had geleerd, werden die vischgraten en beenspliters vervangen door metalen naalden. En zulke metalen naalden, een eindje metaaldraad met een punt aan het eene en een oog aan het andere einde, bleven in gebruik tot in onze eeuw, zonder een enkele verbetering te ondergaan sedert de ijzerperiode:| zij waren een uitvinding, niet van de spraakmakende, maar van de naaldmakende gemeente. Wel waren er later sommigen, die getracht hebben machines te maken met naalden, om er mede te naaien; maar nooit gelukten die proeven, want de man, die het probleem zou oplossen, was nog niet geboren. Eindelijk kwam Elias Howe op het denkbeeld om het oog van de naald te plaatsen aan de punt, en de naaimachine was uitgevonden; de naaimachine, de vrucht [ 60 ]van het denken van een groot werktuigkundige. En precies zóó met de taal. In de steenperiode zal de mensch misschien alreeds begonnen zijn woorden te maken, ten minste bepaalde klanken te uiten, waarmede hij honger en dorst, vreugde en smart kon te kennen geven. Later, toen hij reeds in paalwoningen leefde en huisdieren bezat, zal hij misschien wel een koe boe hebben genoemd, en een kiewiet en een koekoek ook wel een naam hebben gegeven overeenkomstig het geluid, dat die dieren maakten; later zal de een of andere Romein dat boe wel veranderd hebben in bos, en koekoek in cuculus, en nog later de een of andere Franschman dit bos in boeuf of een Engelschman in beef; - maar een taal te maken, zóo dat alle menschen op aarde daarin een werktuig hadden om hun gedachten mede te deelen aan anderen, een taal, die den naam verdiende van universeele taal, van wereldtaal - och, de spraakmakende gemeente heeft bewezen, dat zij het niet kon! En evenals met de naaimachine, waren er wel sommigen, die getracht hebben een wereldtaal te maken, maar nooit gelukten die proeven, want de man, die het probleem zou oplossen, was nog niet geboren. Eindelijk kwam Schleyer. Hij dacht na, en hij studeerde meer dan vijftig jaren van zijn leven, en hij leerde meer dan vijftig talen, en zijn heldere geest schiep volapük, de vrucht van het denken van een groot taalgeleerde, de vrucht van kennis en logica.

Ik zou deze vergelijking van volapük met de naaimachine nog veel verder kunnen uitbreiden. 't Zou niet moeielijk zijn aan te toonen, dat, gelijk de naaimachine zeer vere overtreft de naald, uitgevonden door den een of anderen bolenbewoner uit het Neanderthal of uit Engis of Engihoul, zoo ook volapük van Schleyer [ 61 ]zeer verre overtreft elke taal, uitgevonden door de spraakmakende gemeente van elk land der wereld- doch dit boekje zou dan te dik worden, en ik besluit het dus met uit te roepen:

MENAD BAL, PÜK BAL
VOLAPÜK LIFOMÖS
!



  1. Max Müller zegt: „Schleyer's volapük is mij bekend, en ik keur de beginselen, waarop het rust, volkomen goed. Alles, wat ik kan zeggen, is: fiat experimentum. Daardoor zullen de goede en zwakke zijden helder uitkomen.“